Rabin Baldewsingh is méér een cultuurliefhebber is dan een sportman. Toch breekt hij beroepsmatig graag een lans voor de marathon in figuurlijke zin. De finish zal hij naar eigen zeggen waarschijnlijk niet halen. Daar is een langere tijdsinvestering en méér samenwerking voor nodig. Er is tegenwind, maar er is ook beweging en dat stemt hem hoopvol voor de toekomst.
Bij het grote publiek bent u voornamelijk bekend als een man van het openbaar bestuur. U bent echter van meerdere markten thuis. Zo heeft u een woordenboek opgesteld van het Sarnámi en bent u zelfs bezig met een promotieonderzoek naar de verdrukking van deze hindi-taal. Verder schrijft en vertaalt u verhalen en gedichten. Waar komt uw fascinatie voor taal vandaan?
“Taal is niet alleen een communicatiemiddel, maar er zit ook heel veel emotie in. Het uiten hiervan is belangrijk voor je bestaan als mens op deze wereld. Daarom vind ik het belangrijk om naast mijn werk de focus op allerlei andere dingen te richten. Sommigen hebben dat bijvoorbeeld met sport. Ik heb dat met cultuur.
Culturele uitingen zorgen ervoor dat er een beetje ontspanning en rust is. Maar ook dat je kunt genieten. Daar hou ik van. We hebben maar één leven. Als je alleen maar de lasten van de wereld op je schouders draagt, is het lastig om voort te bewegen.”
Heeft u een voorkeur voor een bepaalde schrijver, dichter, artiest?
“Ik kan van meerdere schrijvers en artiesten genieten. Wat dat betreft heb ik een brede smaak. Van Boulleh Shah tot Shakespeare. Van Ernest Hemmingway tot Harry Mulisch. Van Gerard Reve tot Nawal Al Saadawi en meer. Er is zoveel moois geschreven. Wat voor mij belangrijk is, is in hoeverre iemand die iets schrijft of zingt, geslaagd is om mij te raken in mijn onderbuik. Als je de emotie weet te triggeren die mij tot positieve energie brengt, dan is wat mij betreft je werk geslaagd.”
1. De geloofsbelijdenis (shahada)
U bekleedt zelf een ambtelijke functie die een wat langere adem vereist om tot gewenste resultaten te komen. Tijdens het derde Nationale Congres tegen Discriminatie en Racisme, die eind juni heeft plaatsgevonden, heeft u politieke partijen middels een manifest opgeroepen om hun toewijding aan Artikel 1 van de grondwet te hernieuwen. Bij de laatste landelijke verkiezingen, is de PVV de grootste geworden. De partij is een fervent Artikel 1- criticus, en scoort ook nu hoog in de peilingen. Hoe groot acht u de kans dat hier gehoor aan gegeven wordt?
“In principe kan het niet anders zijn dan dat hier gehoor aan gegeven wordt. Als je meedoet aan de verkiezingen en gekozen wordt in het parlement leg je een eed af op de grondwet. Het gelijkheidsbeginsel (Artikel 1) dat allen die zich in Nederland bevinden in gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden, ligt hierin verankerd. Dat geldt ook voor de bescherming van het verschil tussen groepen mensen. Met het manifest heb ik dit onderdeel van de grondwet willen benadrukken.”
Maar als het gelijkheidsbeginsel bij wet geregeld is, waarom is het nodig om dit extra onder de aandacht te brengen?
“Omdat het belangrijk is dat politieke partijen zich bewust zijn van de verantwoordelijkheid die ze op zich nemen, als ze zich inschrijven voor deelname aan de verkiezingen. Als je gekozen wordt in het parlement, sta je in dienst van alle inwoners van Nederland en niet van één specifieke groep of etniciteit. We zijn daarom bezig om alle deelnemende partijen het manifest toe te sturen in de hoop hen ertoe te bewegen om de door ons opgestelde passage op te nemen in hun verkiezingsprogramma. Het bestrijden van discriminatie en racisme valt onder de grondwet. Het is daarmee niet alleen een opdracht aan politieke partijen, maar aan alle 18,1 miljoen Nederlanders.”
In datzelfde 10-puntenmanifest houdt u ook een pleidooi voor inclusief leiderschap. Wat houdt dat volgens u in?
“De Nederlandse samenleving is de afgelopen jaren demografisch gezien behoorlijk veranderd. Het is daarom belangrijk dat er leiders opstaan die niet willens en wetens, en op basis van persoonlijke kenmerken groepen tegenover elkaar zetten. We hebben leiders nodig die niet polariseren, maar juist de verbinding opzoeken. Mensen die niet denken in termen van hier en nu, maar vanaf hier de toekomst. Mensen met een visie van hoe de wereld of het Nederland van morgen eruit moet komen te zien en een duidelijk beeld hebben van wat hun rol op dit moment is. En dat kan wat mij betreft niet anders zijn, dan de rol van bruggenbouwer die verschillen weet te herkennen en te erkennen. Dat is voor mij inclusief leiderschap.”
U bent zelf veertig jaar geleden de politiek in gegaan omdat u zich daartoe geïnspireerd voelde door Joop den Uyl, die destijds PvdA-voorman was. Zou zijn manier van leidinggeven u nog steeds inspireren? En welke voorbeelden van (inclusief) leiderschap zou u nu roemen?
“Elk tijdperk brengt politieke leiders met zich mee. Dus ik weet niet of Joop den Uyl, nu de juiste man op de juiste plek zou zijn. Maar ik ga wel een citaat van hem noemen die nog steeds actueel en belangrijk is: ‘Je moet proberen de boel bij elkaar te houden.’ Nou dat doe je door kennis, macht en inkomen met elkaar te verdelen. Dat betekent concreet dat je ervoor moet zorgen dat mensen de mogelijkheid krijgen om een goed fatsoenlijk inkomen te verwerven; dat mensen gelijke kansen krijgen op de arbeidsmarkt en daartoe dus ook een gelijkwaardige positie moeten kunnen verwerven in het onderwijs. Mensen uit verschillende lagen van de bevolking moeten in staat gesteld worden om aan allerlei knoppen te kunnen zitten. En of het nou in de politiek is, in de samenleving, of in de instituties, dat maakt niet uit. Het gaat om representativiteit.
Dus terugkomend op het begrip inclusief leiderschap, het betekent dat je in de geest van Artikel 1 van de grondwet rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid en representatie als kernwaarden tot je neemt om een goede samenleving neer te kunnen zetten. Helaas zie ik op dit moment dat er veel te weinig mensen zijn in de politiek, maar ook in de media, die deze kernbegrippen tot zich hebben genomen. Dus ik zou willen dat we proberen om, tegen de stroming in misschien, mensen uit te dagen om deze essentiële punten te onderschrijven en ermee aan de slag te gaan. Het maakt mij niet uit wie je bent of waar je vandaan komt, maar als je deze uitdaging durft aan te gaan, ben je wat mij betreft een toekomstige leider.”
U heeft voor de PvdA ooit in de Haagse gemeenteraad gezeten. Zou u, als u gevraagd zou worden om een belangrijke rol te spelen in de landelijke politiek, daar gehoor aan geven?
“Ik heb mijn politieke betrokkenheid vrij lang en intensief ingevuld. En ik ben er nog steeds van overtuigd dat de sociaaldemocratie de samenleving vooruit kan helpen. Maar voor iedereen is er in het leven een tijd van komen en er een van gaan. Ik heb nu de eervolle taak om discriminatie en racisme te mogen bestrijden. Dat is noch links noch rechts. Het gaat over grondwettelijk handelen. Mijn focus ligt dus op het bevorderen van rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid en representatie in Nederland en niet op het vervullen van een politieke rol.”
2. Het gebed (salat)
Over het bestrijden van discriminatie en racisme, heeft u metaforisch gezegd dat het geen sprint is maar een marathon. Kunt u daar wat méér over zeggen?
“Het bestrijden van discriminatie en racisme is niet even geregeld. Het is frappez toujours. Je moet er steeds op blijven hameren, om te kunnen komen tot een inclusieve samenleving. Ik was in eerste instantie voor drie jaar benoemd. Maar in dat korte tijdsbestek kunnen we de houdingen en gedachten van mensen niet veranderen. Daar is méér tijd voor nodig.
Ik maak wel eens de vergelijking met roken. Vroeger vonden we het normaal dat er overal werd gerookt: door de leraar in de klas; door collega’s tijdens vergaderingen op kantoor of in het stadhuis; door passagiers in treinen en in vliegtuigen. Uiteindelijk vonden we met zijn allen dat het niet goed is voor de gezondheid, waardoor we het hebben kunnen weren uit openbare ruimtes. We hebben meer dan veertig jaar nodig gehad, om zo ver te kunnen komen.”
3. De armenbelasting (zakat)
Denkt u dat wij het nog zullen meemaken, een discriminatie- en racismevrije samenleving?
“Zelf zal ik het in elk geval niet meemaken. Zo realistisch ben ik wel. Maar wat ik wel ga meemaken, is dat de beweging die wij zijn opgestart steeds groter en groter gaat worden. En dan kan ik rustig gaan slapen, om het maar zo te zeggen. Dus ik ben hoopvol. Ik zie dat nieuwe generaties mensen opstaan voor wie Nederland dierbaar is. Ze willen erin investeren voor zichzelf, en voor hun (klein)kinderen. De voortgang is traag en er is tegenwind. Maar er is ook iets in beweging gezet. Dat is de winst van het werk dat ik doe.”
Een ontwikkeling die we ook zien is dat bepaalde groepen jongeren ongelukkig en gefrustreerd zijn over hun toekomstperspectief in Nederland en overwegen om hun heil in het land van herkomst of ergens anders in het buitenland te gaan zoeken. Wat zou u hen adviseren?
“Het is een pijnlijke constatering dat deze Nederlandse jongeren, die hier veelal geboren en getogen zijn, zich niet thuis voelen in eigen land. Maar ik weet dat ze niet persé gelukkiger zullen zijn als ze naar Dubai, Marokko, of Turkije vertrekken. Het kan misschien in het begin heel fijn zijn om je onder geloofsgenoten te bevinden, maar vroeg of laat loop je tegen bepaalde culturele en andere kenmerken aan, waar je je niet in kan vinden.
De uitdagingen in Nederland zijn heel groot. Maar de democratische rechtsstaat zoals wij dat hier met elkaar hebben opgebouwd is er wel een die garanties geeft dat je jezelf kunt en mag zijn. Dat is niet overal in de wereld het geval. Wat ik hiermee probeer te zeggen is dat vluchten niet dé oplossing is. Je moet de uitdaging aangaan. En wij van onze kant, daarmee bedoel ik de politiek, de samenleving, en wij als individuen, hebben de verantwoordelijkheid deze jongeren de bescherming en comfort te bieden die ze nodig hebben om te kunnen groeien en bloeien zodat ze een aangenaam leven kunnen leiden. Die gedachte moet wat mij betreft meer naar voren worden gebracht.”
Tijdens het congres heeft u een 10 punten-manifest gepresenteerd voor politieke partijen, om discriminatie en racisme te bestrijden. Welke van deze tien punten heeft wat u betreft de meeste urgentie?
“Ik heb tien kinderen ‘gebaard’. En nu vraag jij mij om er één kind uit te halen tegen wie ik zeg ik hou van jou? Die punten, die zijn natuurlijk niet zomaar gekozen. Daar is echt goed over nagedacht. Samen zorgen ze voor méér gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid en representatie. Ik denk dat alle tien uiteindelijk het verschil gaan maken voor het groter geheel. Dus je moet ervoor zorgen dat er verplicht antidiscriminatiebeleid is; èn dat er in het onderwijs wordt geïnvesteerd; èn dat de lhbqtia+ gemeenschap wordt beschermd enzovoorts Het zijn dus allemaal mijn lovebabies. Daar maak ik geen onderscheid tussen.”
Er zijn echter méér groepen in de samenleving te vinden die wat liefde kunnen gebruiken. Zo wordt er bijvoorbeeld vanuit de hindoe-gemeenschap wat vaker bijeenkomsten georganiseerd voor met name de media, omdat zij zich daarin onvoldoende gerepresenteerd voelt. Waarom is dit niet opgenomen in het manifest?
“Ik ben in principe Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme voor íedereen in Nederland. Maar ik doe niet aan doelgroepenbeleid. Ik werk met cijfers. Dat betekent dat ik kijk naar waar het omhoog schiet wat betreft racisme en discriminatie. En als je naar de data kijkt, dan zie je dat anti-zwart racisme, moslim-discriminatie en de discriminatie van de LHBTI-gemeenschap, héél nadrukkelijk aanwezig zijn.
Daarmee ontken ik niet dat Hindoestanen ook gediscrimineerd worden. De recente spanningen tussen India en Pakistan, die hebben natuurlijk ook effect op de gemeenschappen hier in Nederland. Maar dan pak ik het beet onder het overkoepelende anti-zwartracisme. Beleid maak ik uiteindelijk toch op basis van cijfers.”
4. Het vasten (sawm)
Het volgende punt gaat over uw mandaat. Het goede nieuws is dat deze wordt verlengd. Maar het mindere nieuws is dat het ook een beetje uitgekleed wordt, door het Nationaal programma straks onder te verdelen bij diverse departementen. Nu valt het nog onder één centraal punt, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. U heeft straks dus met meerdere partijen te maken. Is dit wel een verstandige zet?
“Het is een keuze van het demissionaire kabinet. Die heeft bedacht dat het verstandig is om het Nationaal Programma toch weer te laten maken door alle betrokken partijen. Dat was vroeger ook het geval. Door mijn komst is het samengekomen. Nu is de wens daar dat de departementen dat weer gaan doen. Of het verstandig is, weet ik niet. We zullen het gaan zien vanaf volgend jaar. Feit is wel dat het te veel een politiek instrument is geworden helaas. Maar hoewel ik het Nationaal Programma niet meer zal maken, denk ik niet dat er in de werkwijze veel gaat veranderen. Er is mij een stevige rol toebedeeld als adviseur. Ik heb de taak om een verbinder te zijn, een aanjager en een waakhond. Daar waar ik zie dat het gelijkheidsbeginsel in het geding is bij instellingen, bij het bedrijfsleven, bij de rijksoverheid, maar ook op straat, zal ik er iets van blijven zeggen en in mijn adviezen met oplossingen blijven komen. Dat kan ik je garanderen.”
5. De bedevaart naar Mekka (hadj)
Als Nationaal Coördinator ben je ook afhankelijk van de politieke wind die er waait. En die is de afgelopen tijd vrij guur geweest. Het huidige kabinet is er zelfs twee keer om gevallen. Wat heb je hiervan geleerd en welke erfenis hoop je straks achter te kunnen laten?
“Wat heel erg mooi is, is dat we in elk geval meters hebben kunnen maken in het verleden. Het laatste jaar is de pushback inderdaad behoorlijk groot geweest. Het voelt soms als twee stappen vooruit, en weer één terug. Maar we zijn erin geslaagd om discriminatie en racisme bespreekbaar te maken en het op de politiek – bestuurlijke agenda te krijgen. We erkennen en herkennen het, en zijn in staat om met oplossingen te komen. Dus dat hebben we kunnen bewerkstelligen.
Waar ik me wel zorgen over maak is dat in die pushback ook een ontkenning zit van dat er sprake zou zijn van discriminatie en racisme in Nederland. Mensen willen het uit gemakzucht niet zien. Want als je het niet ziet, dan bestaat het niet. Ik denk dat hierin ook een groot gevaar schuilt voor de toekomst.
Want wegkijken betekent dat je de samenleving ontkent en daarmee de sociale onveiligheid vergroot voor heel veel mensen, die er anders uitzien. De bestrijding van discriminatie en racisme is dan ook té cruciaal en té belangrijk om over te laten aan de grillen van de politiek. Daarom vind ik het heel belangrijk dat het instituut NCDR in de wet verankerd wordt. Dat is de grootste erfenis die ik zou willen achterlaten. Niet omwille van het NCDR of vanwege individuele belangen. Maar omwille van het algemeen belang dat Nederland heet.”
Hoe zorg je er tot slot voor dat mensen aan deze marathon mee willen doen?
“Door een coalitie te vormen van welwillende mensen en organisaties met kennis van zaken over wat er zich afspeelt in de samenleving en de geschiedenis daarvan, en die dit aan de hand van feiten kunnen benoemen en delen. We moeten uiteindelijk met zijn allen die marathon uitlopen om te komen tot een bepaald punt, waarbij we kunnen zeggen: ‘dit hebben alle Nederlanders tezamen voor elkaar gekregen.’ Daar moet de nodige tijd voor genomen worden. Dus wat dat betreft zijn we nog maar net begonnen. Het gaat misschien wat traag, maar er is beweging. En dat stemt tot hoop.”
