Wat is volgens jou ‘het recept voor’ een succesvol multicultureel ritueel?
“Wat is een multicultureel ritueel? Ik vraag me af of zo’n ritueel kan bestaan. Omdat een ritueel is verbonden met identiteit en vanuit de gehechtheid aan identiteit zo’n overkoepelend ritueel lastig tot stand komt. Kijk maar hoeveel moeite het de christelijke kerken kost om oecumenisch te vieren. Het echt samenvloeien van rituelen tot een nieuwe hybride vorm waarin verschillende culturen en religies samenkomen, dat zie ik niet zo snel gebeuren. Je ziet natuurlijk wel kleine kruisbestuivingen, vooral bij rituelen met betrekking tot de dood. Bijvoorbeeld dat je op kerkhoven in ons land bij islamitische graven van jonge mensen tegenwoordig ook knuffels ziet liggen. Bij hen is dat geen gewoonte, maar dit rituele element is overgenomen omdat er op de andere graven op dezelfde begraafplaats ook knuffels liggen.
Ik zie het dus niet zo makkelijk gebeuren dat rituelen vanuit verschillende culturen of religies samensmelten tot nieuwe rituelen. Wel zie ik mogelijkheden voor nieuwe, overkoepelende rituelen die appelleren aan onze identiteit als Nederlands burger.”
Vertel, interessant…
“In dagblad Trouw van 22 november 2016 stond een mooi artikel over een nieuwe nationale feestdag, zeg maar een soort van Independence Day, een geboortedag van onze Nederlandse natie of een dag om het Nederlandse burgerschap te vieren. In zo’n soort verbindend ritueel van de staat kunnen we elkaar vinden. Rituelen als Koningsdag of 4 en 5 mei, dat zijn rituelen van iedereen. Daaraan kan iedereen vanuit zijn of haar culturele en religieuze identiteit deelnemen. Ook andere algemene rituelen, die groeien vanuit de samenleving, bieden ruimte voor multiculturaliteit. Markante voorbeelden zijn de rituelen rond het EK en WK, die het hele land oranje kleuren, de stille tochten naar aanleiding van geweld of de herdenkingsconcerten op 4 mei. Dat zijn echt multiculturele rituelen, want daaraan neemt de hele maatschappij deel. Dit soort rituelen geeft de identiteit van ons burgerschap vorm, juist ook in zijn multiculturele gedaante. Het zijn wat mij betreft per definitie rituelen die neutraal zijn: niet gebonden aan welke levensbeschouwelijke traditie dan ook. Anders kunnen mensen zich er niet in herkennen of voelen ze zich buitengesloten. Het zou goed zijn om dit soort rituelen wat meer te ontwikkelen. Om te zoeken naar wat we samen kunnen herdenken en vieren, naar wat ons verbindt. Die momenten zijn er genoeg.
In ziekenhuizen en zorginstellingen wordt soms gepoogd om religies en culturen met elkaar te verbinden. Je ziet dan stilteruimtes ontstaan die zo worden ingericht dat óf iedere religie een eigen hoekje krijgt óf dat de inrichting zo algemeen en neutraal wordt, dat geen enkele religieuze vorm meer herkenbaar is. Alsof er een angst is om religieus ‘kleur’ te bekennen. Dat vind ik wel jammer.”
Hoe zie jij de plaats van religie in de rituelen van nu?
“Als ik me beperk tot de rituelen rondom de dood – want daar gaat mijn onderzoek over -, dan denk ik dat we wat kunnen leren van religieuze rituelen. De kracht van deze rituelen ligt erin dat ze hoop en verlangen durven te benoemen. Dat er taal en symbolen voor handen zijn die gericht zijn op transformatie. Waar is de overledene nu en wie zijn wij? Religieuze rituelen geven ons de kracht om te benoemen dat wij door de dood nieuwe mensen worden. Dat wij veranderen door de dood van een naaste. Dat wij niet alleen met ons gezicht naar het verleden staan, maar dat wij ons ook naar de toekomst mogen richten. Religieuze rituelen bieden ons een zeker evenwicht in terugkijken en vooruit kijken, tussen herinneren en loslaten, hoewel ik met dat laatste woord wel voorzichtig ben. Ik heb het liever over het opnieuw definiëren van de band met de overledene. En dat is precies wat gebeurt bij religieuze rituelen. Die helpen ons de band met de overledene opnieuw te bepalen. Ritueelbegeleiders kunnen de inzichten van religieuze rituelen inzetten in de hedendaagse praktijk. Dat vraagt wel dat ritueelbegeleiders niet alleen ‘volgend’ zijn, maar ook net een stap meer zetten. De klant roept immers niet voor niets hun hulp in. Zet, hoe voorzichtig ook, die extra stap. Want ik ben ervan overtuigd dat een goed ritueel mensen helpt in hun rouwproces. Als een ritueel mensen alleen maar met het gezicht naar het verleden zet, hoe stappen ze dan de toekomst in? Het verleden, de herinnering, gaat natuurlijk mee. In een goed ritueel gaat het echter om een ‘continuing bond’ met de overledene. Als je in het ritueel een eerste stap kunt zetten in het herbenoemen van die nieuw band, dan help je mensen daarmee. Misschien niet direct, maar hoeveel mensen luisteren niet terug naar het ritueel, lezen het nog eens na, bekijken het nog eens op de dvd die ze hebben meegekregen of merken na een jaar dat de woorden op hun plek zijn gevallen?”
Vanuit mijn praktijk merk ik dat mensen een weerstand hebben tegen het woord religie. Kan een hedendaags afscheidsritueel wat jou betreft nog religieus zijn?
“Maar dat gaat over institutionele religie, daar is men inderdaad moe van. Maar als het gaat over hoop en verlangen en over de vraag waar de overleden nu is, dat gaat ook over religie. In het dagdagelijkse leven kun je het woord ‘religie’ wellicht niet gebruiken, omdat dat verwijst naar de religieuze instituten. Maar als je vraagt naar: wat geloof je, wat hoop je, dan raak je in een ander domein en dat noemen we in academische termen evengoed religie. Als mensen een kaarsje branden bij de foto van een overledene of tegen de overledene praten, dat is religieus besef. Het gaat erom hoe mensen hun hoop en verwachtingen uiten in rituelen.
Juist deze, wat David Hall noemt ‘geleefde religie’, kun je als voorganger of ritueelbegeleider aanraken en versterken. Ik vind het overigens wel jammer dat die weerstand tegen het woord religie er is. Maar misschien, als wij ons onderwijssysteem zouden aanpassen en religie-onderwijs zouden geven waarin wij leren om te gaan met levensvragen, deze kunnen plaatsen bij de diverse religies en kunnen genieten van de antwoorden die daarin worden gegeven. Misschien is de weerstand tegen religie dan over pakweg tien jaar verdwenen. Mensen blijven namelijk gevoelig voor levensbeschouwelijke vragen.”