De beroemde boom waar Adam en Eva zich ooit aan vergrepen moet hier ergens gestaan hebben. Maar waar? Misschien op de plek waar nu hoge fabriekspijpen de grond uitrijzen. Ik loop verder en beland in een natuurgebied met bosjes, kreekjes en weidevelden. Dat lijkt er meer op. Toch valt er geen plaatsbord te bespeuren dat aangeeft waar God ooit gewandeld moet hebben. Hij zal het na de zondeval wel meegenomen hebben, denk ik bij mezelf. Zelfs de alziende ogen van deze tijd – de satellieten in de ruimte – zijn blind voor de aanduiding ‘Paradijs’. Uiteindelijk kom ik aan bij de Lovenlaan: een idyllische straat met hofjes en landerijen. Ik klop aan bij camping ’t Sluisje. Een vriendelijk ogende meneer doet open.
Adam en Eva
“Of ik geloof in een paradijs? Vreemde vraag hoor. Zie je niet dat ik er woon? In mijn hof lopen schaapjes, paardjes en ganzen. Er zijn appelbomen en er ligt een kreek. Vroeger noemden ze het misschien de ‘Hof van Eden’. Maar tegenwoordig spreek ik liever van een ECO-camping. Zo’n naam klinkt beter in de oren, ook bij ongelovigen.” Meneer Cijsouw is een van de weinige inwoners van Paradijs. Het gehucht is waarschijnlijk vernoemd naar de eerste bewoners van het gebied, Adam en Eva. Hij heeft ze nooit gekend.
Misschien komt het door zijn vertrouwdheid met Paradijs op aarde, dat Cijsouw ‘eigenlijk nog nooit’ over een hemels hof heeft nagedacht. “Ik zou niet durven zeggen of zo’n paradijs bestaat, maar heb er wel een paar voorstellingen bij. Ik zie dan veel mooie bloemen verschijnen, proef heerlijk fruit en vooral de rust. Maar goed, dat alles heeft mijn Paradijs ook. Een goed klimaat is het enige wat ik mis; het zou weer net zo warm mogen zijn als vroeger, toen Adam en Eva hier naakt rondhuppelden.”
Polenparadijs
“Ik woon in een boeren buitengebied en kom eigenlijk weinig buitenlanders tegen. Toch hebben ze het op tv vaak over problemen met migranten in de Nederlandse samenleving. Nederlanders mogen best wat verdraagzamer zijn, vind ik, en ze moeten minder bang zijn voor nieuwelingen. Soms vraagt iemand mij of ik het niet vervelend vind dat de Polen, die hier bijvoorbeeld in de suikerbietenindustrie werken, ‘onze’ banen inpikken. Nou, ik kan je zeggen dat de nieuwe Adams en Eva’s in dit Paradijs heus niet de hele boom leegplukken. Nederlanders doen liever ander werk. En waarom zouden wij onze winst niet vaker in Polen gaan maken?”
Meneer Cijsouw vindt dat het voor een betere samenleving belangrijk is dat mensen “meer toenadering tot elkaar zoeken, op de werkvloer en daarbuiten”. Dat gebeurt volgens hem nog niet genoeg. We zijn het niet gewend: “Buitenlanders komen hier in eerste plaats om geld te verdienen, niet omdat ze Nederlanders zo aardig vinden. En omgekeerd: de meeste Nederlanders boeken heus geen vliegreisje Marokko om zich in de achtergrondcultuur van Marokkaanse Nederlanders te verdiepen, maar om een kleurtje op het strand te krijgen.
Voor een paradijs in Nederland, of op aarde, is meer nodig. Het valt echt niet zomaar uit de hemel. Zo’n paradijs begint bij geloof… in elkaar. Je moet het samen scheppen.”
Het geloof in een hemels lustoord speelt weinig bij de Paradijsbewoner met Nederlands-Hervormde achtergrond. “Misschien dat ik het idee aantrekkelijk zou vinden bij ernstige ziekte. Dan heb ik iets om naar uit te kijken.”
Gras van de buren
Eigenlijk is het paradijs groter dan het landgoed van zijn camping, bekent meneer Cijsouw na enige aarzeling. “Bij nader inzien zou ik toch heel Nederland een paradijs willen noemen. Zeker als je de kwaliteit van de leefomstandigheden hier vergelijkt met de ‘hel’ in andere landen. We hebben een perfecte gezondheidszorg, ieder kan naar school, er is eten en drinken in overvloed. Het is niet gek dat veel buitenlanders in zo’n rijk paradijs willen wonen en werken.” Volgens de Paradijsbewoner zouden we trotser op ons land mogen zijn. “We mopperen alleen maar, en vinden weinig goed genoeg; misschien zijn we net zo ontevreden over wat we hebben als de eerste mensen op aarde. We klagen over zware bezuinigingen en over buitenlanders die ons arm zouden maken. Dat is erg jammer. Dit paradijs hebben Nederlanders en buitenlanders samen gemaakt, en samen moeten we het nog mooier maken. Het gras van de buren – wie dat ook zijn – is heus niet groener.”
Weer die aarzeling, totdat meneer Cijsouw in de lach schiet. “Maar mijn hof is het groenst van het hele paradijs. Ik ben een uitverkoren gelukzak.”
Voor meer informatie over camping ’t Sluisje: www.campinghetsluisje.nl.
Dat het hier zo goed geregeld is en dat we rijk zijn, mag niet betekenen dat er hier geen problemen zijn en dat alles weggerelativeerd wordt.
Tsja Onno,
We zijn een klagende soort. Maar een beetje dankbaarheid en zien dat we het goed hebben hier, vergeleken met vroeger of elders kan zeker geen kwaad!
Relativeert dat typisch Westerse problemen weg?
Je hoeft toch niet de problemen weg te relativeren om dankbaar te zijn voor het feit dat we het goed hebben? Dat zijn twee andere zaken.
@gauwain, ik leg me neer bij je opmerkingen. Wellicht heb je gelijk.
Mooi stukje. Ik zou alleen wel het woord ‘licht’ vervangen door ‘ligt’.
Het paradijs licht dichterbij dan misschien gedacht: op aarde, in Nederland. Nieuwwij.nl bezocht meneer Cijsouw, een van de weinige bewoners van buurtschap Paradijs in Zeeland. “Ik ben een uitverkoren gelukzak.”
Dank Karin, is verbeterd.
Mooi interview. En ik denk niet dat meneer Cijsouw relativeert in de zin van wegwuiven. Hij gaat niet mee in het generalistisch gemopper en gewijs naar anderen dat zo vaak de boventoon voert.