Wat is de aanleiding geweest voor jullie school om leerlingen te leren dat woorden zowel kunnen vernietigen als opbouwen?
“Tien jaar geleden werden we heel concreet met dit probleem geconfronteerd. Het was het jaar dat filmmaker Theo van Gogh werd vermoord. Hij was neergestoken door Mohammed Bouyeri, vermeend lid van de terroristische Hofstadgroep. Na de moord veranderde het klimaat in Nederland merkbaar. Mensen ervoeren deze moord als een strop voor de vrijheid van meningsuiting. Als reactie werden er juist hardere woorden uitgesproken, maar waren er ook brandstichtingen en vernielingen in moskeeën.
Ik maakte me zorgen over wat er toen over Marokkanen gezegd werd. Eerst rustte hier een taboe op, maar opeens werd alles in alle openheid gezegd. Bij ons op school ging dit een eigen leven leiden. Op elke school heb je groepjes: de alto’s, de kakkers, de gabbers enz. Op deze school werd het echter ‘wij witten’ en zetten zij zich af tegen de Turken en de Marokkanen. Als bijvoorbeeld de schoonmaakster langs kwam, viel er een ijzige stilte.
Dit resulteerde uiteindelijk in een vechtpartij tussen een radicale groep ‘wij witten’ tegen een groep leerlingen van de school naast de onze. Op die school zitten veel Turken en Marokkanen. Door die vechtpartij werd het probleem voor iedereen op school zichtbaar. Tot die tijd werd vooral ik ermee geconfronteerd in mijn lessen maatschappijleer en levensbeschouwing. Leerlingen weigerden botweg om een opdracht over de islam te maken. Nu zagen en voelden de andere docenten ook het probleem en konden we het aan gaan pakken.”
Hoe hebben jullie dat extreem rechtse gedrag aangepakt?
“Dat was niet gemakkelijk. We zijn begonnen zelf deze thematiek aan te pakken, maar al snel kwamen we er achter dat als je dit niet goed doet, het een averechts effect heeft. We probeerden het gesprek op gang te brengen, maar de leerlingen met de grootste mond spraken dan hun rechtse, xenofobe ideeën uit. We gaven deze leerlingen als het ware een podium waarmee we het mogelijk maakten dat hun ideeën verspreid werden. Het was voor ons docenten erg moeilijk om dit proces te beïnvloeden.”
Welke aanpak kozen jullie nadat jullie hadden geconcludeerd dat jullie het zelf niet redden?
“We hebben toen de hulp ingeroepen van de Interculturele Alliantie, dat nu is opgegaan in W!J Leert. De Interculturele Alliantie heeft voor ons een tweedaagse docententraining verzorgd en een peersopleiding. In de peersopleiding werden leerlingen opgeleid om met hun schoolgenoten in gesprek te gaan over hun opvattingen.
Peers werken heel goed. Het probleem bij ons op school was dat de leerlingen hun identiteit gekoppeld hadden aan autochtoon en zich daarmee afzetten tegen allochtoon. Maar doordat het onderdeel was geworden van hun identiteit was het voor ons, docenten, onmogelijk om daarover een discussie te voeren. Je stelt dan iemands zijn ter discussie. Maar met peers wordt de dynamiek heel anders. Zij konden wel het gesprek aangaan. Uiteindelijk is het ons gelukt om ‘het is cool om extreem rechts te zijn’ om te buigen in ‘het is niet cool om extreem rechts te zijn’.”
Was deze opleiding voldoende? Het lijkt me niet makkelijk voor die peers om na een paar trainingsdagen al voor hun klasgenoten gezet te worden om dit gesprek aan te gaan. Ze verschillen nauwelijks in leeftijd en hebben ze zelf voldoende tijd gehad om hun eigen mening te doordenken?
“Nee, de opleiding in dit eerste jaar was onvoldoende. Het was een goede training, maar de peers kregen te weinig bagage mee. De peers konden wel een tegengeluid geven tegen onterechte generalisaties en stereotyperingen, maar ze waren niet in staat om dit te onderbouwen. Dan kwamen ze niet verder dan ‘dat is gewoon zo’. Het was dus vooral sociaal wenselijk gedrag dat ze lieten zien, dat niet in henzelf was verankerd.”
Hoe zorg je ervoor dat het sociaal wenselijke gedrag verandert in een oprechte mening?
“In het daarop volgende schooljaar hebben wij samen met de Interculturele Alliantie een zwaar project gedraaid. Een groep van twintig derdejaars hebben we een intensief trainingsprogramma aangeboden. Dit programma bestond uit een week werken aan bewustwording, een week oefenen in trainingsvaardigheden en een reis naar Polen waar ze Auschwitz bezochten.
Dit programma werkte heel goed. De leerlingen wilden mee op reis. Daardoor ontstond er een beweging van leerlingen die met de docenten mee gingen doen. We gingen samenwerken. En dat leidde tot een cultuurverandering.”
Is die cultuuromslag blijvend?
“Bij ons is die cultuuromslag inderdaad blijvend, maar we zetten dan ook jaarlijks extreem in op dit thema. Elk jaar gaat er een groep van twintig derdejaars naar Auschwitz en die geven daarna op school les. Dit levert de school heel veel op. Er is niet alleen een cultuuromslag geweest, maar door de peertrainers geven we ook het signaal af dat alle leerlingen serieus genomen worden. De sociale veiligheid is daardoor op school toegenomen en ondertussen zit respect voor elkaar in onze identiteit verankerd.
Hiermee stoppen is onmogelijk. Onze voormalige directeur was hier heel helder in. Hij zei: ‘We zijn nog altijd een witte school. De dynamiek van tien jaar terug kan terugkomen.’”
Het project vraagt echter een grote geld- en tijdsinvestering. De werkdruk in het onderwijs is al hoog. Hoe houden jullie dit vol?
“Er is wel eens wat gemor onder docenten, maar we zien ook de positieve effecten. Het is ook prettig dat de onderwijsinspectie ons roemt voor onze inspanningen. Maar uiteindelijk is het niet onze kerntaak en moeten we er voor blijven zorgen dat de leerlingen goed presteren op het examen.
Dit project behoort dus niet tot onze kerntaak. Ik vraag me af of het überhaupt een taak van het onderwijs is. Het is een maatschappelijke taak om burgers bij te brengen hoe we om gaan met de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en hoe we samenleven. Maar de samenleving is nu te weinig idealistisch, de politiek is te populistisch en de media te sensatiebelust. Wij poetsen nu de poep van de samenleving weg.
Toch kunnen we niet anders. Als wij vinden dat je mag zijn wie je bent, dan moeten we de leerlingen ook leren hoe je dat in praktijk brengt. Als wij vinden dat we tolerant moeten zijn, zullen we de leerlingen moeten leren hoe ze tolerant zijn. Ik ben diep onder de indruk van de speech die Roman Kent, overlevende van Auschwitz, uitsprak. ‘Nooit meer Auschwitz’. Als het bij deze woorden blijft, bereik je niets. Je moet de woorden in praktijk brengen, je verantwoordelijkheid nemen.”
Wat is het effect bij de individuele leerlingen?
“Het mooiste effect is dat we zien dat de leerlingen nuances in het debat leren zien en dat ze leren om genuanceerd hun mening te verwoorden. Er is bijvoorbeeld een leerling waarmee ik in de eerste klas ruzie heb gemaakt. Zij weigerde om een islamopdracht te maken. In de derde klas ging zij mee met de Polenreis. Ik sprak haar toen weer en zei: ‘Weet je nog dat je in de eerste klas weigerde om de islamopdracht te maken?’ ‘Ja, dat weet ik nog. Ik denk nog steeds hetzelfde als toen, maar ik kan me nu ook in andere ideeën verplaatsen.’ Het leek alsof haar computer, haar hersenen, nog aan het draaien waren om alle informatie te verwerken. Later kwam ik haar weer tegen. Ze deed toen een opleiding tot beveiliger op het MBO. Daar zat ze met allerlei culturen door elkaar en was ze totaal anders gaan denken. Dat is het mooiste: leerlingen leren door dit project zelf te denken.”