Amina Wadud (Verenigde Staten, 1952) levert een belangrijke bijdrage aan het debat over de herinterpretatie van de bronnen, en in het bijzonder de Koran. Een van haar belangrijkste motieven is dat ze wil vaststellen of de positie van vrouwen in islamitische samenlevingen een juiste afspiegeling is van de islam zoals die bedoeld is. In de meeste islamitische samenlevingen hebben vrouwen minder status – en macht – dan mannen. Wadud onderzoekt de Koran, om te kijken of vrouwen ook in de ogen van God minder zijn dan mannen. Haar conclusie is dat uit de Koran vooral gelijkwaardigheid tussen man en vrouw spreekt.
De Koran is in de eeuwen na Mohammed vooral door geleerde mannen geïnterpreteerd, en het is niet verwonderlijk dat een mannelijk perspectief de overhand heeft. Bovendien is de Koran geopenbaard in een bepaalde context, waarin de culturele verhoudingen tussen mannen en vrouwen al gevormd waren, en interpretaties vaak daarop gebaseerd waren. De man werd als uitgangspunt genomen voor de mens in het algemeen, waardoor de vrouw – of haar interpretatie – geen plaats meer had. Om zuiver te kunnen zien wat de positie van de vrouw is binnen de islam, is een nieuwe interpretatie van de belangrijkste bron van de islam nodig.
Wadud bouwt verder op het werk van Leila Ahmed door te stellen dat de Koran een geheel is, en dat verzen niet los van het geheel geïnterpreteerd kunnen worden omdat er dan betekenis verloren gaat. Pas als de Koran in zijn geheel bekeken wordt, kan de werkelijke betekenis van de tekst begrepen worden. Ze wijst hierbij op het verschil tussen algemene waarden en deugden die uit de Koran gedestilleerd kunnen worden (de ‘geest’ van de Koran) en specifieke verzen die wellicht vooral relevant waren in de tijd van Mohammed.
Wadud stelt dat de boodschap van de Koran zich weliswaar uitbreidt tot onze samenleving en onze tijd, maar dat dat niet betekent dat de context waarin zij geopenbaard werd geen rol speelt. Bepaalde wetten of verzen kunnen vooral betrekking hebben gehad op de sociale omstandigheden in de tijd van Mohammed. De ‘geest’ van de Koran, de algemene principes, zijn vooral relevant voor deze tijd. Zoals Wadud zegt: ‘Elke islamitische samenleving moet opnieuw op zoek naar de algemene principes die voortvloeien uit de details. Deze principes zijn eeuwig en kunnen in elke sociale context worden toegepast.’
Een voorbeeld hiervan is dat op basis van de specifieke verzen in de Koran de slavernij nooit had kunnen worden afgeschaft, omdat er in verschillende verzen wordt gerefereerd aan het houden van slaven. Echter, de ‘geest’ van de Koran legt vooral nadruk op gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid en menselijke waardigheid, waardoor in islamitische samenlevingen de slavernij is afgeschaft. Ook voor de positie van de vrouw geldt dat de nadruk van de ‘geest’ van de Koran ligt op gelijkwaardigheid, en niet op de specifieke verzen waarin vrouwen een mindere positie lijken te hebben ten opzichte van mannen.
In haar tekstanalyse kijkt Wadud vooral naar de manier waarop God de gelovigen in de Koran behandelt en of er een wezenlijk verschil aan te wijzen is. Haar conclusie is dat God mannelijke en vrouwelijke gelovigen op dezelfde manier aanspreekt, en de eisen voor het geloven voor mannen en vrouwen gelijk zijn. Voor zowel vrouwen als mannen is de manier waarop God wil dat ze hun geloof belijden hetzelfde. God maakt geen verschil tussen individuen op basis van sekse, rijkdom, kennis of nationaliteit, maar alleen op basis van vroomheid (taqwa). In de Koran worden man en vrouw op dezelfde manier geschapen, uit één ‘zelf’, één nafs. God schept alles in paren, de man en de vrouw zijn een paar. Hiermee wordt ook de eenheid van God benadrukt, God is één, en daardoor wezenlijk anders dan de mens, die onderdeel van een paar is. Geen mens kan beweren dichter bij God te staan dan een ander mens. Ook de schuld voor de val uit het paradijs delen man en vrouw, de meervoudsvorm wordt in dat verhaal vrijwel overal gebruikt. De vrouw is in de islam dus niet de enige schuldige voor de val uit het paradijs, waar dat in het christendom wel zo is. Dit alles wijst er op dat mannen en vrouwen voor God gelijke waarde hebben.
Volgens Wadud is het van belang de Koran opnieuw te interpreteren omdat de vrouwelijke interpretatie van de Koran afwezig is geweest de afgelopen veertien eeuwen, waardoor er een eenzijdige interpretatie is ontstaan. Bovendien moet de Koran als geheel worden geïnterpreteerd, om zo de algemene principes uit de Koran te kunnen destilleren. Die algemene principes zijn de eeuwige boodschap van God, die weer kan worden toegepast op hedendaagse situaties. De focus op specifieke verzen die vooral in de tijd van Mohammed van toepassing waren, maar nu hun relevantie verloren hebben, vertroebelt de kijk op de intentie van de islam, de ware bedoeling van God. Kijkend naar de algemene principes spreken uit de Koran vooral de waarden gelijkwaardigheid, wederzijdse eer, respect, rechtvaardigheid en menselijke waardigheid. Zo geïnterpreteerd kunnen vrouwen juist op basis van de Koran en de islam hun gelijkwaardigheid bevechten, de emancipatie zit in de religie.