In ‘mijn’ gemeente, de JohannesCentrumgemeente in Utrecht, ging het op Palmzondag in de kerk echter niet zo zeer over die intocht (al kwam die wel ter sprake) maar veel meer over een ander intens moment in de verhalen die ons vertellen over de laatste dagen van leven van de man uit Nazareth. De nacht in het Hof van Gethsemane, direct voorafgaand aan de arrestatie van Jezus en uiteindelijk zijn kruisiging en dood. Zijn doodsangst en zijn smeekbede aan God: “laat deze beker aan mij voorbij gaan” maar ook het “niet mijn, maar uw wil geschiede”. Onze dominee, Toos Wolters, hield er een preek over die door merg en been ging. Over de doodsangst van Jezus, en zijn uiteindelijke trouw, en over de trouw van pater Frans van der Lugt die nog maar zo kort geleden in Syrië vermoord werd. Over de overtuiging van Ignatius van Loyola, de stichter van de orde waar pater Frans toe behoorde, dat de mens geschapen is om op God afgestemd te zijn – en dat dát alle andere overwegingen overtroeft. Tot de overweging van het eigen lijfsbehoud aan toe.

Zoals – naar ik vermoed – zo’n beetje alle kerkgangers in de Johannes, was ik tot in ’t diepst van m’n ziel geraakt door de preek van Toos. Er is echter één ding dat in het bijzonder bij me is blijven hangen. Dat gaat over dat “niet mijn, maar uw wil geschiede”. Dit is een uitspraak die hele generaties gelovigen heeft beroerd. Als je het op het eerste gezicht bekijkt, lijkt het alsof het lijden en dood van Jezus de wil van God zouden zijn geweest. Maar hoe is dat te rijmen? Hoe is dat in Godsnaam toch te rijmen met een God die een God van levenden is en niet van doden? Een God van liefde? Dat ís ook niet te rijmen. Sterker nog: wie het zo verstaat, verstaat het volkomen verkeerd.

Het lijden en de dood van Jezus van Nazareth was, net zoals de moord op pater Frans, het werk van mensen. Van mensen die zich kennelijk bedreigd voelen door de geweldloze inzet voor mensen in de hoek waar de klappen vallen – de inzet die de Jezus uit het nulde-eeuwse Palestina en de Frans uit het 21e-eeuwse Syrië met elkaar gemeen hebben. Die moorden, daar heeft God niets mee van doen. De moord op deze twee rechtvaardigen is letterlijk goddeloos werk. De clou ligt dan ook niet in de dood van deze twee mensen, maar in die uitspraak van Ignatius: het afgestemd-zijn op God. Wat zich uit in die inzet voor kwetsbare mensen. In trouw aan mensen die in de hoek zitten waar de klappen van de macht vallen. De wil van God is niet dat een rechtvaardige mens sterft – maar dat die mens trouw blijft aan God’s lievelingen, aan kwetsbare mensen. En ja, dat kan leiden tot de dood. Tot de dood door de handen van de goddelozen, in het Jeruzalem van de nulde eeuw en het Homs van de 21e eeuw. De dood van Jezus en van pater Frans is geen direct gevolg van de wil van God, maar een indirect gevolg. Zij bleven trouw, tegen hun eigen doodsangst in, aan hun afgestemd-zijn op God en op Zijn mensen. Dat leidde tot de dood.

Ik ben de Goede Week ingegaan met dát inzicht voor ogen. Uiteindelijk is de trouw aan God en Zijn kwetsbaarste mensen de maat waaraan wij allemaal gemeten zullen worden. De God van Jezus van Nazareth en van pater Frans uit Homs, die ook mijn God is, is een God van levenden. Het is Zijn wil dat wij aan die levenden trouw zullen zijn. Maar soms vereist die trouw dat wij ons leven prijsgeven.

Moge God met ons zijn, mocht het ooit ook met ons zover komen.
Moge God met mij zijn, mocht het ooit ook met mij zover komen.

Heleen Ransijn

Heleen Ransijn

Theoloog en predikant

Heleen Ransijn studeerde in 1999 af aan de Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht. Tijdens haar studie deed zij onder meer …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.