“Op de verbijsterde blik van de jongen, vervolgde Julio: ‘Als jij je vrijheid in de waagschaal wilt stellen voor een paar dollars, dan zul je die wel hard nodig hebben’. Nog meer verwarring bij de jongen. Uiteindelijk eten ze samen, krijgt Julio zijn portemonnee terug (om het eten te kunnen betalen), krijgt de jongen twintig dollar mee en geeft daarvoor in ruil zijn mes aan Julio[1].”

Het is een verhaal dat al een tijdje de ronde doet op internet. Of het waar gebeurd is, weet ik niet en dat vind ik eigenlijk ook helemaal niet interessant. Wat ik er wél interessant aan vind, is de geest die eruit spreekt. Dat is een andere geest dan we – vooral in deze tijd – gewend zijn. Je zou de mensen de kost moeten geven die ’s avonds niet meer de straat op durven uit angst voor juist zo’n jongen met een mes, omdat ze uit de krant en misschien ook wel uit de verhalen van vrienden weten dat dit soort dingen gebeuren. En op veel grotere schaal: mensen die in angst leven voor een terroristische aanslag in ons land omdat ze op het journaal horen dat er mensen zijn die dit soort aanslagen plegen. Angst die je wereld kleiner maakt, op slot gooit. En het lastige is dat niemand kan ontkennen dát die dingen waar we zo bang voor zijn ook daadwerkelijk gebeuren. Het is geen ingebeelde angst.

Aanleiding tot angst hebben is één ding. De vraag of je er vervolgens aan toegeeft is iets heel anders. Julio Diaz had alle redenen om bang te zijn. Hij gaf er alleen niet aan toe. Wat hij deed, was in meer dan één opzicht ontwapenend. Hij gaf zijn portemonnee af. Met andere woorden: hij gaf zijn berover geen aanleiding om dat mes te gebruiken. En dan gebeurt het: hij doet iets totaal onverwachts. In plaats van zijn berover te verwensen denkt hij met hem mee: je hebt geen jas, neem die van mij maar. Je hebt hem kennelijk harder nodig dan ik.

Hoor ik hier een echo van de Bergrede? Als iemand je onderkleed opeist, geef hem ook je bovenkleed. Als iemand je dwingt om één mijl met hem te gaan, ga er twee. Het herinnert me ook aan één van de verhalen die verteld worden over Franciscus van Assisi. Als die aankomt bij de stad Gubbio, hoort hij over een wolf die daar het vee rooft en de buurt terroriseert. Mensen durven ’s nachts niet meer naar buiten te gaan vanwege hun angst voor die wolf. Franciscus doet hier ook iets onverwachts. Hij gaat naar de wolf toe en noemt hem ‘broeder’. Hij erkent dat de wolf eten nodig heeft, maar hij spreekt hem aan op de angst die hij veroorzaakt. Uiteindelijk komen de wolf en de stadsbewoners tot een overeenkomst. Zij zorgen dat de wolf genoeg te eten heeft, en de wolf blijft verder van hun vee af en legt zijn agressie af. Franciscus erkende de behoefte van de wolf aan eten – en daarmee werd tegelijk voorzien in de behoefte aan veiligheid van de mensen van Gubbio. Julio Diaz erkende op zijn beurt de behoeften van zijn berover, en daarmee ontwapende hij hem. Beide hielden zich aan de wijze raad uit de joodse traditie: ‘handel uit liefde en niet uit vrees’.

Het lijken erg naïeve verhalen. Maar dat is bedrieglijk. Wie naar een wolf toestapt, loopt een reëel risico om door dat wilde beest aangevallen te worden. Wie het gesprek aangaat met een overvaller, loopt een reëel risico dat deze zich tegen je keert. Voor beide stappen is een aanzienlijke hoeveelheid moed nodig. Maar is moed niet juist hetzelfde als: niet toegeven aan angst? Angst, zo komt het mij vaak voor, is tegenwoordig de overheersende emotie in onze samenleving. Op kleine schaal – mensen die de straat niet meer op durven uit angst om overvallen te worden, of erger – en op grotere schaal. Het wordt de oorlogshitsers van onze tijd mogelijk gemaakt om oorlog te voeren omdat mensen in ons deel van de wereld bang zijn dat ze anders onder de voet gelopen worden door de horden uit het oosten. Nieuw is dit op zich niet. Alleen is met het voortschrijden van de technologische ontwikkeling de schaal van het moorden tijdens die oorlogen steeds groter geworden, en de handeling van het moorden zelf steeds anoniemer. Plus dat het, met de enorme communicatiemogelijkheden die we tegenwoordig hebben, allemaal zoveel dichterbij lijkt te komen. Waardoor er weer meer aanleiding lijkt te zijn voor angst.

Het meest gevaarlijke van angst is dat iemand die door angst beheerst wordt veel makkelijker te manipuleren is. En daarmee kom ik weer uit op die oorlogshitsers die ik daarnet al noemde. Want de koude, kille werkelijkheid is: er hebben mensen belang bij die angst van ons, hier in het – nuchter bekeken – gewoon heel erge veilige Westen.  Er wordt verdiend aan oorlogen. De Amerikaanse invasie van Irak in 2003, die tot op de dag van vandaag zoveel dramatische gevolgen heeft: wie is daar nu echt beter van geworden? Antwoord: de wapenhandelaren, de ‘particuliere beveiligers’ (lees: huurlingen), en al die andere bedrijven die flink verdiend hebben aan de Amerikaanse militaire aanwezigheid daar. Zoals er ook bedrijven zijn die grof verdienen aan IS en al die andere extremistische groeperingen in het Midden-Oosten, waar we hier zo bang voor zijn. Er wordt grof verdiend aan onze angst.

De verhalen van Julio Diaz in New York en Franciscus in Gubbio laten echter zien dat er een alternatief is voor angst. Dat heeft alles te maken met je niet laten meeslepen, maar een situatie van beide kanten beschouwen en oog hebben voor de diepere oorzaken. En vooral: handelen uit liefde, niet uit vrees. En zeker niet uit winstbejag.

(Wie geïnteresseerd is in een meer praktische uitwerking van het bovenstaande wijs ik graag op het pamflet Met IS voor de deur van Kerk en Vrede.)

[1] In: Geloven in Nederland 2-2, mei 2014.

Heleen Ransijn

Heleen Ransijn

Theoloog en predikant

Heleen Ransijn studeerde in 1999 af aan de Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht. Tijdens haar studie deed zij onder meer …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.