De monniken hier zijn zeer geïnteresseerd in hoe het chanboeddhisme in het verre Nederland wordt beoefend, en voeren ook graag een interculturele dialoog. Afgelopen zondag 25 mei vond in het klooster een seminar plaats onder leiding van de abt van het klooster, de eerwaarde Xuecheng. Naast Ton Lathouwers en mijzelf was professor Wei Dedong van Renmin Universiteit de derde spreker. Het onderwerp was de ontmoeting van het Chinese boeddhisme met het Westen.
Nadat Ton Lathouwers eerst een beeld had geschetst van zijn eigen ontdekking van het Chinese boeddhisme via zijn leermeester Teh Ching, en van de manier waarop binnen de Maha Karuna Chan wordt gemediteerd, probeerde ik in kaart te brengen wat de uitdagingen en de mogelijkheden zijn van een ontmoeting tussen het Chinese boeddhisme en het Westen.
De culturele verschillen zijn aanzienlijk. Ten eerste wordt het boeddhisme in het Westen beoefend als een individuele religie, vaak gericht op persoonlijke transformatie. In China is de beoefening van het boeddhisme vooral collectief, en gericht op bijdragen aan een betere samenleving (het boeddhistische bodhisattva ideaal richt zich op het bevrijden van alle levende wezens vanuit compassie). Ten tweede zijn er in het Westen weinig boeddhistische kloosters en vooral leken. In China zijn er ook veel leken, maar de opbouw van kloosters wordt als heel belangrijk gezien. Zoals een van de monniken het formuleerde: de monniken zijn nodig als dokters en heelmeesters van de samenleving. Ten derde spelen rituelen en ceremonies de grootste rol in het boeddhisme in China, terwijl in het Westen vooral de beoefening van meditatie centraal staat. En ten vierde wordt het boeddhisme in het Westen vaak als een vorm van spiritualiteit beschouwd, terwijl in het in China een echte religie is.
In de communicatie leveren deze verschillen een aantal problemen op. Veel westerlingen hebben het beeld dat er in China geen religie bestaat. Anderen geloven dat er weliswaar religie in China bestaat, maar alleen verschillende staatsreligies waar alle waarachtige spiritualiteit uit is geperst. Daarnaast heeft het Chinese boeddhisme een grote achterstand qua bekendheid in het Westen. We zijn al vijftig jaar bekend met het Tibetaans boeddhisme, wie kent de Dalai Lama niet? De Japanse zen is ook al sinds de jaren zestig als spirituele stroming geaccepteerd. Het Theravada boeddhisme heeft al een lange en eerbiedwaardige geschiedenis in de westerse cultuur. Maar Chinees boeddhisme? Wat zijn daarvan nu de karakteristieken?
Uit het seminar kwamen drie aspecten naar voren. De verering van de vrouwelijke bodhisattva Kwanyin (die doet denken aan de westerse Maria-verering) verwijst naar een grote nadruk op compassie. Het tweede, daarmee verbonden, aspect is dat Chinees boeddhisme altijd geëngageerd boeddhisme is (humanistisch boeddhisme). Het spreekt vanzelf dat boeddhisten maatschappelijk actief zijn, aan liefdadigheid doen, zorg verlenen, enzovoort. Steeds wanneer ik in China vertel over de opleiding tot boeddhistisch geestelijk verzorger aan de VU, wordt dit met instemming begroet. Het derde aspect is dat Chinese boeddhisten minder denken in termen van scholen en denominaties. “Wij zijn van de school van de Boeddha”, luidt steevast het antwoord als ze gevraagd worden bij welke boeddhistische school ze horen.
De snelle opkomst van het boeddhisme laat zien hoezeer er in het huidige China een enorme behoefte is aan zingeving en spiritualiteit. Het Longquanklooster wordt in het weekend bezocht door zo’n zeshonderd lekenvolgelingen die allemaal leider zijn van een dharma study group: wekelijkse gespreksgroepen voor enkele tientallen leken die overal in Beijing plaatsvinden. Er wordt gesproken over de boeddhistische leer, maar ook en vooral over persoonlijke en familieproblemen: echtscheidingen, ziektes, conflicten, problemen op het werk.
In mijn vorige blog vertelde ik hoe de keizerin-moeder Cixi (1835-1908), die vele decennia lang vanachter de schermen China regeerde, een vrome boeddhiste was, en Kuanyin vereerde. Vandaag de dag is het een publiek geheim dat de echtgenote van president Xi Jinping een overtuigd boeddhiste is. Plus ça change, plus c’est la même chose: hoe meer er verandert, hoe meer het op hetzelfde neerkomt.
Een mooi verhaal. Hoop doet leven zou je zeggen. Ik ben echter niet zo optimistisch. Ongeveer 6 jaar geleden was ik voor het laatst in China. Te gast bij vrienden van mijn chinese echtgenoot. Na mijn studie Wereldreligies in Conflict en Dialoog bij de Tilburgse universiteit was ik erg nieuwsgierig naar religie in China. We bezochten verschillende beroemde tempels en een prachtig nieuw museum in Kunming. Daar in de omgeving was 50 jaar ervoor bij een opgraving een enorme hoeveelheid gouden boeddha beeldjes en aanverwante religieuze artikelen gevonden. Die werden nu in het museum tentoongesteld. Het was een prachtige colectie en men was er trots op. Maar….ze hadden dus niets met religie te maken. Boven de deur stond een groot bord met ‘Ons culturele erfgoed”. Ook in een artikel dat ik later las in een Engelstalige krant in Shanghai, betoogde een vrouwelijke minister keer op keer dat het ging over het chinese culturele erfgoed. Het woord religie mag niet gebruikt worden. De Chinese regering is als de dood voor religie en probeert daarom meer belangstelling te wekken voor het Confucianisme, want dat is een levensovertuiging. Ze zoeken wel naar wegen om mensen wat meer mores bij te brengen.
Boeddhistische tempels worden gerestaureerd en worden veel bezocht, maar zolang het bij rituelen blijft (en wie weet eigenlijk nog waar boeddhisme echt om gaat?) wordt het gezien als een cultureel verschijnsel en wordt het gecontroleerd getolereerd. Tempels zijn ook grote toeristische attracties.
In een beroemde tempel in Nanjing probeerde ik een gesprek aan te knopen met een monnik, die toen ineens geen Engels meer sprak en onze vriend (professor aan de universiteit van Shanghai) vond het een genant gedoe, onze interesse voor een stuk achterlijke geschiedenis.
Ik kan de twee verhalen niet goed bij elkaar krijgen, maar het zou prachtig zijn als er meer ruimte zou komen voor religie in China. In ieder geval is het hoopvol dat er uitwisselingen plaatsvinden tussen Oost en West.