Ook Karen Armstrong bijvoorbeeld, die in haar nieuwe boek In naam van God het beeld nuanceert dat religies de belangrijkste oorzaak van geweld in de wereld zijn, schrijft erg weinig over het boeddhisme. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de westerse associatie tussen boeddhisme en geweldloosheid. Maar in hoeverre is deze associatie terecht?
Inderdaad wordt het boeddhisme vaak in verband gebracht met vredelievendheid, tolerantie, geweldloosheid, en eerbied voor alle levende wezens. Daarom wordt het boeddhisme zelfs ook wel ten voorbeeld gesteld aan andere religies.
Maar op dit hedendaagse beeld van het boeddhisme valt wel het een en ander af te dingen. Ook boeddhistische landen hebben hun oorlogen gekend, zoals bijvoorbeeld Tibet en Birma. In Japan werden aan het eind van de Tweede Wereldoorlog de kamikazepiloten ondersteund door hun zenmeesters om met een onbezwaard gemoed hun zelfmoordaanslagen te plegen.
Het boeddhistische idee van ‘leegte’ werd misbruikt om doden te rechtvaardigen: aangezien alles leeg is, is er eigenlijk niemand die doodt, en niemand die gedood wordt. Zenpriester Brian Victoria heeft deze excessen levendig beschreven en gedocumenteerd in zijn boek Zen at War. En meer recentelijk is de wereld opgeschrikt door boeddhistisch geweld in Sri Lanka en Birma tegen andere religieuze minderheden in die landen. Het geweldloze imago van het boeddhisme behoeft dus wel enige nuancering.
Maar een dringender vraag dan die of het boeddhisme nu geweldloos is of niet (hét boeddhisme, of dé boeddhistische leer, bestaat overigens niet, ook niet volgens de leringen binnen het boeddhisme zelf) is of er een boeddhistisch antwoord te vinden is op het huidige geweld vanuit de radicaal islamitische hoek, en op de polarisatie die dat geweld inmiddels met zich heeft meegebracht. Met andere woorden: is het mogelijk om ons, vanuit boeddhistisch perspectief, te ‘wapenen’ tegen de valkuilen van angst, dualiteit, polemiek en strijd?
Ik denk zelf dat het grootste potentieel voor zo’n antwoord gelegen is in de boeddhistische visie van het niet bestaan van een autonoom, individueel zelf, en de daaruit volgende opvatting dat alles wat leeft onlosmakelijk wederzijds met elkaar verbonden is. Deze opvatting van wederzijdse verbondenheid kan ons helpen om allerlei vormen van polarisatie en wij-zij denken tegen te gaan.
Terwijl de westerse religies vaak juist de uniciteit van het individu, diens unieke band met God, en de verlossing van de persoonlijke ziel vooropstellen, staat in het boeddhisme die wederzijdse verbondenheid centraal. De Vietnamese zenleraar Thich Nhat Hanh heeft dat mooi verwoord als ‘interzijn’: “ik ben, daarom ben jij er; jij bent; daarom ben ik er.” Vanuit die opvatting van interzijn kunnen we komen tot een waarachtig ecologisch wereldbeeld, waarin we niet krampachtig proberen om onszelf te verdedigen tegen ‘de ander’, maar inzien dat we zelf ook altijd met die ander verbonden zijn. Thich Nhat Hanh benadrukt ook: “Het kind in Oeganda, vel over been, dat ben ik … maar de wapenhandelaar die dodelijke wapens aan Oeganda verkoopt, dat ben ik ook.”
Dat klinkt natuurlijk mooi, maar hoe zou zo’n manier van denken nu in de praktijk een bijdrage kunnen leveren? Een mogelijk nieuw gebied waarbinnen mensen op boeddhistische wijze bij zouden kunnen dragen aan een wereld zonder geweld is dat van de boeddhistische geestelijke verzorging: mensen die vanuit hun geworteldheid in boeddhistische beoefening de gevangenissen en ziekenhuizen binnengaan om daar anderen bij te staan. Op de Vrije Universiteit hebben we sinds 2012 een (post)academische opleiding tot boeddhistisch geestelijk verzorger. Daar leiden we boeddhistische bodhisattva’s op om waarachtig bij te dragen aan een betere wereld, met minder geweld en minder lijden.
Dit is een voorbeeld van geëngageerd boeddhisme: steeds meer boeddhisten komen van hun meditatiekussen af om ook in de samenleving van vandaag actief de handen uit de mouwen te steken. Dat vind ik een positieve ontwikkeling. Spiritualiteit wordt nog steeds te vaak geassocieerd met navelstaren, maar dat is allang niet meer zo. Uit een recent promotieonderzoek van Joantine Berghuijs bleek dat nieuwe spirituelen juist bovengemiddeld maatschappelijk betrokken zijn. Dat geldt denk ik ook voor boeddhisten in Nederland.
Wanneer de focus op meditatie binnen het boeddhisme wordt verruimd, kan het westerse boeddhisme wellicht ook haar puberteit ongroeien, waarin zij volgens een eerdere bijdrage van Stefan van Weers nog steeds verkeert. Hopelijk kunnen we in de toekomst dan steeds vaker spreken van een geweldloosheid ‘in naam van Boeddha’.
Heel goed stuk. Van der Braak toont uitstekend aan hoe het hedendaagse boeddhisme positieve bijdragen kan leveren in conflictsituaties. Het Nederlandse boeddhisme lijkt z’n puberteit allang achter zich te hebben gelaten.
Leuk stuk. Ik vraag mij wel af of een geëngageerd boeddhisme, zoals geestelijk verzorgenden, nou zo een een specifiek boeddhistische bijdrage aan een betere wereld is. Ik ken humanistische en christelijk geestelijk verzorgenden die dat minstens net zo goed doen. Dat geldt ook voor liefdadigheidswerk en altruistische (voor zover mogelijk) inzet voor anderen. Dat doen onze medemensen uit theistische en niet-theistische overtuigingen toch al veel langer? Is het willen terugzien van een vredige mind in praktisch handelen niet gewoon weer een vorm van westers, misschien materialistisch, resultaat denken? Ik huiver voor “westers boeddhisme”.
Volgens mij ligt de meerwaarde van de Dhamma (leer van de Boeddha) juist niet in het van je meditatiekussen opstaan maar in het veel meer op het kussen gaan zitten, meer navelstaren. Ik ken geen enkele lering van de Boeddha waarin de beoefening van meditatie achter die van maatschappelijk handelen wordt gesteld, zijn die er wel dan hoor ik dat graag. Veelmeer onderwijst de Boeddha dat het inherente verlangen dat wij heben aanzet geeft tot haat en geweld. Het enige antidotum is het verstillen en uiteindelijk vernietigen van dit verlangen middels moraliteit, concentratie en wijsheid. Hier is juist meditatie voor nodig en misschien wat minder handelen.
Neem bijvoorbeeld de ontwikkeling van metta, liefde-vriendelijkheid (zie bijvoorbeeld https://buddho.nl/metta-de-filosofie-en-beoefening-van-universele-liefde/). Als de beoefening van moraliteit zoals onderwezen door de Boeddha als basis beoefening wordt genomen en wordt aangevuld met concentratie meditatie gericht op het ontwikkelen van universele, niet-oordelende, zelfloze liefde, dan verandert de eigen mind langzaam maar zeker in een baken van rust, stabiliteit en geweldloosheid. Verlangen en haat worden dan minder. Is dat niet een mooie bijdrage van de Dhamma?
Zonder nadrukkelijke beoefening van moraliteit, concentratie en wijsheid vervalt “de boeddhist” net zo gemakkelijk in de valkuilen van geweld, seksueel wangedrag, liegen en ga zo maar door als wie dan ook, daar zijn inmiddels genoeg voorbeelden van, misschien wel met name bij de grote boeddhstische organisaties die meditatie achter imago en handelen zetten.
Als de mind niet getraind wordt dan veranderd er niets. Een betere wereld begint toch echt bij jezelf. Is een zuivere liefdevolle mind, een vredig, rustig en geweldloos leven niet voldoende ‘praktische’ bijdrage?