Het wordt echter anders als je weet, dat dit de eerste keer sinds twaalf jaar of zo is dat hij in z’n uppie zijn eigen stad uit is. Hij heeft geen geld om op vakantie te gaan, op die twee keer in het jaar na dat we er samen een lang weekend tussenuit gaan. Ook naar Schiermonnikoog trouwens. We zijn daar al een paar jaar ‘stamgast’ op een boerderij die ook wat vakantiehuisjes op het erf heeft staan. Eenvoudig, betaalbaar, lekker midden tussen de koeien en de schapen en de kippen. Mijn broertje komt daar helemaal tot rust. Want eigenlijk is hij helemáál geen stadsmens. Maar z’n eigen stad kent hij tenminste; dat is vertrouwd. En hij is ook nog straatmuzikant, en dan ben je op de stad aangewezen. Plus dat het natuurlijk wel makkelijk is om alles binnen handbereik te hebben. Maar ja, de stad, dat is ook: drukte en herrie. En daar kan hij niet tegen. Dan wordt het onrustig in z’n hoofd.
Mijn broer is zo iemand die ‘niet past’ in onze samenleving. Hij is een uitstekende technicus, maar in de fabriek zou hij binnen de kortste keren gek worden. Hij weet meer van Nederlandse planten en insecten dan menig bioloog en hij is een geboren leraar, maar in het onderwijssysteem zou hij het geen dag uithouden. Hij heeft zich er al jaren geleden maar bij neergelegd. Hij past niet en zal nooit passen. Punt uit.
Ik ken wel meer mensen die ‘niet passen’. Zoals bijvoorbeeld mijn lievelingsneef (het zit kennelijk in de familie bij ons). Het grote verschil is dat hij zich er níet bij heeft neergelegd. Dat begon al ruim dertig jaar geleden, toen hij actief werd in de kraakbeweging. En later heeft hij met z’n eigen handen een koninkrijkje opgebouwd in de vorm van de grootste levende genenbank van oude landbouwgewassen in Europa. Op een paar hectare aan de rand van Utrecht staan de meest uiteenlopende planten te groeien en te bloeien.
Dat is één ding dat mijn broer en mijn lievelingsneef in ieder geval ook gemeenschappelijk hebben: ze houden van het buitenleven, van alles wat groeit en bloeit. En nu heeft mijn broer pas geleden de kans gekregen om – in ieder geval voor een maand – op Schier te gaan werken. Op diezelfde boerderij waar hij en ik al een paar jaar ‘stamgast’ zijn. Hij heeft die kans ook gegrepen, hoewel hij het vreselijk spannend vond. Afgelopen vrijdag is hij afgereisd. Sindsdien heeft hij iedere dag wel een keer gemaild. Hij heeft twee te vroeg geboren kalfjes de fles gegeven, en afspraken gemaakt met een strandtent om daar eens per week te komen zingen. De eerste berichten zijn dus goed. Misschien dat hij daar, op dat kleine overzichtelijke eiland, eindelijk een beetje kan thuiskomen. Midden tussen de koeien en de schapen en de kippen, en de planten en insecten, de vogels, het strand, de duinen en de kwelders. Want thuiskomen, dat is toch iets waar we allemáál naar verlangen. Of je nu ‘past’ in de samenleving waar je toevallig woont of niet. En laten we wel wezen: die mensen die ‘niet passen’, de misfits zoals het Engels dat zo pakkend zegt, zijn vaak niet het slechtste soort. Ik heb er twee in de familie, dus ik weet waar ik het over heb. Misfits verdienen ook een thuis!