En het lijkt me toch dat die het nauwst betrokken zijn bij het hele verhaal. Het zijn hun ouders, kinderen, familieleden en geliefden die dood onder de restanten van hun platgebombardeerde huizen vandaan worden gehaald; zij zijn het die in de overbelaste (en vaak ook gebombardeerde) ziekenhuizen liggen en die hun woon- en werkgelegenheid tot puin geschoten zien worden. Zij zijn het die weer wat hoop kregen toen er onderhandelingen begonnen werden en die deze hoop weer moesten laten varen toen Israël vorige week van de onderhandelingstafel wegliep. Zij zijn het ook, die niettemin weigeren om zich bij de situatie neer te leggen. Zij zijn het, die soms ronduit zeggen: “Wij hebben niets te verliezen, want we hebben alles al verloren.”

Dit zijn de geluiden die ik hoor van mijn eigen vrienden en bekenden die uit de Gazastrook afkomstig zijn of daar nog steeds wonen. Zoals Ali en Laila, die onvermoeibaar hun berichten vanuit Gaza de wereld in sturen. Of Yasmeen, die op dit moment zelf in Jordanië verblijft maar in angst zit over haar familie. Terwijl de bommenregen op Gaza volop aan de gang was, beviel zij in Amman van haar eerste kind, een dochtertje. Geen militanten, geen jihad-strijders, geen van drieën. Gewoon jonge mensen, die een toekomst willen. En die niettemin zeggen: “We hebben niets meer te verliezen”.

Dat ‘niets meer te verliezen’ is geen uiting van wanhoop. Hoe paradoxaal het ook lijkt: het is een uiting van verzet. De inzet van de Palestijnen bij de onderhandelingen was: opheffing van de blokkade die de Gazanen al zeven jaar lang het leven onmogelijk maakt, openen van de grenzen, ruimte voor de vissers om hun brood te verdienen zonder dat ze door Israëlische marineschepen beschoten of geënterd worden. Zijn dit de eisen van extremisten? Het gaat om heel gewone dingen, die iedere staat nodig heeft om leven te kunnen bieden aan zijn burgers.

Het ‘niets meer te verliezen’ van de Gazanen betekent: voor minder dan dit gaan we het niet meer doen. Geen ‘bestand’ dat alleen maar een terugkeer betekent naar de situatie van twee maanden terug, de moordende blokkade, de beschietingen door het Israëlische leger van boeren die de pech hebben dat hun land vlakbij de grens ligt, de aanvallen met gevechtsvliegtuigen en drones die ook al gebeurden vóórdat het een officiële militaire operatie werd. Israël kan blijven bombarderen, er zullen nóg meer Gazaanse burgers omkomen, er zal nog meer kapot gemaakt worden. Maar als het aan deze drie jonge mensen ligt, aan Ali, aan Laila en aan Yasmeen, is de inzet: opheffing van de blokkade, of niets. Vrijheid, of anders maar liever dood.

En zij weten alle drie heel goed dat de Israëli’s niet in het oneindige door kunnen gaan met moorden en platbombarderen. Iedere burgerdode beschadigt de toch al precaire internationale reputatie van Israël. Iedere dag dat de slachting doorgaat betekent méér mensen die zich ertegen keren, méér bedrijven die de handelsbetrekkingen stopzetten, méér stemmen die roepen om de zaak bij het Internationaal Strafhof aanhangig te maken. Dat is ook een paradox: iedere dag dat het doden doorgaat, vergroot de kans dat de vrijheid er uiteindelijk zal komen. Zelfs al wordt de prijs voor die vrijheid dagelijks hoger.

Wij hebben niets meer te verliezen. Alles liever dan terugkeer naar een situatie die een permanente gevangenis betekent. Vrijheid, of anders maar dood. Dat is de boodschap van mensen uit Gaza. Horen wij ze?

Heleen Ransijn

Heleen Ransijn

Theoloog en predikant

Heleen Ransijn studeerde in 1999 af aan de Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht. Tijdens haar studie deed zij onder meer …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.