Zelfs hier in het Westen wordt er te veel over de aanwezige moslimvrouwen gesproken in plaats van dat een gesprek met ze wordt aangegaan. Ik ondervind het aan den lijve als moslima, geboren uit Marokkaanse ouders op Nederlandse grond. En zelfs als men met je in gesprek gaat, is het nog lastig om echt gehoord te worden.

Laatst sprak ik bij een kerk van de Protestantse gemeente over mijn leven als moslima in de Nederlandse samenleving. Hierbij ging ik in op mijn persoonlijke geloofsbelevenis en vertelde ik over de diversiteit aan geloofsuitingen binnen de moslimgemeenschap. Diversiteit die ik als rijkdom ervaar. Geloof betekent voor elke gelovige iets anders en kent verschillende uitingsvormen en toch ben je in al die verscheidenheid met elkaar verbonden in een geloofsgemeenschap. Het publiek luisterde aandachtig en herkende zich in wat ik vertelde; de twijfels over geloof in de jongere jaren, de rebellie tegen de heersende opvattingen, de troost die op latere leeftijd weer terug wordt gevonden in het geloof in de Schepper. Ik had er duidelijk over nagedacht en mijn persoonlijke beleving gevonden, merkte het publiek op.

En toen kwam toch die ene vraag: maar waarom kies je ervoor een hoofddoek te dragen, en jezelf daarmee te stigmatiseren? Mijn eerste impuls was om te reageren met: pardon, dat is uw perspectief, u stigmatiseert mij! Maar ik herpakte mezelf want tja, ik snapte deze reactie wel. Ondanks dat ik zojuist een verhaal had gehouden over hoe zelfstandig en zelfbewust ik in mijn geloof en het leven probeer te staan. Een dergelijke reactie was in mijn ogen logisch. Ik wist dat deze mensen een andere beleving kunnen hebben, een ander perspectief op dingen, waaronder hoofddoeken. Een hoofddoek is iets uit de tijd van hun grootmoeders en, voor sommigen, hun moeders. Ouderwets en achterhaald.

Maar voor mij heeft een hoofddoek een andere betekenis. Ik ken een wereld waarin een hoofddoek niet symbool staat voor stigmatisering en onderdrukking. Ik doel dan niet op de leefwereld van de moslimvrouwen in Marokko die Roosmarijn Bakker beschrijft, maar op mijn eigen persoonlijke leefwereld waarin ik de vrijheid heb om tot eigen inzichten en keuzes te komen. Ik probeerde dit uit te leggen aan het publiek door te vertellen waarom ik sinds mijn kinderjaren een hoofddoek draag. In eerste instantie was het vooral een middel om bij de volwassen vrouwen in de familie te horen. Pas in mijn puberjaren kreeg het voor mij een meer religieuze waarde. Het werd een uiting van geloof in God en, gek of niet, het geeft mij een gevoel van veiligheid. Zoals een christen een kruisje draagt en een jood zijn keppeltje, draag ik mijn hoofddoek, voegde ik er nog aan toe. Het hoort bij mij. Een andere aanwezige moslima met hoofddoek vertelde waarom zij een hoofddoek droeg; eerst omdat het zo hoorde in de familie en later omdat zij het zelf wilde, omdat het een stukje van haar identiteit was. ‘Ik doe er toch niemand kwaad mee?’, vroeg ze zich hardop af.

Ik herkende haar neiging om zich te verdedigen. Het gevoel dat je je moet verantwoorden voor een keuze die over je eigen leven gaat.  Aan de ene kant is dat vervelend, maar aan de andere kant ook een uitgelezen kans om tekst en uitleg te geven en jouw eigen verhaal te doen. Met de voorwaarde dat er echt geluisterd wordt. In het geval van deze Protestantse gemeente leek dat wel te gebeuren. Ik hoopte dat zij begrepen dat veel vrouwen een hoofddoek dragen vanuit een bewuste keuze, dat het van toegevoegde waarde is voor hun persoonlijke leven en groei. En nogmaals, dat ieder persoon, dus ook een moslima, zijn eigen verhaal heeft.

En dat laatste ondervind ik ook in mijn eigen onderzoek naar religieuze identiteitsontwikkelingen onder Marokkaans-Nederlandse jongvolwassenen. In een twintigtal diepte-interviews met mannen en vrouwen maak ik kennis met verschillende levensverhalen en visies op wat geloven inhoudt. Opvallend is dat zowel mannen als vrouwen geloof enerzijds als een levenskader beschouwen en anderzijds als een middel tot persoonlijke vooruitgang. Deze jongvolwassenen zien geloof als middel om de grenzen van hun sociale en maatschappelijke vrijheid op te kunnen rekken. Vrouwen die het voorbeeld van Khadija, de eerste vrouw en grote geliefde van profeet Mohammed en succesvol zakenvrouw, gebruiken om richting hun familie hun ambities en carrière te verantwoorden. Mannen en vrouwen die wijzen op de laatste woorden van de Profeet op zijn sterfbed om als moslimgemeenschap elkaar niet op afkomst of huidskleur af te wijzen: daarmee leggen ze hun ouders uit dat zij niet per se een Marokkaanse huwelijkspartner hoeven (wat hun ouders meestal wel willen) en vergroten ze hun keuzevrijheid als het gaat om de liefde.

Het moge zo zijn dat deze jongvolwassenen ook hun dilemma’s kennen, zoals wij die allemaal kennen. Dilemma’s die voortkomen uit het leven in een wereld waarin verschillende opvattingen en perspectieven rondgaan, in de samenleving en in eigen kring zoals familie. Het belangrijkste voor mij is dan te horen hoe moslimvrouwen én moslimmannen tot hun eigen perspectief komen. En die verhalen wil ik straks als ik klaar ben met mijn onderzoek graag doorvertellen, zodat we meer inzicht krijgen in wat moslims er nou allemaal zelf van vinden. In de tussentijd vertel ik hier en daar mijn eigen verhaal.

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.

Nora Asrami

Religiewetenschapper / Islamoloog

Promoveert aan de Vrije Universiteit naar de geloofspraktijk van Marokkaans-Nederlandse moslimjongvolwassenen. Werkzaam als programmamaker …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.