Door: Anja ten Klooster
Rabia al-Basra leefde aan het eind van de achtste eeuw in Basra, Irak. Zij was de vierde dochter van het gezin. Tot spijt van haar vader die liever een zoon had gewild, maar God vertelde hem dat zijn dochter uitverkoren was. Na de dood van haar ouders werd ze verkocht als slaaf. Haar meester zag echter een miraculeus licht boven haar hoofd. Ze mocht gaan en werd leerling van de preker Hasan al-Basra. Zo kwam ze in contact met het soefisme. Zij was ook diegene die de islamitische mystiek van het soefisme heeft uitgewerkt van een ascetische praktijk tot een volwaardige mystiek van liefde en eenwording. Centraal in het soefisme staat de notitie van mahabba, een zuivere alomvattende en belangeloze liefde voor – en van – God. Het is een volledig opgaan van het zelf in de directe ervaring van God.
De verhalen over Rabia al-Basra doen sterk denken aan de hagiografieën van christelijke vrouwelijke heiligen in de middeleeuwen in Europa. Ook hier werden de verhalen als een vormingsmiddel gezien. Het was de periode dat vrouwen meer en meer gingen deelnemen aan het religieuze leven, en waarin vrouwen werden opgeroepen om hun wereldse bestaan in te ruilen voor een leven in gebed en contemplatie. Daarbij kreeg de navolging van Christus, imitatio Christi, vooral de vorm van vereenzelviging met zijn lijden. Hun weigering om de gebruikelijke weg, trouwen, in te gaan werd ingegeven door het idee van zuiverheid voor de hemelse bruidegom, Christus. Rabia sloeg ook allerlei verzoeken om te trouwen af, maar dat was meer omdat ze meende dat ze anders in haar zoektocht naar God gehinderd zou worden door de dagelijkse beslommeringen. Een constante bij al deze vrouwen is hun vroomheid en dat ze hun inzichten en opvattingen in hun dagelijkse leven vormgaven.
Van Rabia al-Basra zijn geen mystieke verhandelingen bekend, maar er zijn wel verhalen over hoe ze haar opvattingen in haar dagelijkse leven vormgaf. Een van de legendes combineert vroomheid met huiselijkheid. Zo verbood ze haar keukenmeid een keer om uien te lenen bij de buren met het argument dat ze alleen God om een gunst wilde vragen. Op dat moment viel een overvliegende vogel met een geschilde ui in zijn snavel pardoes in de pan. Ze weigerde van de schotel te eten omdat ze bang was dat de duivel haar wilde bedriegen. Ze kon hier geen wonder in zien, want zoals ze zou hebben gezegd: Mijn heer is geen uienkoopman.
Al haar vroomheid was gebaseerd op het gevoel van bezinning, inkeer, geduld en dankbaarheid. Een zeer individuele wijze van religiebeleving, een vorm die ook goed past in de huidige tijd. Een religiebeleving gebaseerd op de liefde van God en de zoektocht naar intimiteit met hem, net als bij de middeleeuwse vrouwelijke heiligen die bruid wilden worden van Christus. Haar religieuze pad loopt van geestelijke zuivering en een ascetische levensstijl van gebed en contemplatie, via verschillende fases van inkeer, overgave, armoede en liefde naar het één worden met God. Het is een levenslange proces van spirituele ontwikkeling gecentreerd rond kennis en liefde voor God.
Deze heiligenverhalen en hun omgaan met geloof laten op een begrijpelijke wijze de essentie van religie zien. Het zijn herkenbare persoonlijke verhalen. Wat zo modern is aan de vrouwelijke heiligen die zo hartstochtelijk streefden naar een persoonlijke verering met hart en ziel van God, is dat al hun kennis gebaseerd is op persoonlijke ervaringen van bewustzijnstoestanden die voorbij de normale menselijke perceptie gaan. Deze verhalen komen voor binnen het christendom en islam. Daarin verschillen de islam en het christendom niet. Ze laten een weg zien tot verlichting vormgegeven door vrouwen en voor vrouwen.
Anja ten Klooster studeert aan de Universiteit van Amsterdam. Bovenstaande tekst is een bewerking van haar paper voor de module islam.
Kijk hier voor het eerste deel van de serie.