Wanneer was de Verlichting?

Wanneer je het over de Verlichting hebt, dien je altijd te beseffen dat het begrip op twee manieren wordt gebruikt, namelijk op een periodieke en een bovenperiodieke manier. Achttiende-eeuwse denkers als Kant en Condorcet zagen hun tijd weliswaar als een belangrijke periode, als een periode van stroomversnelling, maar ze namen ook in andere perioden elementen van verlichting waar. Kant definieerde ‘verlichting’ in zijn beroemde opstel Beantwoording van de vraag: wat is Verlichting? eens als ‘De ontsnapping van de mens aan de onmondigheid waaraan hij zelf schuldig is.’ En in die definitie heeft hij het duidelijk niet alleen maar over zijn eigen tijd.

Wanneer we iets willen zeggen over ‘dé Verlichting’, als historische periode, dienen we te kijken naar de gemeenschappelijke inzet van de hoofdfiguren uit de achttiende-eeuwse filosofie. En wanneer we dat doen, valt ons een sfeer van scepsis op. De grote achttiende-eeuwse filosofen leverden niet alleen sceptische kritiek op het geloof der vaderen, maar ook op de grote pretenties van de rationalistische systemen uit de zeventiende eeuw, bijvoorbeeld die van Descartes en Spinoza. Zij bekritiseerden de dogmatiek, ook de rationele dogmatiek.

Die scepsis leidde tot twijfel, tot een impasse. Want wat bleef er nog aan houvast over wanneer je niet meer kon vertrouwen op het geloof, maar ook niet meer op de onfeilbare ratio? Denkers als Hume, Lamettrie, Rousseau en Kant hebben die impasse allemaal ervaren en daar op hun eigen manier een uitweg uit gezocht. De achttiende-eeuwse Verlichting is, simpel samengevat, het verhaal van die impasse en de antwoorden erop.

Hoe keken Verlichtingsdenkers tegen religie aan?

De verhouding van Verlichting en religie is in wezen tamelijk complex. Om te beginnen was de reformatie, het protestantisme, een belangrijke oorzakelijke factor voor het ontstaan van de Verlichting. Protestantse denkers als Balthasar Bekker en Pierre Bayle hebben als wegbereiders gefungeerd, en in wezen had ook het denken van Spinoza protestantse trekken. Spinoza hield er bijvoorbeeld zijn eigen soort – uiteraard zeer ‘ketterse’ – christologie op na en ging om met de collegianten, een intellectuele en zeer op geloofsvrijheid gerichte beweging binnen het protestantisme.

VeenbaasEen belangrijk thema gedurende het gehele tijdperk was het thema der geloofsvrijheid. Ook dat had te maken met de opkomst van het protestantisme en dan in het bijzonder met de hevige godsdienstoorlogen die daarvan het gevolg waren. Rijken van relatieve vrijheid ontstonden in de eerste protestantse naties, in de Republiek der Nederlanden en het Engelse koninkrijk na de Glorious Revolution. Montesquieu keek in zijn beroemde boek Over de geest van de wetten vol bewondering naar het nieuwe Engelse staatsbestel en baseerde er zijn fameuze theorie over de scheiding der machten op.

Natuurlijk kent de Verlichting ook een seculariserende trend. De belangrijkste impuls was hier het grote zelfvertrouwen dat men kreeg als gevolg van de enorme resultaten van de natuurwetenschappen en het nieuwe natuurwetenschappelijk empirisme. Dat zelfvertrouwen betekende ook scepsis, ten aanzien van alles wat niet op natuurwetenschappelijke wijze kon worden aangetoond. Ook het moderne atheïsme werd geboren in de achttiende eeuw, je treft het eigenlijk al aan bij denkers als Lamettrie en D’Holbach.

Toch verdween de religie bepaald niet helemaal. In de laatste decennia van de achttiende eeuw tref je vormen van vooruitgangsgeloof aan, bij denkers als Lessing, Kant, Condorcet en Paine, waarin religieuze trekken vallen aan te wijzen. Je zou kunnen zeggen dat dat religieus getinte denken later furore heeft gemaakt in het werk van bijvoorbeeld Hegel en Marx (ook al kwalificeerde die laatste zichzelf nadrukkelijk als atheïst). Het verhaal van de verlichting en de religie is dus veel complexer dan vaak wordt voorgesteld.

En de rede?

Er wordt altijd gezegd dat de Verlichting de tijd van de rede is, maar dat is maar ten dele waar. Wel kun je zeggen dat Verlichting een tijd van wetenschap is, een tijd dat de empirische, wetenschappelijke denkwijze opgang maakte. Maar het werd daarmee ook de tijd dat de grote pretenties van de oude rationalistische systemen onder vuur werden genomen, die als onwetenschappelijk, als ijle luchtfietserij, werden gezien. En daarmee juist een periode waarin de rede werd bevraagd en bekritiseerd. De rede kreeg een bescheidener rol dan bij denkers als Descartes en Spinoza. In plaats van een trap naar de hemel en het heelal werd het een kritisch en sceptisch instrument. En bij tijden werd die rede zelfs een volstrekt ondergeschikte plaats toebedeeld. Hume typeerde de rede als ‘de slaaf van de hartstochten’ en als een soort gevoel op zichzelf. De nadruk op het empirische voerde de Verlichting ook nadrukkelijk naar de zintuiglijkheid en het gevoel.

‘De Verlichting als kraamkamer’ verscheen bij uitgeverij Nieuw Amsterdam. Kijk hier voor meer informatie.

Jabik Veenbaas

dichter, schrijver, vertaler en filosoof

Profiel-pagina
Mariska-Jansen

Mariska Jansen

Filosoof / Journalist

Mariska Jansen is journalist en redacteur. Zij schrijft over filosofie, recht, multiculturele samenleving en feminisme.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.