Jaren geleden heb ik zelf met veel plezier deze roman die verscheen in 1966, gelezen. Ik herinner mij er niet veel meer van. Maar hoewel het verhaal voor mij verwaaid is op de wind, heb ik wonderlijk genoeg iets van de sfeer van dit boek bewaard. Een boomloos landschap, veel rotsen, stenen. Het noorden, uitputting, de kou.
Vorige week heeft W. Ottenspeer een biografie over Hermans gepubliceerd. Uit de biografie komt een man naar voren die leefde vanuit de rancune. Rancune omdat hij geboren en getogen was in een klein land met een kleine taal. Rancune misschien gevoed door zijn ervaring als kind, dat zijn motoriek slecht was en hij onhandig was; hij zou zich waarschijnlijk herkend hebben in het beeld van een kind dat angstig met zijn rug tegen een muur staat dat het boek van Ottenspeer siert. Hij voelde zich gekrenkt. Rancune omdat hij niet de erkenning kreeg van zijn lezers en van heel de mensheid die toch kon weten dat hij altijd gelijk had.
De relatie tussen hem en de menigte, tussen ‘hij’ en ‘zij’ beheerste zijn leven. De ‘anderen’ kregen wat zij wilden, leefden onbekommerd, maar ‘hij’ werd niet op waarde geschat. Iedereen was tegen hem, hij stond alleen.
Hij voelde zich de zondebok, degene die te lijden had en van alles beticht werd. Hij ontving hoge literaire prijzen, maar hoe belangrijk ze ook waren, hij bleef volharden in zijn bittere rancune. Hij genoot van polemieken, hij vond het heerlijk uit te varen tegen anderen, want dan had hij het gevoel dat hij echt leefde. Maar intussen verloor hij al zijn vrienden en hij stierf in eenzaamheid.
Rancune is een verschrikkelijk verschijnsel. Het woord heeft oorspronkelijk te maken met het woord ‘ranzig’, ‘rinse’. Er zijn verschillende omschrijvingen zoals ‘blijvend boosheid op iemand die je kwaad heeft gedaan’, ‘opgekropte haatgevoelens’, diep gewortelde haat’, ‘wrok’, maar geen van deze omschrijvingen laten de diepte en breedte zien van de rancune. ‘Wrok’ is het Nederlandse woord dat nog het beste het verschijnsel omschrijft.
Rancune is een vergif, dat de rancuneuze mens helemaal doordringt. Alles komt in het teken te staan van de rancune. Ze begint met rivaliteit. In het al of niet uitgesproken conflict, kun je het gevoel krijgen dat je bejaagd wordt. Je wilt graag erkend worden als een uniek mens, die een model van handelen is voor iedereen.
Dat anderen dan jij op het schild verheven worden, kun je moeilijk verkroppen. Rancuneuze mensen weten zich al het onrecht te herinneren dat hun overkomen is. Je voelt dat je een ‘loser’ bent en de anderen ‘winnaars’. De winnaars zijn wel zo goed om je te prijzen. Maar je kunt dit niet anders zien dan als huichelarij of als een voortzetting van het conflict met andere middelen. Je droomt van een wisseling van de wacht, maar je weet dat dit het einde van je rancune kan betekenen. Dat je herboren wordt en heel anders moet gaan leven.
Een heel volk kan rancuneus worden wanneer haar leiders dat zijn. Hitler is een afschrikkend voorbeeld. De IS meent dat zij in het Midden-Oosten mensen moet vermoorden en kunstschatten vernielen. Hun gezamenlijke rancune richt zich op het Westen, dat na de Eerste Wereldoorlog de huidige staten stichtte en hun grenzen vaststelden.
Hoe ontkom je aan de rancune? Vergelijk je nooit met een ander. Dat heeft geen zin, want iedereen is uniek.
Ad ´tu quoque´ Dominicaan Lascaris.
In 1995 bracht de TV-NOS-nieuwspresentatrice het Nederlandse volk op de hoogte van het overlijden van de Nederlandse geleerde en auteur W.F. Hermans. Ze vertelde erbij dat in de nagelaten papieren van de schrijver een spelfout was ontdekt. In plaats van ´die´ had Hermans ´dat´ getikt. Of zoiets. Of ze die fout triomfantelijk bracht, herinner ik mij niet meer.
Een officiële trap achterna dus, uit lijkt mij rancune. En niet de wrok van Hermans, maar die manifest afkomstig van het Nederlandse volk, door die geïnstrueerde nieuwslezeres vertegenwoordigd.
Hermans torste een gevaarlijke traditie door Multatuli, Slauerhof, Kousbroek, B. Huet instand gehouden, met hun kritiek op de Nederlandse cultuur. En niet die genoemde personen waren rancuneus, maar van dit gif was en is Nederland cultureel doortrokken. Kousbroek i.h.b. heeft daarop gewezen.
Ook mag in dit verband verwijzing naar Sokrates niet ontbreken. De gifbeker stond Hermans te wachten. Dominicaan Lascaris reikte hem die ongedwongen aan.