Als ik op donderdag in het zwembad kom, kun je kiezen uit twee verschillende baden: het wedstrijdbad met een temperatuur van 27 graden Celsius en het doelgroepenbad met een temperatuur van 31 graden Celsius. Nu ik dit zo opschrijf, merk ik dat ik het onderscheid tussen deze twee zwembaden beter wil duiden, maar dat niet kan. Ik kan niet zeggen dat het ene bad voor de fanatiekeling is en het andere bad voor de slome, het ene bad voor de fysiek gezonde mens en het andere bad voor de kreupele. Als ik in het wedstrijdbad zwem, spat aan de ene kant van mij het water op door de echte fanatiekelingen die super snel door het water schieten, en aan de kant spettert het omdat een half verlamde man op zijn zij een uur van de ene kant naar de andere kant zwemt.
Op donderdag is het druk. Als je je baantje trekt, moet je eerst kijken wie je in je baan gaat tegenkomen om vervolgens te besluiten hoe je daarmee omgaat. Het is een kwestie van communiceren. Iedereen wil dit goed doen, want tegen elkaar aanzwemmen is voor niemand een pretje. Dus wijkt de een voor de ander uit, of wissel je van schoolslag naar borstcrawl om even iets minder ruimte in te nemen. Zo houden we elkaar te vriend.
Maar de communicatie blijft zeker niet hiertoe beperkt. Ik kom altijd in mijn eentje naar het zwembad en hoewel ik echt niet de grootste kletskous ben, voer ik elke week wel een of meerdere gesprekjes. Binnen twee maanden heb ik een aardig deel van de zwemmers leren kennen. En waar gaat het dan zoal over? Tja, eigenlijk over van alles. Over ziek zijn, conditie opbouwen, jezelf overwinnen. Maar ook over hoe je je techniek kunt verbeteren, over de mislukte stadsvernieuwing of de opening van het nieuwe station.
En ontstaat hierdoor gemeenschap? Jazeker. De mensen onthouden wat er gezegd is. We blijven elkaar steunen, we blijven gezellige praatjes maken, we hebben even contact. We kunnen aan elkaar zien of het goed gaat of dat je er vandaag even wat meer moeite mee hebt. Je weet je gezien.
Het zwembad is een mooie plek. Ik kom hier een doorsnede van de samenleving tegen die vollediger is dan op welke andere plek waar ik kom. Immigranten, nieuwe Nederlanders en rasechte Arnhemmers. Jonge mensen en ouden van dagen. Gespierde perfecte lichamen en mensen die in een rolstoel naar de rand van het bad worden gerold. Mensen die krap bij kas zitten en mensen die meer dan genoeg geld hebben. En het mooie is: in het water doen die verschillen er niet toe. We zwemmen en we zijn. Dat is genoeg.
En werken we nou bewust aan deze gemeenschap? Nee. We komen om te zwemmen. De gemeenschap ontstaat spontaan aan de rand van het bad, simpelweg doordat we ons openstellen en oprecht nieuwsgierig zijn naar elkaar. Het klinkt zo simpel, maar wat zou het mooi zijn als we ons eens wat vaker openstellen en oprecht nieuwsgierig zijn na de ander. Zodat niet alleen in het zwembad maar ook daarbuiten een gemeenschap kan ontstaan waarin plek is voor allen.