Met betrekking tot religieuze diversiteit zijn er ruwweg twee benaderingen in de hedendaagse theologie. De eerste benadering, die van het pluralisme, benadrukt de overeenkomsten tussen religies, en probeert te komen tot een synthese: alle religies zijn pogingen om een en dezelfde waarheid te verwoorden, het gaat erom om tot die essentie door te dringen. De tweede benadering, die van het particularisme, benadrukt juist de verschillen tussen religies. Iedere religie heeft een unieke eigen identiteit, en de verschillen tussen religies zijn niet zomaar te overbruggen.

Beide benaderingen zijn terug te vinden in de studie van de mystiek. Sommigen zien in de mystieke ervaring de uiteindelijke eenheid van alle religies belichaamd. De mystici van alle tijden en alle religies wijzen ons voorbij de cultuurgebonden relatieve verschijningsvormen van religies naar de absolute bron van iedere religie. Anderen daarentegen waarschuwen dat alle mystieke ervaring altijd geconstrueerd wordt binnen de traditie waarin ze plaatsvindt.

Eckhart bevindt zich in het brandpunt van deze discussies. Sinds de negentiende eeuw, toen  Schopenhauer al verklaarde dat Eckhart en de Boeddha hetzelfde leren, is Eckhart bewierookt als een ‘universeel mysticus’ die een brugfiguur vormde tussen verschillende religies, met name tussen christendom en boeddhisme. Veel Japanse zenboeddhisten hebben Eckhart geclaimd  als een ‘anonieme’ zenmeester die net als zij probeerde om voorbij alle woorden en begrippen, zelfs voorbij God, tot de leegte te geraken.

Maar moeten we Eckhart wel zien als een universeel mysticus? De joodse religiewetenschapper Gershom Sholem heeft opgemerkt dat er niet zoiets bestaat als een mystiek op zich. Er bestaat slechts de mystiek van een bepaalde religieuze traditie, christelijke, islamitische, joodse mystiek, enzovoort. Mystiek is geen zelfstandig naamwoord maar een bijvoeglijk naamwoord. Als we kijken naar het werk van Eckhart, vinden we geen ‘mystiek’ als een denken of een praktijk die gescheiden is van, of parallel loopt aan, zijn dominicaanse traditie, maar juist een mystieke manier van zich tot die traditie verhouden.

Een mysticus is niet iemand die zijn religie overstijgt, maar er juist heel diep in doordringt, met name tot haar teksten. De ‘mystieke’ betekenis van die teksten verwijst naar de verborgen, innerlijke, esoterische betekenis ervan. Daarom wordt Eckhart ook wel een ‘hermeneutische mysticus’ genoemd: iemand wiens mystieke praktijk zich altijd afspeelt in de omgang met de teksten uit de eigen traditie. Eckhart is, in deze visie, allerminst een universalist die zijn eigen dominicaanse traditie al lang en breed ontgroeid was, en die zich louter voor de vorm nog van dominicaanse taal bediende. Hij was door en door dominicaan.

Misschien wordt het langzamerhand weer tijd dat de dominicanen hun eigen Eckhart weer claimen, in plaats van hem aan de zenboeddhisten over te laten, om van daaruit de dialoog met het boeddhisme aan te gaan. De hedendaagse realiteit van religieuze diversiteit en multiple religious belonging vraagt misschien wel om een nieuwe visie op interreligieuze dialoog, waarin de verschillen belangrijker zijn dan de overeenkomsten.

Echte nieuwsgierigheid naar de ander begint bij het verschil. Via de ander kun je leren over je eigen traditie: het onderzoeken van het vreemde kan leiden tot een gezond ‘vreemdmaken’ van het eigene. Zo maken we de verschillen vruchtbaar. Interreligieuze dialoog is moeilijk en vraagt ook echt iets van ons. Bijvoorbeeld het loslaten van onze vertrouwde Eckhart de universele mysticus, en misschien wel het loslaten van romantische opvattingen over‘de mystiek’ als verwijzing naar de absolute bron van waaruit alle religies ontspringen.

De ontmoeting tussen religies vindt volgens mij niet plaats door boven die religies uit te stijgen (Eckhart en de zenmeester die elkaar in een ijle ruimte, ver boven christendom en boeddhisme, in de leegte ontmoeten), maar juist door diep in die tradities af te dalen, in hun historiciteit, in hun materialiteit, in hun specificiteit, en daar iets te ontdekken dat ons maakt tot wat Eckhart noemt ‘een waarachtig mens’, en wat in de zentraditie wordt omschreven als ‘de ware mens zonder rang of stand’.

Van der Braak

André van der Braak

Hoogleraar en zenleraar

André van der Braak is verbonden aan de VU als hoogleraar Boeddhistische filosofie in dialoog met andere levensbeschouwelijke tradities. …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.