Onszelf voorbij. Over die titel waren we het wonderlijk genoeg meteen eens, lang voor het af was. Dat was bij ons eerste boek wel anders. Daar zijn heel wat titels over de mail gevlogen tot Joris, of liever zijn moeder, in het stadium van de allerlaatste drukproeven met de titel ‘Als ik W!J word’ kwam. Wij vonden die titel mooi. Anderen vonden de associatie met bevallingsliteratuur minder gelukkig.
‘Onszelf voorbij’ zal ook niet bij iedereen even goed vallen. Te meerduidig. Precies waarom wij de titel gekozen hebben. Wij kwamen bij elkaar tot zeven verschillende betekenissen die allemaal ergens door de bijdragen spelen, en ook bijna allemaal door alle.
Jij benadrukte in je lezing de betekenis die geëxpliciteerd is in de ondertitel: over de grenzen van verbondenheid. In ‘Als ik W!J word’ namen we een aantal nieuwe gemeenschappen onder de loep, oude gemeenschappen die zichzelf moesten heruitvinden ook. Nu hebben we inderdaad verder gekeken, deels naar diezelfde gemeenschappen, naar wat er gebeurt als bestaande gemeenschappen hun grenzen te buiten gaan. Maar wel van meet af aan vanuit de vraag: is dat de aangewezen weg om een bredere verbondenheid te verwezenlijken of is het de snelste manier om elk spoor van een eigen identiteit voorgoed kwijt te raken? Waarbij het, over paradoxen gesproken, bleek dat hoe grenzelozer de wens naar een bredere verbondenheid, des te typischer de betreffende gemeenschap zich zelf blijft: ik denk aan de Ontmoetingskerk, aan de Dominicanen maar ook aan GroenLinks.
Ik wil in reactie op jouw verhaal nog twee andere betekenissen aanstippen van de titel ‘Onszelf voorbij’, betekenissen die mij ertoe brachten om speciaal jou te vragen voor een eerste reactie: onszelf voorbij in de zin van ‘voorbij het humanisme’ en onszelf voorbij in de zin van ‘wat onze macht te boven gaat’.
Voorbij het humanisme, dat was de titel die ik in eerste instantie voorstelde, in ieder geval als werktitel. Geïnspireerd door John Gray, hoogleraar Europees ideeëngeschiedenis aan de London School of Economics. (emeritus inmiddels, en sinds zijn emeritaat productiever dan ooit). Ik ontdekte Gray anderhalf jaar terug, en ontdekte toen ook een essay van jou uit 2005 waaruit bleek dat je alles wat Gray tot dan geschreven had al had gelezen en verwerkt tot een handzame inleiding in zijn denken en in vragen voor een persoonlijk interview.
Het perspectief dat Gray inneemt is – kort door de bocht – dat van de aarde, een perspectief van waaruit mensen een diersoort onder andere diersoorten zijn.
Onderzoek doen naar nieuwe vormen van wij die niet automatisch een ‘zij’ oproepen en uitsluiten, dat was de opdracht die ik vanuit het DSTS kreeg, en dan ligt het zoeken naar zo’n animistisch perspectief meer voor de hand dan doorgaan op het humanistische spoor waarvan Gray zo mooi laat zien dat het vooral een voortzetting is van het doorsnee christendom waar humanisten zich zo obsessief tegen verzetten. In zijn provocatieve teksten ondermijnt Gray stelselmatig ons moderne, humanistisch christelijke geloof in de mens als kroon der schepping, een soort die zijn eigen bestemming bepaalt, ons geloof in vooruitgang en ons geloof in wetenschap.
Toegegeven, dat geloof zit in de stap van Als ik w!j word naar Onszelf voorbij – dit tweede boek moest een stap vooruit, een tikje wetenschappelijker ook, en de daarvoor vereiste onderzoek werkzaamheden konden we vooraf min of meer berekenen – maar toch, beide boeken zijn geschreven in het besef van het geloofskarakter van deze denklijn.
Dat brengt me aan ‘Onszelf voorbij’ in de zin van wat onze macht te boven gaat. Ook in wat we geloven zijn we een kind van onze tijd. Jij had het over de paradox van de gemeenschap, over de paradox van het individu, en tenslotte over de vraag in hoeverre je een gemeenschap kunt maken. Dat is inderdaad de centrale vraag van deze bundel. En van de vorige. Het uitroepteken in het W!J van Als ik W!J wordt was geen omarming van vormen van ‘nieuw wij’ waar we in Onszelf voorbij weer zo snel mogelijk aan willen ontsnappen. Het staat ook niet achter het wij maar in het midden. Ik citeer even uit de tekst van mijn verhaal bij de presentatie van die bundel:
Het uitroepteken in w!j kun je lezen als een alarmteken. Pas op: hier worden tegenstellingen gecreëerd die er niet zijn. Of pas op: hier worden onder het mom van een collectief wij – wij Nederlanders – mensen die zich hier bevinden buitengesloten. Voor een nieuw wij, tegen het wij/zij denken! Op zich geen vals alarm. Wel een voos alarm. Wij die niet denken in wij/zij tegenstellingen versus ‘zij’ die dat wel doen. Dat schiet niet op. Wij van de onderzoeksgroep, de auteurs van Als ik w!j wordt, lezen het uitroepteken als een teken dat quasi vanzelfsprekende wij’s openbreekt. Niets spreekt vanzelf.
Jij suggereert als titel voor onze volgende bundel Allang geen wij meer. Een titel die ik zelf als werktitel heb voor een volgend boek is eerder Los van de werkelijkheid. Daarmee doel ik dan op het naoorlogse maakbaarheid denken waarin zich een rationaliteit manifesteert die zich niet primair verhoudt tot de werkelijkheid maar die zich definieert ten opzichte van religie als het archetype van irrationaliteit. Tegen dat anti-religie sentiment van de moderne ‘intelligentsia’ heb jij je voorzover ik je werk ken ook altijd verzet. Het leidt tot conformisme. En als iets leidt tot uitsluiting is het wel conformisme. Religie, niet gezien als tegenhanger van rationaliteit, maar als besef van en verhouding tot het onoplosbare, het gegevene, wat gewoon gebeurt, wat ons overkomt, wat we niet in de hand hebben, inclusief onszelf, kan helpen dat conformisme te doorbreken. Om het met Loesje te spreken, mijn casus van de vorige bundel en voor mij nog altijd een schoolvoorbeeld van aansprekend wij-zeggen: “Laten we ophouden met integreren en beginnen met samenleven”.
Wij als onderzoeksgroep hebben heel prettig samengewerkt. Voordat ik nu plaats maak voor Kees de Groot, die niet alleen schrijft over theater maar ook theater maakt, wil ik nog even wijzen op de ene bijdrage aan de bundel die nog niet genoemd is, namelijk de door de informatici Edgar Meij en Maarten de Rijke geschreven appendix over zoekmachines voor geesteswetenschappen. Marleen en ik hebben voor ons onderzoek naar de PVV en GroenLinks met hen samengewerkt en dat is zo goed bevallen dat we voor de vakantie besloten hebben om samen een nieuw onderzoek op te zetten, met wie verder nog wil aanhaken. Van het een komt het ander. Daar gaat de nu volgende sketch ook over, geloof ik…
Dames en heren, jongens en meisjes, hooggeëerd publiek, Kees de Groot en Bart van Dijck.