Aangezien het om slechts een handjevol weigerambtenaren gaat, is de discussie in deze hevigheid deels een vorm van symboolpolitiek. In de Haagse politiek zien we veelal een herhaling van zetten en spelen op dit moment vooral partijpolitieke belangen. Aan de andere kant: symboolpolitiek is niet per definitie verkeerd, zeker niet als het om een instituut met zo’n grote symbolische lading gaat.
Weigerambtenaren hebben gewetensbezwaren tegen het sluiten van homohuwelijken. Als ambtenaren hun geweten een rol laten spelen, is dat op zich geen probleem – integendeel, het uitvoeren van de wet vereist integriteit en daarin hoort het geweten een rol te spelen. Trouwambtenaren moeten bijvoorbeeld inschatten of er geen sprake is van een gedwongen huwelijk en of de trouwlustigen weten waar ze aan beginnen. Maar als trouwambtenaren op grond van een christelijke levensovertuiging gewetensbezwaren hebben bij het voltrekken van huwelijken tussen paren van gelijk geslacht, vraag ik mij af waarom hun geweten dan niet ook protesteert als een van beide partners gescheiden is of als de een wel gelovig is en de ander niet. Dat is dan toch eveneens in strijd met hun geloofsovertuiging?
Dat gewetensbezwaren op deze manier een rol spelen, heeft mijns inziens een dieperliggende oorzaak. Er zijn trouwambtenaren met allerlei levensovertuigingen en visies op het huwelijk. In de uitvoering van hun ambt laten ze die soms een grote rol spelen: in overwegingen, gedichten of verhalen. Daarmee voorzien ze in een behoefte, die mede het gevolg is van de ontkerkelijking: nu steeds minder mensen kerkelijk zijn, terwijl een deel van hen wel behoefte heeft aan een bepaalde huwelijksceremonie, vervult de trouwambtenaar een soort ‘domineesrol’. Trouwlustigen kunnen vervolgens kiezen welke trouwambtenaar aansluit bij hun levensovertuiging. Dat juist rond homohuwelijken een botsing optreedt, heeft deels te maken met het feit dat homoseksualiteit een identity marker is geworden voor allerlei groepen.
Hoe komen we uit de impasse rond de weigerambtenaar? Allereerst moeten ambtenaren de wet uitvoeren. Een uitzondering – in de vorm van een sterfhuisconstructie – kan worden gemaakt voor ambtenaren die vóór de openstelling van het huwelijk zijn benoemd. Vervolgens moeten alle trouwambtenaren hun persoonlijke visie op huwelijk, liefde, seksualiteit en relaties zoveel mogelijk voor zich houden. Tenslotte zou het trouwen kunnen worden teruggebracht tot een administratieve handeling.
Tegelijkertijd liggen rond dat laatste punt diverse fundamentele vragen die verder doordacht moeten worden. Want het huwelijk heeft nog steeds voor velen een symbolische waarde. Moet de plechtigheid dan niet worden gekenmerkt door een bepaalde vorm van (juridische) ritualiteit? En wat meer is: wat is een huwelijk volgens de staat en welk belang heeft de staat bij het in stand houden – of zelfs promoten – van het instituut huwelijk?
Klik hier voor meer informatie over het onderzoek van Marco Derks.
Derks belicht een interessante kant van dit debat. Ik ben het met hem eens dat ambtenaren het een stuk lastiger voor zichzelf maken door hun persoonlijke visie op zaken als huwelijk en liefde te laten doorschemeren tijdens hun werkzaamheden, welke inderdaad slechts betrekking hebben op een administratieve handeling. Het lijkt zeer aantrekkelijk om met een praktische oplossing te komen, alle partijen bevredigen; homo’s kunnen in elke gemeente trouwen en weigerambtenaren houden zich slechts met heterostellen bezig (iedereen blij en niemand gekrenkt), maar er ligt een gevaar op de loer. Het roept, zoals de Commissie Gelijke Behandeling (2008) al aangeeft, een hellend vlak in voor discriminerende opvattingen en het omzeilen van de wet. De voorstellen die Derks doet om de impasse te doorbreken zien er in theorie goed uit , maar of het homostel en de ambtenaar in de praktijk ‘ happy’ worden van zijn aanbevelingen, is de vraag.
SCO4xn fxwcpwpgjhli