Er was wel een klein aantal moslims. Deze moslims komen niet van ‘buiten’, ze zijn niet als gastarbeiders naar binnen gehaald zoals bij ons, maar wonen al eeuwenlang in Polen. ‘Tartaren’ noemden ze zich. Ze zochten met krachtige hand de grenzen op van hun natie en vaak gingen ze over die grenzen heen. Ze waren er al in de Middeleeuwen. Er werd zelfs in 1997 in de plaatselijke heiligenkalender in aansluiting met de ‘Week voor de eenheid’ een zogenaamde ’Moslimdag’ ingevoerd. Maar echt populair werd deze niet. Vaak werden de Tartaren gezien als een soort sekte.
Op het einde van de twintigste eeuw komen ze vaker in het nieuws. Je kon dan je groep laten registreren. Sommigen maakten zich wel wat ongerust over de opbloei van allerlei sekten. Maar ze zijn te klein om werkelijk veel aandacht te krijgen. Ze worden niet aangeprezen als iets bijzonders, evenmin werden ze gedemoniseerd of tot zondebok gemaakt. Daartoe waren ze te onbelangrijk, vooral met het oog op de grote overmacht van de katholieke kerk. De leden van deze sekten zijn echter geen buitenlanders, maar Polen. Na de verdeling van Polen onder Rusland, Duitsland en Oostenrijk op het einde van de achttiende eeuw is een sterk nationalisme opgekomen dat Pool zijn en katholiek zijn met elkaar identificeerde.
Vroeger zou ik me waarschijnlijk thuis gevoeld hebben in Polen omdat je allemaal blanke gezichten tegen komt, zoals het ook in het Nederland in mijn kindertijd was. Nu voel ik me onwennig omdat ik de mensen uit Afrika, Latijns-Amerika en Azië mis. Polen is in dit opzicht weinig kleurrijk. Wel zag ik in een parochiekerk tegen de muur, waar ook het altaar stond, veelkleurige zetels staan. Deze gouden en rode zetels bleken voor de priesters bestemd te zijn. In het gewone leven gaan ze in het zwart, maar in de kerk krijgen ze kleur. Dit verschil in kleur kan ik nu juist weer niet waarderen.
Het blijft moeilijk, leven met verschillen.
Vraag aan br. Lascaris: is Polen een antisemitisch land anno 2010?