Net terug van een maand in Tur ‘Abdin, ‘de Berg van de Dienaren (Gods),’ het thuisland van de Syrisch Orthodoxen in zuidoost Anatolië. Van 45 naar 15 graden C is een hele overgang, van een high desert naar een laag kikkerlandje eveneens. De cultuurshock ligt voor mij, net als voor mijn vrouw, bij terugkeer naar huis – nooit bij aankomst op onze reisbestemming. We kennen deze merkwaardige overgang (bij thuiskomst) van herkenning naar vervreemding, van het vertrouwde vreemde naar het vreemde vertrouwde al jaren en weten: over een x aantal jaren vertrekken we naar den vreemde om niet meer terug te komen.

Met een subsidie van het Grundtvig Programma van de Europese Unie kon ik me er een maandlang toeleggen op de studie van het Turoyo, het modern Aramees van de Syrisch Orthodoxen, dat in de diaspora wordt gebruikt als een soort lingua franca. Full immersion dus, maar dan zowel in Turoyo als Suryoyo, want overal waren vele tientallen Suryoye uit de diaspora op bezoek en zag ik een heel eigen dimensie van het Suryoyo-wij in actie.

Het is de laatste tijd rustig in Tur Abdin, zodat we gerust en veilig konden rondtrekken – ook door streken waar het normaal gesproken nogal heftig aan kan toegaan. Tijdens de Ramadan gold er een staakt het vuren tussen de Koerdische guerrilla en het Turkse leger, terwijl het referendum van 11 september de aandacht gericht hield op de nationale politiek en plaatselijke spanningen even deed vergeten.

Wellicht is het trauma van vluchtelingen nooit zó sterk te voelen als op de momenten, dat zij naar hun geboortegrond terugkeren. Velen waren voor het eerst in dertig of veertig jaren terug, meestal met opgeschoten of allang volwassen kinderen. Boosheid bij mannen en droefheid bij vrouwen bepaalden het beeld, maar ook twijfels over de in het verleden gemaakte keuzen en over de gang van zaken in de nieuwe thuislanden. Een bevolkingsgroep die het spoor grotendeels kwijt is en zich begint af te vragen, of ze het spoor niet al vele jaren vóór de uittocht bijster was.

Bij velen leeft deze vraag onbewust en zij verdringen hun innerlijke spanning in allerlei neurotische, exhibitionistische of zombie-achtige gedragingen, waar Catherine en ik gauw onze neus vol van hadden. Enkelingen zijn bewust gekomen en proberen bedachtzaam om te gaan met alle gevoelen en gedachten, die zich aandienen. Zij beseffen dat het leven in Europa de Suryoye geen helderheid gebracht heeft omtrent hun collectieve identiteit en dat dit gebrek aan helderheid zijn wortels in Tur ‘Abdin heeft – in een manier van denken en leven, die mede aanleiding is geweest tot de grote uittocht.

‘Was het vroeg allemaal wel zo erg, als we onszelf graag willen doen geloven?’ Die vraag stellen zich enkelingen, die wellicht beginnen te beseffen dat een sterkere christelijke gemeenschap misschien wel had kunnen overleven in een omgeving, die voor alle inwoners moeilijk is. De dreiging van de Koerden is uiteraard onmiskenbaar, evenals permanente onderdrukking en uitbarstingen van geweld. Maar dat is niet het volledige beeld.

Tien dagen logeerde ik bij een gezin in een van de twee nog volledig christelijke dorpen, dat niet alleen vuil en smerig was, maar waarvan de bevolking traditiegetrouw grotendeels met zichzelf overhoop ligt en iedereen uitsluitend voor zichzelf leeft. Een zwak en verward Suryoyo-wij blijkt er al lange tijd te hebben bestaan, vaak tot verbijstering of vermaak van de Koerdische omwonenden.

Wil er in de diaspora een nieuw Suryoyo-wij ontstaan, dan zal het moeten verrijzen van de as van het oude. En dat betekent teruggaan naar de wortels, naar de eigen geschiedenis, voor een eerlijke confrontatie met zichzelf. Een andere weg is er niet.

Nog geen reactie — begin het gesprek.