De gevoelens van de nabestaanden tegenover elkaar worden gekanaliseerd naar de dode toe. Het gevolg is vrede tussen hen die rouwen. Door samen te praten over de overledene, met een traan, maar ook vaak met een lach, verenigen zich de nabestaanden. Mensen die elkaar geen jaren meer gezien hebben of mensen bij wie een nog onopgelost conflict de relaties belast, heten elkaar voorzichtig welkom. De dode verenigt hen. Wat gedurende zijn of haar leven misschien nooit was gelukt, een warme deken van vrienden en verwanten om je heen, wordt nu werkelijkheid. Soms is het spannend. De overledene was een lastige man. Iedereen haalt opgelucht adem als de eerste spreker dat gewoon zegt: ‘Jan was een moeilijke man’. Dan kan iedereen weer verder en hoeft het niet nog een keer gezegd te worden of opvallend verzwegen.
Het rouwende ‘wij’ heeft nu een ander karakter dan vroeger. Toen ik nog een kind was, werd er bij een uitvaart, althans in een katholieke kerk, niets gezegd over de overledene en er werd evenmin gepreekt. Er werd gebeden voor de overledene; de kerk was zoveel mogelijk in het zwart – de aanwezigen waren eveneens allen in het zwart. Ik was een paar jaar geleden bij een protestante fundamentalistisch uitvaart: daar werd veertig minuten gepreekt; weinig woorden over de overledene, en de predikant vermeed krampachtig elke suggestie dat er gebeden werd voor de overledene. Zijn preek bestond vooral uit beschuldigingen aan de aanwezige levenden: ‘ook jullie hebben van de appel gegeten’.
Tegenwoordig is de begrafenis vooral een gelegenheid voor nabestaanden en anderen hun afscheid vorm te geven. Iedereen trekt aan wat hem of haar goed dunkt – de ouderen stemmig en netjes, de kleinkinderen die bijna volwassen zijn, proberen dat een beetje na te doen met wisselend succes. De kinderen van de overledene ontsteken enige kaarsen rond de kist. Er zijn verschillende sprekers, familieleden, collega’s, vrienden; iemand speelt piano, een kleinkind speelt op de fluit, de oudere kleinkinderen laten een video zien met beelden van de overledene, dit alles in een aula of een andere behaaglijke ruimte. Vaak wordt de dode aangesproken alsof deze nog in levende lijve aanwezig is. Er is oprecht verdriet en dankbaarheid. De dode brengt hen allen hier samen. Daarna wordt de kist weggereden of weggedragen naar het graf of naar het crematorium.
Is de plechtigheid voorbij, dan blijft het ‘rouwende wij ‘ nog na ijlen, soms jaren lang. Dit ‘wij’ verdwijnt echter spoedig en radicaal, wanneer blijkt dat er een erfenis te verdelen valt. Niets kan een ‘wij’ zo snel uiteen doen vallen als een ruzie over een erfenis. Misschien moet de nieuwe regering besluiten dat alle erfenissen naar de staat toegaan. Dan blijft het ‘rouw-wij’ langer bestaan en komt er bovendien een nieuw ‘wij’ bij: het ‘wij’ tegen die inhalige regering.