“Wie hard werkt en veel presteert, mag best wat meer verdienen.”
“Op sociaal-economisch gebied heeft het streven naar gelijkheid de afgelopen decennia sterk aan populariteit ingeboet. Wie nog pleit voor vermindering van inkomensverschillen (nivellering) of voor minder verschillen in economische macht, wordt wat meewarig aangekeken. Die is blijkbaar niet met z’n tijd meegegaan. We weten toch dat nivellering – tegenwoordig haast een vies woord – leidt tot een grote, grijze middelmaat en alle prikkels om te presteren wegneemt? Dat kunnen we ons in een globaliserende wereld niet meer veroorloven.
Tegelijkertijd heeft het gelijkheidsstreven op cultureel gebied juist een opmerkelijke opmars doorgemaakt. Waar de ‘culturele revolutie’ van de jaren zestig vooral betekende dat iedereen mocht doen en vinden wat ie wilde en tot in de jaren negentig het multiculturalisme werd bezongen, zijn we nu bang dat grote verschillen in ‘waarden en normen’ de samenleving uiteen doen vallen en grote maatschappelijke problemen oproepen. Daarom moet nu iedereen zich schikken in de dominante Nederlandse cultuur – al blijkt het nog knap lastig om die te definiëren – en staan we steeds intoleranter tegenover afwijkend – deviant, heet dat nu – gedrag.
Deze merkwaardige omkering laat al zien dat het weinig zin heeft om gelijkheid in algemene zin als een achterhaald of juist als een uiterst actueel principe aan te duiden. Het hangt er maar van af waarop die gelijkheid betrekking heeft. Velen die gelijkheid als een achterhaald principe beschouwen, blijken juist een groot voorstander te zijn van meer culturele gelijkheid.
Merkwaardig is ook dat degenen die menen dat te grote (multi)culturele verscheidenheid de samenhang van de samenleving in gevaar brengt, blind zijn voor dat gevaar in geval van te grote sociaaleconomische ongelijkheid. Dat bankiers die miljoenen opstrijken door hun bank aan de rand van de afgrond te brengen, zich weinig gelegen laten liggen aan de noden van de gewone burger, laat staan die van de bijstandsontvanger, vormt blijkbaar minder een bedreiging voor de maatschappelijke samenhang dan de vrouw die gesluierd over straat gaat.
Misschien wordt het tijd om op beide terreinen – hè, wat typisch Hollands – naar de gulden middenweg te zoeken. Al te grote ongelijkheid zowel op sociaaleconomisch als op cultureel gebied vormt inderdaad een bedreiging voor de sociale samenhang. Dat geldt net zo goed voor bestuurders die zich schaamteloos verrijken als voor orthodoxe gelovigen die vinden dat hun geloof boven de wet staat. Volledige gelijkheid, eveneens zowel op sociaaleconomisch als op cultureel gebied, is evenmin wenselijk, want ze leidt tot eenvormigheid en doodt initiatief en creativiteit. Wie hard werkt en veel presteert, mag best wat meer verdienen. En verschillen in levensovertuiging en geloof dragen bij aan de openheid en veerkracht van een samenleving. Een pleidooi voor gematigde ongelijkheid, misschien is dat een mooi compromis waarop we elkaar kunnen vinden.”
In 2006 stelde Paul de Beer, samen met Jelle van der Meer en Pieter Pekelharing, het boek ‘Gelijk. Over de noodzakelijke terugkeer van een klassiek ideaal’ (uitgeverij Van Gennep) samen.