Met mijn collega Paul Dekker heb de afgelopen tijd een aantal databestanden doorgespit op zoek naar vragen als: hoe denken levensbeschouwelijke groepen over de rol van religie in de samenleving? In hoeverre zien ze geloof nog als deel van hun collectieve identiteit? Welke grenzen stellen ze aan de godsdienstvrijheid en welke grenzen aan de godsdienstkritiek?

Een paar uitkomsten. Op deze aangenaam verlichte voorpost van beschaving op het internet zal het vast tot enig geprikkeld stoelengeschuifel leiden, maar ik zeg het toch: op basis van een vergelijking met tientallen andere landen, stelden we op de eerste plaats vast dat Nederland nog altijd een relatief tolerant land is. Het is hier niet de zevende hemel, maar we moeten niet overdrijven. Meer dan elders accepteert men mensen met een andere geloofsovertuiging als familielid en eveneens als politieke vertegenwoordiger.

Tegelijkertijd lijkt religie zich in ons land te hebben ontwikkeld van een hoeksteen binnen het verzuilde bestel en vanzelfsprekend onderdeel van de vaderlandse identiteit tot een steen des aanstoots en bron van onenigheid. Nederlanders betonen zich sterk verdeeld over de vraag of er in ons land voldoende respect bestaat voor religieuze opvattingen. Hetzelfde geldt voor de vraag of religie beperkt moet blijven tot het privéleven dan wel ook een rol mag spelen in de publieke sfeer, en even sterk lopen de meningen uiteen als het erom gaat of de overheid kerken en moskeeën actief mag steunen.

Over de stelling dat religie “eerder een bron van verdeeldheid en haat is dan van eenheid en verzoening” verschillen groepen buitenkerkelijken, kerkelijke randleden en regelmatige kerkgangers duidelijk van mening – althans zolang het om godsdienst in het algemeen of de christelijke stromingen gaat. Voor wat betreft de islam – zo leren de cijfers – heerst er een opvallende overeenstemming.

Kerkelijk of niet kerkelijk, alternatief spiritueel of overtuigd gereformeerd: in alle geledingen is steeds de helft van de ondervraagden van oordeel dat de islam een splijtzwam vormt in onze samenleving. Daarmee – o paradox! – draagt de islam in een gepolariseerd opinieklimaat dan weer bij tot een nieuwe consensus: men vindt elkaar in een gedeelde argwaan tegenover deze. Dat sentiment lijkt extra aangewakkerd door het eveneens wijd verbreide gevoel dat de problematiek lange tijd ontkend is door maatschappelijke elites.

Het gefoeter valt overigens niet zelden op te tekenen uit de mond van mensen die zich tegelijkertijd haasten een uitzondering maken voor hun Marokkaanse buurman of aangeven regelmatig boodschappen te doen bij de Turkse winkel in hun wijk – een verschijnsel dat in de sociale psychologie wordt aangeduid als subtyping.

Joep de Hart is senior-onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en bijzonder hoogleraar aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). Hij is betrokken bij het onderzoek van het Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving (DSTS). Voor meer informatie: Joep de Hart en Paul Dekker, Religie: hoeksteen of steen des aanstoots?, Religie & Samenleving 7 (2012), 1: 8-21.

Joep de Hart

Hoogleraar Kerk & Wereld aan de Protestantse Theologische Universiteit

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.