Een van de beste conferenties was de allereerste en deze vond plaats in september 1973. Op een avond spraken de deelnemers over de vraag: hoe noem je jezelf wanneer je aan de grens gevraagd wordt welke nationaliteit je bezit. Voor de katholieke deelnemers was dit geen enkel probleem: Iers, natuurlijk. Ze hadden ook een Iers paspoort. Maar voor de ‘protestante’ deelnemers bleek dit een groot vraagstuk te zijn. Ze waren zeker geen Ieren, al spraken zij evenals de Ieren Engels. Ze wisten zeker dat ze geen Engelsen waren, of Schotten, of Welshmen. Wat waren ze dan wel? ‘Ulstermen’? Maar Ulster geeft een regio aan en een ‘graafschap’, maar geen nationaliteit. ‘Britten’ misschien? Maar een Brits paspoort hebben allerlei mensen in de wereld. Kortom ze kwamen er niet uit. Ze noemden zich loyalisten, unionisten of protestanten. Ze wisten dat ze een aparte etnische groep waren, maar ze konden zichzelf niet benoemen.
In de praktijk merkte je dat ook. De katholieke partijen, ook de IRA, hadden een programma. Als je naar de programma’s van de protestante partijen vroeg, kreeg je na veel aarzelingen een tekst mee met wat ze niet wilden, namelijk de dingen die de katholieken wilden. ‘Ulster says No’, zie en zag je overal aangeplakt. Ulster is dan plotseling het niet Ierse volksdeel dat echter geen eigen naam heeft. Elke concessie aan de katholieken werd gevoeld als een nederlaag, als een afbraak van de ’protestante’ identiteit. Ze vormden getalsmatig de meerderheid in Noord-Ierland, en ze hadden ook de meeste economische en politieke macht. Maar wat hun eigengevoel betreft deden ze onder voor de katholieke Ieren die met hun Ierse dansen en poëzie, hun Ierse gevoel voor tijd, en hun minder goed onderhouden huizen wisten Ieren te zijn. De ‘loyalisten’ worstelden met een minderwaardigheidsgevoel dat het hen bijna onmogelijk maakten in gesprek te gaan met de Ieren en hun cultuur. Ook nu blijft dit een moeilijke zaak. De beruchte ‘oranjemarsen’ drukken uit: dit gebied is van ons’. Maar deze marsen mogen steeds minder plaatsvinden in Ierse wijken.
Een naam is dus belangrijk. Voor een groep, maar ook voor een individu. Een voornaam hebben, een individu te zijn, een achternaam hebben en op een of ander manier verbonden zijn met anderen, doden en levenden, met een geschiedenis en een heden. Zonder naam vaart niemand wel. Zonder naam geen gemakkelijk aanspreekbaar ‘wij’.