Vandaag wordt veel over ‘privilege’ gesproken en over het feit dat verlies van maatschappelijke en sociale privileges kan voelen als een verlies aan rechten. Gelijkheid voor de wet en gelijke behandeling kunnen, voor de niet langer bevoorrechte groep, aanvoelen als een inbreuk op zekere grondwettelijke rechten. De vrijheid van godsdienst, bijvoorbeeld. Van Klaveren noemt als voorbeeld van zulke gemarginaliseerde oude religieuze ideeën de “gegeven scheppingsorde en het traditionele gezin”. Religie heeft, na millennia-lange hegemonie, inderdaad moeten inleveren op dit gebied, maar kan je dit werkelijk een inbreuk op godsdienstvrijheid noemen?

“What’s actually going on here is not a liberation of homosexuals. It’s an attempt to impose, on the whole of society, a new bigotry, under which those who happen to hold the opinion that homosexual marriage should not take place, will not just be excluded from the center of things, they will increasingly be hounded and treated as pariah’s, just, in fact, as homosexuals were…”, aldus de christelijk conservatieve columnist Peter Hitchens in het BBC-programma Question Time. Dat homo’s nu, net als hetero’s, voor de wet mogen trouwen is leuk en aardig, maar hoe zit het met mijn vrijheid om tegen het homohuwelijk te zijn? Het homohuwelijk zelf is een inbreuk op mijn vrijheid van godsdienst, zo lijkt Peter Hitchens te verkondigen (Peter Hitchens mag hier trouwens niet worden verward met zijn veel charismatischere en getalenteerdere broer Christopher Hitchens, die in 2011 overleed.) Intolerantie en uitsluiting worden niet langer getolereerd, is dat niet ongelofelijk intolerant?

Eenzelfde situatie deed zich niet lang geleden voor in de Amerikaanse staat Colorado, waar een banketbakker weigerde een huwelijkstaart te verkopen aan een homokoppel. De gedupeerden stapten naar de rechter en kregen na een lang proces uiteindelijk geen gelijk. De Hoge Raad kwam tot de conclusie dat het de banketbakker in kwestie, Jack Philips, vrij stond om op basis van zijn ‘theocentrische levensbeschouwing’ service te weigeren aan homokoppels, aangezien dit in strijd zou zijn met zijn christelijke geloof. Het homokoppel kan ergens anders wel een huwelijkstaart kopen, althans, als die andere bakkers zich niet ook beroepen op hun ‘vrijheid van godsdienst’. Het moet vast moeilijk zijn voor de ‘traditionele’ gelovigen onder ons – die in de meeste Westerse landen alsnog een meerderheid of een significante minderheid (zo’n 40 procent van de populatie) vormen – om deze ‘vrijheid’ op te geven. De SGP strijd als sinds jaar en dag om de ‘gegeven scheppingsorde en het traditionele gezin’ vast te leggen in de Grondwet. Tevergeefs. Toch blijven ze, onder het juk van de seculiere tirannie, dapper vasthouden aan hun theocentrische principes.

Klaagzang van de confessionele klasse

Menig traditioneel gelovige vergeet wel eens dat de vrijheid van godsdienst, zoals vastgelegd in Artikel 6, niet onbegrensd is. Net als alle andere vrijheden, overigens. Artikel 6 is geen vrijkaart om alles te doen wat het religieuze hartje begeert. Ook vergeten ze wel eens dat ze wereldwijd honderden jaren lang de dienst hebben uitgemaakt (en dat in de meeste gebieden op aarde nog steeds doen.) Het kan moeilijk zijn om zo’n bevoorrechte positie op te zeggen. En sinds religie inderdaad iets van de hegemonie heeft moeten opgeven voelt ze zich nu de gebeten (christen)hond. Slachtofferschap doet het goed in sommige confessionele kringen, zeker in sektes met een sterk ‘wij-zij’ denken. Christus zelf is immers hét slachtoffer bij uitstek. Combineer de aanbidding van het slachtofferschap met het moeten opgeven van een maatschappelijk, politiek en sociaal bevoorrechte positie en je krijgt de klaagzang van de moderne confessionele klasse. Het gelijktrekken van rechten is niets meer dan dat; gelijktrekken. Als je de algemene maatschappelijke acceptatie van het homohuwelijk en de ‘gay lobby’ ziet als een inbreuk op jouw vrijheid van godsdienst, dan kun je inderdaad concluderen dat die vrijheid onder druk staat. De vraag wordt dan of dit dan wel zo’n slechte ontwikkeling is.

Als een ondubbelzinnige voorstander van de vrijheid van meningsuiting viel het me op dat Van Klaveren beargumenteerde dat de dominante seculiere discours steeds meer moeite heeft met het accepteren en/of tolereren van dissidenten en andersdenkenden. Ik zou zelf zeggen dat bepaalde uitwassen van het geloof, zoals bijvoorbeeld het verwerpen van homoseksualiteit, wetenschap en de emancipatie van vrouwen, buiten de grenzen van het maatschappelijk geaccepteerde discours worden geplaatst. Maar de Abrahamitische godsdiensten, waarvan Joram van Klaveren een aanhanger is, staan mij niet bij als stromingen die historisch gezien respect hebben voor eenieders vrijheid van meningsuiting. Atheïsten, vrije denkers, afvalligen en ook medegelovigen die niet exact de juiste doctrine volgden, werden verbannen, opgesloten, gefolterd, vervolgd of erger. Vaak aangespoord door de geestelijkheid en de religieuze autoriteiten die leunden op hun interpretatie van de Heilige Schrift.

Ketters en godslasteraars

Aan het eind van de zestiende eeuw werd Demenico ‘Menocchio’ Scandella, een molenaar uit het noorden van Italië, opgepakt door de Congregatio Romanae et Universalis Inquisitionis, oftwel de Romeinse Inquisitie. Deze was niet veel eerder opgericht door paus Paulus III, om ketters en godslasteraars op te sporen en te vervolgen. Menocchio had ‘onorthodoxe’ ideeën als het aankwam op bijvoorbeeld de Schepping, de goddelijkheid van Christus, de Drie-Eenheid en de geestelijkheid. Na een lang proces, gevangenschap, sociale vernedering en marteling aan de strappado (wipgalg) eindigde Menocchio, de ‘dissidente’ molenaar, op gezag van de Heilige Stoel in 1599 op de brandstapel. De geschiedenis staat vol van soortgelijke voorbeelden, waarin religieuze autoriteiten ‘moeite’ lijken te hebben met dissidenten, andersdenkenden en anderszins gemarginaliseerden. Neem de kruistochten tegen de katharen, een dualistische christelijke stroming, in de dertiende eeuw; de verdrijvingsedicten van 1290 en 1492; de Romeinse en Spaanse inquisities; of de Index librorum prohibitorum van 1559.

Ook in de moderne geschiedenis zijn er meer dan genoeg voorbeelden. Denk aan de aanvallen van moslimfundamentalisten op Salman Rushdie, Theo van Gogh, Jyllands Posten of Charlie Hebdo. Volgens een onderzoek van Pew Research uit 2014 blijkt dat meer dan een kwart (26 procent) van alle landen en gebieden op aarde nog wetgeving of beleid heeft welke godslastering verbiedt, op straffe van geldboetes, gevangenschap, lijfstraffen of zelfs de doodstraf. In Pakistan, bijvoorbeeld, worden jaarlijks ‘dissidenten’ aangeklaagd wegens godslastering. Vaak kunnen ze niet eens berecht worden, omdat ze voor het vonnis uitgesproken kan worden op straat gelyncht worden door traditionelen die hun ‘vrijheid van godsdienst’ uitdragen. Toen twee politici, minister Shabbaz Bhatti en gouverneur Salmaan Taseer, het opnamen voor de berechte ‘godslasteraar’ Asia Bibi, werden ze op klaarlichte dag in koele bloede vermoord. Taseer zelfs door zijn eigen lijfwacht, Mumtaz Qadri. Qadri wordt nog steeds als martelaar geëerd.  Zelfs in Nederland zijn we pas sinds 2013 van ons eigen verbod op godslastering, de zogenaamde Lex Donner, af. Het zal niemand verrassen dat het de confessionele partijen waren die de wet wilden behouden.

Ook met betrekking tot geloofsafval laten veel traditionele gelovigen zien dat ze bijzonder veel moeite hebben met dissidenten. Zeker in de islamitische traditie kan de veiligheid van de afvallige niet altijd gegarandeerd worden. De Koran is duidelijk in de veroordeling van de kafir. In de hadith van Boekhari en Muslim laat de profeet Mohammed weinig ruimte voor interpretatie over wat te doen met de afvallige: “Wie van godsdienst verandert moet je doden”. Sommige apologeten pogen deze regel te rechtvaardigen door afvalligheid gelijk te stellen aan maatschappelijk verraad. In acht landen – Afghanistan, Brunei, Mauritanië, Qatar, Saudi-Arabië, Sudan, UAE en Jemen – staat de doodstraf op geloofsafval. Maar nee, het zijn de postmoderne, seculiere, Europese democratieën die werkelijk moeite hebben met dissidenten en die andersdenkenden marginaliseren.

Seculiere grondwet

De vrijheid van godsdienst, alsmede de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van (religieuze) minderheden kan enkel gegarandeerd worden in seculiere democratieën met een seculiere, godloze grondwet. Wanneer ik lees dat de Hoge Raad van Ulema in 2013 in het gematigde Marokko een fatwa uitdragen dat afvalligen de doodstraf verdienen of wanneer het theocratische Brunei in hetzelfde jaar een verbod op geloofsafval voor moslims toevoegen aan het wetboek van strafrecht, twijfel ik hier geen seconde aan.

Als Joram van Klaveren wil laten zien dat hij echt geeft om godsdienstvrijheid – dus ook de vrijheid om een godsdienst te verlaten en de rechten van religieuze minderheden – zou hij juist aan dit aspect niet voorbij mogen gaan.

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.
Kaj Brens

Kaj Brens

Religiewetenschapper

Kaj Brens is religiewetenschapper en auteur.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.