Tijdens mijn eerste weken op de universiteit bracht mijn moeder mij daarnaartoe, ik had namelijk al jaren last van paniekaanvallen en ik vond het allemaal ontzettend spannend. Ze wachtte buiten tot ik klaar was met mijn hoorcollege, gewoon voor het geval ik tussendoor uit paniek naar buiten rende. Dan kon zij mij opvangen. Vervolgens gingen wij terug naar huis en onderweg stopten wij even op het driebruggenpunt. Ze zei dat ze dat deed zodat ik mijn rust kon vinden. En dat vond ik. “Khastegim dar mire,” zei ik dan, dat is vanuit het Farsi vertaald naar ‘mijn moeheid komt eruit’. Tussen de drie bruggen van Rotterdam vond ik mijn thuis en mijn rust. En zo werd ik uiteindelijk zelf een bruggenbouwer.
Door mijn opvoeding ben ik dol op taal, van huis uit spreek ik Farsi, Turks en Nederlands. Engels pakte ik al snel op en later kreeg ik op de basisschool al het vak Spaans. Op de middelbare school kwamen de talen Duits, Frans en Chinees daar nog bij en vond ik Japans en Koreaans ook interessant. Nu, op de universiteit, doe ik vaak nog korte cursussen en probeer ik het allemaal bij te houden. Het ging mij nooit om de complete beheersing van de taal, maar om de emoties in de taal en de verbinding die taal met zich meebrengt–niets is vergelijkbaar. Toen ik vrijwilligerswerk deed bij Vluchtelingen Nederland, kwam ik daar eigenlijk als jonge rechtenstudent. Maar al snel zag ik de meerwaarde van het spreken van andere talen; ik kon verbinden als geen ander. Khastegim dar mire, dat beschrijft zo goed hoe het voelt om tot rust te komen. De woorden beschrijven exact wat een mens voelt, en dat kan ik alleen maar uitleggen omdat ik de woorden ervoor heb gevonden in een andere taal. Door meerdere talen te leren, leer je andere culturen en daardoor ook de mensen om je heen kennen. Een essentieel onderdeel van het zijn van een bruggenbouwer: openstaan voor andere culturen.
Ik heb op een heleboel plekken gewoond in Rotterdam. Mijn eerste paar jaar in Overschie en later in Prinsenland, waar ik naar de katholieke basisschool De Kleine Prins ging. Tot de dag van vandaag ligt het boekje ‘Le Petit Prince’ op een prominent plekje in mijn boekenkast. Voor de onderbouw en bovenbouw van de basisschool ging ik naar een Jenaplanschool in Blijdorp, De Blijberg. Daar mochten we op een gegeven moment kiezen om Bijbellessen te volgen, en uit nieuwsgierigheid koos ik daarvoor. Elke week lazen wij er, begeleid, een stuk voor uit de Bijbel. Het heeft mij geleerd om een open hart te hebben naar iedereen toe. Ik groeide op met een Koran in de boekenkast, maar de Bijbel paste daar net zo mooi naast. Uiteindelijk ben ik door beide boeken niet meer of minder religieus geworden, maar wel veel meer open. Open voor andere perspectieven, ook weer een essentieel onderdeel van het zijn van een bruggenbouwer.
Ze noemen mij ook wel een third-culture-kid. Hagelslag bij mijn ontbijt, maar avondeten met Perzische rijst. De Koran van mijn oma en de Bijbel van mijn basisschool. Dol op de eenvoud en de complexiteit van talen, de talen van heel dichtbij en die van heel ver van hier. Ik wil een verbindend element zijn in onze samenleving, waarin we verschillende tradities vieren en samen kunnen zijn. Als de één de ander niet begrijpt, wil ik de vertaler zijn.
Over een paar dagen zijn de gemeenteraadsverkiezingen en in Rotterdam sta ik als nummer vijf op de lijst voor GroenLinks als kandidaat-raadslid. Rotterdam heeft de mooiste bruggen, maar er moet nog veel gebeuren om er een toegankelijke, eerlijke en groene stad van te maken. Bruggen moeten worden gebouwd, want we moeten het toch samen gaan doen, bruggen verbinden. En alleen met bruggenbouwers vinden wij onze rust in een stad die altijd in beweging zal zijn.
Dit artikel verscheen onlangs in De Linker Wang.