Het gesprek over ongelijkheid heeft binnen ons land in de afgelopen maanden een vlucht genomen. Onder andere door de serie ‘Sander en de Kloof’, waarin presentator Sander Schimmelpenninck uitzoekt waar vermogensongelijkheid vandaan komt en wat we eraan kunnen doen. Het is een verhelderende serie en een moedige actie van de presentator.
Er zat ook een essay-wedstrijd aan verbonden, om oplossingen aan te dragen. Het merendeel hiervan ging over een vermogensbelasting of een gegarandeerd bestaansminimum zoals een basisinkomen. Maar deze oplossingen zijn vooral rationele, technische oplossingen op wat uiteindelijk een steeds verder versnipperende en uit elkaar vallende samenleving is.[2]
In de samenleving zelf heeft men het niet over ongelijkheid, het is vooral een term die door economen is geïntroduceerd. Vermogensongelijkheid brengt op het eerste gezicht namelijk een bepaalde objectiviteit met zich mee: Het probleem is een verkeerde distributie van middelen. Door te schuiven met potjes geld en bezit trekken we de boel recht. Maar wanneer is ongelijkheid problematisch en wat bedoelen we met recht? En wie heeft überhaupt ergens recht op?
Wiskundig is het uiteraard niet zo ingewikkeld. Als je honderd euro moet verdelen en je doet dit niet sam-sam, dan heb je ongelijkheid. Maar als we het willen hebben over wat wenselijk is, dan zegt dit concept niks. Het leidt wellicht juist af, omdat het geen enkele stip aan de horizon zet. Integendeel, het stelt ongelijkheid meer als een neutraal gegeven. De meest in het oogspringende oplossing is herverdeling. Daarmee is het soort oplossing eigenlijk al afgebakend.
De sociale cohesie waar alles op rust
Als we het gesprek breder trekken, komen er andere oplossingen naar boven. Er zijn steeds meer mensen, organisaties en gemeenschappen die dit doen. Een daarvan is de Bahá’í-gemeenschap, een wereldwijde geloofsgemeenschap die in de vele crises die deze wereld nu kent de signalen ziet van een collectieve transitie van een oude naar een nieuwe samenleving. De geschiedenis van de mensheid is een lang evolutionair proces van kindertijd naar volwassenheid. Dit evolutionele proces en deze overgang zijn terug te zien in de processen van afgelopen eeuwen: de Verlichting, de industriële revolutie en alle wetenschappelijke en technologische vooruitgang die we als samenleving hebben doorgemaakt. En deze transitie is nog niet af.
Onderliggend aan al die technologische en maatschappelijke verandering zit een verandering in bewustzijn over de samenhang en diepe onderlinge afhankelijkheid van mens, dier en natuur. In een tuin of een bos spreek je ook niet van ongelijkheid. Als het niet gezond is, spreek je van een fundamentele verstoring in het evenwicht, of een fundamentele verstoring in de relaties waar het geheel op rust. Trek je die relaties uit elkaar, en daarmee de cohesie van het systeem, dan valt het systeem uit elkaar.
Deze verstoring van evenwicht is ook te zien in onze samenleving. We zijn in het Westen welvarender dan ooit, maar tegelijkertijd zijn er ook tekenen dat we wantrouwender, eenzamer, gestresster en meer zoekend zijn dan ooit. Net als het klimaat kent onze samenleving een crisis in de cohesie waar het geheel op rust. Ongelijkheid is daar een symptoom van.
Waarom is die sociale cohesie zo laag? Als je iemand op straat aanspreekt, waarom ligt het wantrouwen zo nabij?
Anders dan soms verondersteld wordt, zijn onze maatschappelijke problemen niet simpelweg toe te schrijven aan de menselijke natuur. Kijkend naar de meeste mensen, ambiëren deze niet een carrière eenzaam aan de top, maar wijden ze hun leven aan de zorg voor en het samenzijn met de mensen die ze liefhebben. En als er een crisis uitbreekt, zoals nu met de invasie van Oekraïne, zien we de menselijke vermogens tot altruïsme, solidariteit en onbaatzuchtigheid op natuurlijke wijze op grote schaal tot uiting komen.
Maar deze menselijke vermogens vertalen zich niet naar een solidaire samenleving. Dat is eigenlijk vreemd. Waarom niet?
Omdat we deze vermogens als samenleving niet weten te kanaliseren. Als er een voorval plaatsvindt, bijvoorbeeld een huilend kind in de supermarkt die zijn vader of moeder kwijt is, geven bijstanders vaak aan dat ze wel willen helpen, maar dat ze zich ook niet willen opdringen. “Misschien dat de ouder gewoon even snel iets is gaan pakken, hij komt zo vast terug”.
Onder dit ogenschijnlijk simpele voorbeeld ligt het begrip vrijheid (liberty) dat zich steeds verder is gaan wortelen in onze maatschappij. Vrijheid, zoals gedefinieerd door de Verlichtingsfilosofen Locke en Stuart Mill, is de mogelijkheid om naar eigen wil te handelen en hierin vrij te zijn van de invloed van anderen. Iemands vrijheid mag alleen worden ingeperkt voor zover dat nodig is om te verhinderen dat hij anderen schaadt (het schadebeginsel).
Maar is samenleven niet per definitie invloed hebben op elkaar? Hierdoor begrijpen we ook beter waarom we het hebben over ongelijkheid, maar niet meer dan dat. Ongelijkheid als term past zich netjes aan aan ieders vrijheid. Het is een economisch probleem en kan worden opgelost door de econoom. Deze denkt vervolgens een vermogensbelastingmaatregel uit of een ander herverdelingsstelsel. Bottomline: We voeren nieuw beleid in, iedereen kan doorgaan zoals hij of zij deed (tuurlijk, je betaalt wel meer belasting, maar je hoeft verder niets van je buren). Je kunt in feite gewoon doorleven. Business as usual.
Maar zoals steeds duidelijker wordt, mede door het klimaat, de corona-pandemie en de vele conflicten die in de wereld gaande zijn, zijn relaties gebouwd op vrijheid van elkaar een illusie. Onze economie in z’n totaal is een product van grootschalige menselijke samenwerking. Je smartphone komt tot je via een toeleveringsketen die tot over de hele wereld reikt en waar tienduizenden, zelfs miljoenen, mensen bij betrokken zijn.
En zijn we niet juist allemaal producten van de enorme hoeveel positieve menselijk invloed die we in ons leven hebben ontvangen? De ontwikkeling van onze persoonlijkheid, onze talenten, vaardigheden, de zorg voor onze gezondheid, dat onze kinderen naar school gaan en daar als volgende generatie worden opgeleid… Wie zijn we zonder onze ouders, broers en zussen, maar ook zonder de kapper, de vuilnisman en de bakker? Hoe vrij van de invloed van anderen we ook willen zijn, we zijn zowaar een product van menselijke invloed. In het Engels zegt men niet voor niets: it takes a village to raise a child.
Cultuur van competitie
Hoewel de politiek van mening verschilt over wanneer ongelijkheid problematisch is, bestaat er wel brede consensus dat kansengelijkheid bevorderlijk is. Elk kind moet evenveel kans maken in onze maatschappij.
Maar kansengelijkheid als term heeft zich ook gevoegd naar de normen van onze maatschappij. Het gaat namelijk uit van een maatschappij waarin je mede-burgers je concurrenten zijn. Door concurrentie als selectiecriterium te nemen van arbeid produceren we als maatschappij de meeste economische groei en daarmee de meeste (materiële, niet brede) welvaart.
Onze samenleving is onder de streep dus ingericht als een wedstrijd.[3] Denk aan de arbeidsmarkt, waarin je als eenling in een poule van andere mensen ‘strijdt’ om dezelfde baan. Steeds meer aspecten van het leven worden doordrongen van het competitiebeginsel: van onderwijs en opvoeding (vind de juiste school, geef jouw kind de beste kansen mee), tot de zorgtaken voor elkaar (marktwerking bevordert effectiviteit en efficiëntie), tot aan het vinden van een partner via een datingapp (‘swipe rechts als je interesse hebt’).
Het is dus niet gek dat we leven in een samenleving waarin extreme ongelijkheid bestaat. Competitie zit diep verankerd. Als een organisatie in een dorp in de Democratische Republiek van Congo microkrediet beschikbaar maakt, worden buren plotseling elkaars concurrenten.[4] Langzaam veranderen gemeenschappen gebouwd op sociale cohesie in groepen losstaande individuen die met elkaar in competitie zijn voor hun bestaanszekerheid. De aanwezigheid van het gemeenschappelijke fundament van vertrouwen en solidariteit slinkt in rap tempo.
In onze samenleving is deze verandering zo’n tweehonderd jaar geleden ingezet via de industriële revolutie.[5] In pre-industrieel Engeland leefden veel dorpelingen van het gezamenlijke land dat om het dorp heen stond. Tot het land plots werd opgesplitst in privaat land (de enclosure acts). Wie het kon betalen kon het land kopen, maar de meesten trokken naar de stad om daar in fabrieken te gaan werken. Zo ontstond de arbeidsmarkt (nog zo’n schijnbaar neutrale term).
We zijn vandaag de dag zo gewend aan een cultuur van competitie dat we ons niet meer bewust zijn dat veel aspecten van ons leven erdoor beheerst worden. We zien onszelf als vrije mensen, maar de tegenprestatie is dat we moeten werken en belasting betalen. Zo voldoet eenieder aan zijn bijdrage aan het collectief (het sociaal contract, ook een Verlichtingsterm). Het resultaat is vrijheid van elkaar en toch een leven van dwang.
Zolang we een samenleving bouwen op competitie, hebben we een samenleving van winnaars en verliezers. En een samenleving van ongelijkheid. Dat wilden we toch juist niet?
Het gaat om gezamenlijke bewustwording van deze onderliggende bouwstenen van de maatschappij. Ze zitten in het kleine, alledaagse. Daar begint de ongelijkheid. Iemand die nee zegt tegen vermogensongelijkheid maar wel voordringt in de trein houdt er geen consistent wereldbeeld op na. Maar dit vervolgens toewijzen aan een gebrek van oprechtheid, zoals vaak wordt gedaan (met name in de politiek), is een te simpele conclusie.
Vaak is inconsistentie in wat we zeggen en wat we doen het gevolg van een gebrek in bewustzijn. We zijn ons onbewust van de culturele invloed van een samenleving die is gebouwd op competitie. We zijn ons onbewust van een maatschappij die het individu op haast agressieve manier beschermt tegen de invloed van zijn naasten en vrijwaart van enige verantwoordelijkheid voor het welzijn van zijn omgeving.
Wij zijn niet het probleem, het zijn onze verouderde normen. Zoals de bekende schrijver en historicus Yuval Noah Harrari stelt: “Mijn gevoel is dat de wereld hoofdzakelijk draait op filosofische idealen uit de zeventiende en achttiende eeuw, die waren gebouwd op een totaal ander begrip van de menselijke natuur. En tot nu toe heeft alle geweldige wetenschappelijke vooruitgang in het beter begrijpen van de menselijke natuur tot haast geen enkele verandering geleid in onze ethische en filosofische opvattingen. Ik heb soms het vermoeden dat we op de laatste druppels benzine van onze filosofische tank teren. Dat we voor een filosofisch faillissement staan, omdat er [met] de nieuwe uitdagingen waar we voor staan, totaal geen overeenstemming is in waar we heen willen”.[6]
Waar moeten we die nieuwe basis vanuit creëren? Niet vanuit competitie en vrijheid van elkaar. Ware verandering is verandering in cultuur, in begrip, in normen, in bewustzijn. Zulke veranderingen hebben ook geleid tot het afschaffen van de slavernij. Maar elke onbewustheid die overbleef, zie je vandaag de dag nog steeds terug in de structurele discriminatie om ons heen. We zijn onszelf nog steeds aan het bewust worden hierover. En een maatschappelijke dialoog kan dat versnellen of juist vertragen, afhankelijk van hoe het gesprek wordt geframed.
Zoals het Universele Huis van Gerechtigheid, het hoogste bestuursorgaan van de wereldwijde Bahá’í-gemeenschap schrijft: “De hoogste behoefte van de mensheid is samenwerking en wederkerigheid. Hoe sterker de banden van broederschap en solidariteit tussen mensen, des te groter zal de kracht van constructiviteit en verwezenlijking zijn op alle gebieden van menselijke activiteit”.[7]
We moeten de mentale, culturele en institutionele structuren adresseren die onze natuurlijke vermogens als mensen onderdrukken. Kinderen worden van jongs af aan in een competitief keurslijf geduwd. Leren we hen vergeven, luisteren en samenwerken? Of leren we hen zichzelf profileren en voor zichzelf te kiezen – met alle gevolgen van dien.
Dit zijn de zaken die we met elkaar moeten aanpakken, want ze ondermijnen onze sociale cohesie. En zonder sociale cohesie kan ongelijkheid gedijen als onkruid in een tuin.
Noten
[1] https://www.oxfam.org/en/press-releases/worlds-billionaires-have-more-wealth-46-billion-people
[2] Zie bijvoorbeeld het boek Groter Denken Kleiner Doen, van Herman Tjeenk-Willink
[3] Zie bijvoorbeeld het boek Beyond the Culture of Contest van Michael Karlberg
[4] Zie bijvoorbeeld het volgende paper: papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=2385482
[5] Zie bijvoorbeeld het boek The Great Transformation van Karl Polayni.
[6] www.youtube.com/watch?v=qHSzeijQ95I&ab_channel=YuvalNoahHarari
[7] www.bahai.org/library/authoritative-texts/the-universal-house-of-justice/messages/20170301_001/1#712004157
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op 23 maart 2022 en is opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Zomerherhalingen.
Prachtig artikel Jonathan!!
Dank Marjan, leuk om te horen!