Ik ben geboren in Marokko en opgegroeid in de regio Haaglanden. Ja, genoeg mensen met buitenlandse roots, die zich hier niet helemaal op hun plek voelen, hoor ik jullie denken. En heel lang heb ik ook gedacht dat het vooral daardoor kwam. Maar het vreemde was, ook in mijn groep van herkomst, de Marokkaanse en islamitische gemeenschap, voelde ik me als de eeuwige wisselspeler. Ik kon toekijken, maar meedoen zat er niet in. Ook hier hoorde ik er niet echt bij. Ik zat in een soort van schemergebied tussen deze twee werelden en ik forensde constant heen en weer.
Als puber en adolescent was ik nogal verlegen om niet te zeggen (mensen)schuw. Ik vond (en vind) de meeste mensen luidruchtig, bemoeizuchtig en niet te vertrouwen. Ik snapte niks van hun manier van communiceren en sociale omgang.
Alsof ik op Mars terecht was gekomen tussen de groene wezentjes. Of was ik zelf het groene mannetje? En ik vond mezelf daarom zo dom. En heel erg minderwaardig. Toen is ook de strijd begonnen om dit allemaal toch te proberen te begrijpen en er enigszins chocola van te maken om te laten zien, dat ik er wel bij hoorde.
Maar waar wilde ik dan bij horen? En, wie was die ´ik´ dan eigenlijk? Ik voelde me gedwongen om te kiezen. En het werd een overwinning voor het Nederlandse kamp. Zij hadden immers de opleidingen, perspectief op werk en een zekere en stabiele toekomst. En dat religieuze verhaal vond ik reuze interessant maar veel te ingewikkeld en tijdrovend. Al mijn aandacht en energie kon ik nu beter stoppen in het worden van een modelburger in dit kikkerlandje. Ik wist dat ik er niet uitzag als een doorsnee Hollander, dus ik heb mezelf aangeleerd om zo goed als mogelijk te klinken als een geslaagde Hollander. Geen accent te bespeuren bij mij. Ook mijn schrijfvaardigheid en grammatica moesten tiptop in orde zijn. Dat was een eerste voorwaarde om toegelaten te kunnen worden tot de Nederlandse selectie. Een diploma halen stond hoog op het lijstje. De CITO-score op de lagere school gaf (gelukkig maar) zonder enige twijfel een VWO-advies aan. Het lukte. Ik deed eindexamen gymnasium, met een extra vak nog wel. Apetrots. Iedereen om me heen welteverstaan. Bij mij begon het te knagen en te piepen en te knarsen. Natuurlijk was ik blij en vooral opgelucht dat ik deze horde had genomen, maar ik had nog niet het gevoel dat ik dichter bij de selectie was gekomen.
De strijd ging voort in Leiden. Psychologie studeren om mezelf en de samenleving wat beter te begrijpen. Het waren vijf klote jaren. Alleen, verloren en klein, piepklein, voelde ik me tussen al die witte studenten. Ja, er liep zo her en der een verloren kleurling rond en ook een paar islamitische studentes met hoofddoek, maar dat maakte het eigenlijk alleen maar nog ingewikkelder. Moe, leeg, uitgeput en steeds depressiever kroop ik richting mijn afstudeerscriptie. En vlak voor het einde stortte ik in. Waarom deed ik dit mezelf toch aan? ¨Because i want to fit in¨ om Patrick Bateman uit de film Psycho te citeren.
Na ongeveer een half jaar heb ik met enige hulp mezelf bij elkaar geraapt en heb met wat hangen en wurgen mijn scriptie afgemaakt. De titel was binnen: Drs. Dit moest toch iets betekenen en voor positieve verandering zorgen toch? Au contraire, mon frère.
Na de vijf klote jaren kwamen tien (!) donkere en soms ronduit gitzwarte jaren. Ik kwam in een heel andere hoek terecht. Ik was gek, gestoord, vervloekt, bezeten. En de strijd leek verloren.
Nadat ik weer wat bij zinnen was gekomen, bevond ik me letterlijk aan de zijlijn. Gedesillusioneerd. Zonder perspectief, zelfs zonder hoop op enig perspectief. I had to start from scratch. Inmiddels midden in de 30, ging ik nu pas echt nadenken over wie ik was en wilde zijn. En ik bleef me klein en onbeduidend voelen. Compleet gefaald. De wereld om me heen was er alleen maar ingewikkelder en vooral vijandiger op geworden en ik moest alle zeilen bij zetten om te voorkomen, dat ik volledig zou afdwalen.
Wonder boven wonder begon ik mijn draai te vinden. Vier jaren geleden volgde ik een opleiding van een jaar om weer aan het werk te gaan en ´mee te doen´. En wonder boven wonder vond ik vrij snel een baan. Maar na een jaar gewerkt te hebben leek de ellende weer te beginnen. Sterker nog, hij was weer begonnen. Alle moeite leek voor niks en alle energie verspild. De moed zakte me in de schoenen en met het schaamrood op mijn kaken klopte ik weer aan voor hulp. Na wat aanpassingen ging ik weer aan het werk, maar heel snel bleek, dat het niet meer te doen was. Ik bleef maar in hetzelfde rondje draaien als de ezel die rondjes loopt in een rosmolen. Hier kon je als resultaat tenminste nog brood van bakken, maar mijn gedraai resulteerde alleen in hoofdpijn, slapeloze nachten en algehele vertwijfeling.
Maar toen begon me iets te dagen. En het verklaarde en verhelderde zo veel. Wat als dit alles in het perspectief van autisme, of ASS zoals het nu genoemd wordt, gezien zou worden? Hoe meer ik er over nadacht, hoe logischer ik het vond. Dat het kwartje nu pas viel en dat ook niemand het zag, roept veel vragen op, maar voor nu is de opluchting zo groot, dat ik die vragen even parkeer. De afgelopen weken heb ik van alles opgezocht gelezen en gezien over ASS. De herkenning is niet meteen overweldigend, maar toch te groot om te negeren. Dus het voelde een beetje als auw-tisme, maar meer nog als een flinke oh-tisme (slechte woordgrappen, i know). Of zoals Nederlands bekendste persoon het zo treffend verwoordde: je gaat het pas zien als je het doorhebt. Ik denk dat ik het nu begin door te krijgen, dan gaan we het daarna wel zien. Ik ben in de loop der jaren zo goed geworden in me aan alles en iedereen aan te passen, dat het een tweede natuur is geworden. Ik wil dat niet meer.
Dit stuk schreef ik zo’n drie jaar geleden in eerste instantie voor mezelf. Ik deel het nu alsnog met een wat breder publiek, om te benadrukken dat neurodiversiteit dus ook bij mensen met een migratieachtergrond voorkomt en niet alleen bij witte jongetjes, die heel erg van treinen houden. Er kunnen, net als in mijn geval, verschillende redenen zijn waarom een diagnose pas op latere leeftijd gesteld wordt. Ik ben blij dat ik het nu alsnog weet, maar het had wel veel pijn en verdriet kunnen voorkomen.
Bedankt voor je moedige stuk.
Je zegt: “Ik vond (en vind) de meeste mensen luidruchtig, bemoeizuchtig en niet te vertrouwen.” Dat zijn ze ook! En ik denk dat er niet voor niets mensen zijn zoals jij, die iets anders te bieden hebben aan deze wereld.