Wie in Nederland geen werk heeft noch een vermogen, en niet in staat is om zich te voorzien in zijn of haar levensonderhoud, heeft recht op een bijstandsuitkering. Toen de algemene bijstandswet in 1965 door toenmalig minister Marga Klompé werd geïntroduceerd had dit niet alleen als doel om het ontvangen van de bijstand van een gift om te zetten naar een recht maar het had ook uitdrukkelijk als doel om bestaanszekerheid te bieden. Het moest in ieder geval genoeg zijn om een waardig leven te leiden en zelfs wekelijks een bloemetje ervan op tafel te kunnen zetten.
De bijstand als recht en niet als gunst dus. Is dat anno 2021 nog het geval? Het Nibud rekende uit dat een bijstandsgerechtigde met twee opgroeiende kinderen al gauw maandelijks meer dan 200 euro structureel te kort komt om de vaste lasten te betalen.
Aan de ene kant zien we een bijstandsuitkering die geen bestaanszekerheid biedt en zelfs mensen de armoede in stort en aan de andere kant zien we een overheid die genadeloos handhaaft en uitkeringsgerechtigden straft wanneer zij niet doen wat van hen wordt verwacht of (onbewust) een fout maken. Zo kan het gebeuren dat je een boete van 7000 euro krijgt opgelegd als jouw moeder je wekelijks een tasje met boodschappen toeschuift omdat jouw uitkering te laag is en je anders vergaat van de honger. Of Hanny Heuvelink uit Tilburg die met haar kapotte stofzuiger naar het stadhuis moest fietsen en ten overstaan van iedereen in de publieke hal moest bewijzen dat het echt kapot was en een dermate vernedering moest ondergaan die traumatiserend werkt en kenmerkend is voor hoe uitkeringsgerechtigden de bejegening ervaren.
De bijstand is een recht, bedoeld om bestaanszekerheid te bieden aan mensen die daartoe zelf niet in staat zijn. In de loop der jaren is de bijstand echter verworden tot een gunst, waarbij de strengheid en kilheid in de uitvoering afschrikt. En het leidt tot armoede en honger. De voedselbanken die overuren draaien zijn wat dat betreft een Godswonder.
In een rijk land als Nederland is armoede onder uitkeringsgerechtigden het gevolg van bewust politiek beleid en onwil om de beschikbare rijkdom eerlijk te verdelen onder alle burgers. Armoede is niet het gevolg van een tekort aan geld. Willen we iets doen aan de armoede onder de 1,2 miljoen Nederlanders waarvan 250.000 kinderen, de ruim half miljoen huishoudens met schuldenproblemen, de 300.000 werkende armen en vooral de vernedering en ontmenselijking waaraan uitkeringsgerechtigden worden onderwerpen dan is allereerst een politieke koersverandering nodig. Een koersverandering waarin menswaardigheid in de sociale zekerheid de basis vormt en niet de neoliberale mensopvatting dat werkloosheid en armoede jouw eigen schuld is en je daaruit geprikkeld kan worden door een overheid die de toegang tot sociale voorzieningen ontzegt, ervoor zorgt dat je net niet omkomt van de honger en je achterlaat met het gevoel dat je niets waard bent en er niet toe doet.
Twee weken geleden hoorde ik Thomas Kampen spreken over menswaardigheid en de menselijke maat bij de participatielezing van Movisie. Hij had onderzoek gedaan naar de bijstandsuitkering en sprak hiervoor ook met uitkeringsgerechtigden. Zijn conclusie was niet mals. Het zorgt voor objectivering: mensen voelen zich geen mensen meer maar een nummer, een dossier. Er is gebrek aan oog voor menselijke verhoudingen. De bijstand is te laag om van te leven en bestaanszekerheid te bieden. Het stigmatiseert en zet mensen weg als profiteurs en fraudeurs. Het leidt tot uitsluiting. De bijstand is een doolhof waar je moeilijk uit komt. Het onderdrukt en vernedert mensen en creëert bij ambtenaren die het moeten uitvoeren onverschilligheid en tunnelvisie. Het is dan ook niet gek dat mensen die in de bijstand zitten bijna niet lukt om hieruit te komen en eigenlijk dieper wegzakken in de ellende.
Om deel te kunnen nemen aan de samenleving en het idee te hebben dat je erbij mag horen en gewaardeerd voelen moet je overtuigd zijn dat je er toe doet. Dat je meetelt en erbij hoort. Jarenlang onderworpen worden aan vernedering, uitsluiting en onderdrukking is fnuikend en dit wat met de menselijke eigenwaarde. Wanneer ik met uitkeringsgerechtigde spreek is dit wat ze meestal naar voren brengen. En niet zozeer het gemis aan geld. Het is vooral de immateriële kant van het geheel die pijn doet.

Onlangs verrichte de inspectie voor sociale zekerheid en werkgelegenheid een onderzoek naar het niet-gebruik van de bijstandsuitkering en kwam tot de ontdekking dat 170.000 huishoudens, met name ZZP’ers, die wel recht zouden hebben op een uitkering dit niet aanvragen. Helaas ging het onderzoek niet in op de redenen hiervoor, maar het is zeker een nieuw onderzoek waard. Dat dit strenge bijstandsregime afschrikt is echter al heel lang bekend.
Een vrouw met wie ik over het onderzoek van de inspectie sprak verwoordde het heel treffend: “Toch snap ik dit. Ook nooit aangevraagd, als je iets niet wilt is het om in dit circuit terecht te komen. Kost je verschrikkelijk veel tijd als zelfstandige en de kans dat je in de problemen komt is enorm.” Een andere vrouw vertelde hoe zij met een kapotte koelkast bleef zitten omdat ze geen geld had om een bijzondere bijstand aan te vragen voor een nieuwe: “Ik moest een geldig ID hebben want mijn oude was verlopen. Een nieuw rijbewijs kost rond de veertig euro. En dit is naast de administratieve rompslomp die erbij komt kijken en de vele pagina’s aan uitdraaien die je moet maken en meesturen bij de aanvraag. Je kan dit af met een simpel briefje, mag handgeschreven en een voorschot voor een nieuwe ID?” Dat kan natuurlijk niet want dan gaat heel Nederland briefjes schrijven dat ze een nieuwe koelkast nodig hebben, hoor ik de overheid al denken.
Het neoliberale geloof in strengheid en het de arbeidsmarkt opprikkelen van uitkeringsgerechtigden, is mijns inziens anno 2021 failliet. Het werkt niet als oplossing om hen weer mee te laten doen. Dat geldt ook voor het beleid dat daarop gestoeld is. Ook dat is faliekant mislukt. Een evaluatie van de Participatiewet door het Sociaal Cultureel Planbureau in 2019, de wet die sinds 2015 bestaat en als doel heeft om participatie te bevorderen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, toont dit faillissement genadeloos aan. Van alle mensen die onder de Participatiewet vallen geldt het alleen voor de jonggehandicapten dat zij sindsdien een grotere kans op werk hebben. Overige groepen die onder de participatiewet vallen, waaronder langdurig werklozen zijn niet aan werk gekomen en zijn ook nog eens achteruitgegaan in hun inkomen.
Uitkeringsgerechtigden in de Participatiewet worden met een harde aanpak en vele verplichtingen een worst voor de neus gehouden en lekker gemaakt voor banen die er niet zijn of die hen geen vooruitgang en uitzicht bieden. Tot deze conclusie kwam Josien Arts in haar PhD-onderzoek. Zij onderzocht de manier waarop klantmanagers uitkeringsgerechtigden begeleiden en omschreef dit als ‘pedagogieken van optimisme’. Die zijn er erop gericht bijstandsgerechtigden te leren omgaan met het (voort)bestaan van hun precaire situatie en tegelijk optimistisch te zijn over hun toekomst. “Re-integratiedienstverlening heeft bijstandsgerechtigden hoofdzakelijk tijdelijk, laaggeschoold en slecht betaald werk met weinig carrièreperspectief te bieden. Door hen tegelijkertijd te stimuleren – en zelfs te verplichten – om deze banen te accepteren én positief vooruit te kijken, creëren klantmanagers onbedoeld wrede hoop die geen concrete oplossing biedt voor, maar, sterker nog, een bestendiging is van, de precaire situatie waarin bijstandsgerechtigden zich bevinden.”
Nu we dit allemaal weten is de enige vraag die resteert: wat kunnen we eraan doen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de bijstand menswaardig wordt, bestaanszekerheid biedt en uitzicht biedt op perspectief? Ook hier had Thomas Kampen, waar ik eerder aan refereerde aan gedacht. Hij komt met de volgende suggesties die hout snijden. In de eerste plaats haal je de hardheid uit de wetgeving weg door gemeenten niet te verplichten om terug te vorderen maar bevoegdheden. Zo voorkom je dat een gemeente zich gedwongen voelt om 7000 euro terug te vragen van een bijstandsgerechtigde omdat ze boodschappen kreeg van haar moeder.
In de tweede plaats moet het accent komen te liggen op het helpen oplossen van problemen van burgers waardoor ze niet vooruitkomen in het leven. Solliciteren gaat immers beter als je lekker in jouw vel zit, laten we maar zeggen. In de derde plaats moet het bijstandsniveau omhoog zodat het voldoende is om van te leven. De illusie van volledige werkgelegenheid moet worden losgelaten: er is niet voor iedereen een baan op deze arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt selecteert, en niet ten faveure van langdurig werklozen of mensen met een arbeidsbeperking.
In de derde plaats spreekt zijn suggestie mij enorm aan om het idee uit te dragen dat een uitkering een vorm is van solidariteit. Zodat we als samenleving weer trots worden op het feit dat we via belastingen en collectieve voorzieningen, waar we allemaal aan bijdragen, elkaar ondersteunen. Vanuit dit perspectief is een uitkering geen gift, maar een verworvenheid waarop we trots mogen zijn. Ook moeten we realiseren dat een uitkering niet per definitie een tussenstap op weg naar werk is. Dat is ook een illusie die we los moeten laten. Soms is een uitkering niet tijdelijk, maar voor langere tijd of zelfs structureel nodig, in het geval van mensen met een arbeidsbeperking bijvoorbeeld. Onze samenleving zal moeten accepteren dat we voor sommige mensen blijvend moeten zorgen.
In de vierde plaats dient de overheid een verantwoordelijkheid te nemen om uitkeringsgerechtigden kans te bieden op werk. Dat kan bijvoorbeeld door opnieuw te investeren in de publieke sector en te zorgen voor basisbanen. In de gemeente Groningen is door middel van een pilot het nut van basisbanen bewezen. Basisbanen zijn bovendien essentiële banen die in de loop der jaren helaas allemaal zijn wegbezuinigd. Laten we daadwerkelijk vormgeven aan de participatiesamenleving maar dan op de juiste manier. Straf uitkeringsgerechtigden niet wanneer zij voor elkaar willen zorgen en schaf de kostendelersnorm af. De korting die je krijgt als je met meerdere personen die ook een uitkering ontvangen een huishouden vormt. Geef mensen ook de ruimte om nee te zeggen en zich te onttrekken aan verplichtingen die gesteld worden. Zorg dat gemeenten, voordat zij sancties opleggen, dit eerst goed beargumenteren. En bied uitkeringsgerechtigden de mogelijkheid in verweer te gaan en hun recht te halen. Zorg voor een klachtrecht, inspraak zeggenschap en passende regelgeving die toegankelijk is.
En tenslotte organiseer informele verantwoording zodat gemeenteambtenaren die belast zijn met de uitvoering met elkaar in gesprek kunnen gaan over hun handelwijze, kunnen leren van elkaar en elkaar hierin kunnen corrigeren als ze doorschieten. En tenslotte regel ook dat de overheid verantwoording aflegt aan uitkeringsgerechtigden. Het afleggen van verantwoording is een krachtig instrument dat preventief werkt en leidt tot bewustwording.
De overheid trok zich in de afgelopen jaren terug uit het sociale domein. De participatiesamenleving en zelfredzaamheid is daarvoor in de plaats gekomen. De participatiesamenleving die in 2013 tijdens de troonrede werd gelanceerd door Koning Willem Alexander heeft gefaald. En ook de ideologie die daaraan ten grondslag ligt en het beleid. “Door maatschappelijke ontwikkelingen zoals vergrijzing en internationalisering voldoen onze arbeidsmarkt en ons stelsel van publieke voorzieningen niet meer volledig aan de eisen van deze tijd (…). Het is onmiskenbaar dat mensen in onze huidige netwerk- en informatiesamenleving mondiger en zelfstandiger zijn dan vroeger. Gecombineerd met de noodzaak om het tekort van de overheid terug te dringen, leidt dit ertoe dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving. Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving.”
Met de ervaring en wijsheid die we nu hebben, ben ik benieuwd naar de troonrede van 2021.