Een meerderheid van het EenVandaag Opiniepanel is voor de afschaffing van het bijzonder onderwijs, zo meldde de actualiteitenrubriek van AVROTROS vandaag. Zestig procent van de 35.000 leden ziet geen heil meer in het Nederlandse systeem waarin ouders zelf de scholing voor hun kinderen kunnen inrichten. Vorige week nog meldde Klaas Dijkhoff dat hij “het zich kan voorstellen” dat Nederland de vrijheid van onderwijs gaat inperken. De VVD-leider wees in nauwelijks verholen termen het islamitisch bijzonder onderwijs in Nederland als aanleiding: “Als de vrijheid van onderwijs als ongewenst neveneffect heeft dat er scholen worden opgericht die dienstbaar zijn aan segregatie en het in stand houden van parallelle samenlevingen, moeten we dat stoppen,” zo zei hij.
Nu is de druk op de vrijheid van onderwijs niet nieuw, al decennia klinkt zo nu en dan de roep om het systeem te verzien. Maar de laatste tijd krijgen de critici van het huidige systeem de wind in de zeilen door de rel rond het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam en andere islamitische onderwijsinstellingen die volgens de AIVD hun leerlingen niet altijd even democratisch opvoeden. En hoewel het op dit front de laatste tijd een beetje stil is, wil op gezette intervallen de één of andere orthodox-christelijke basisschool nog wel eens het nieuws halen als zij een van hun docenten op non-actief hebben gezet wegens diens homoseksuele geaardheid.
Electoraal gewin
Niettemin staat de vrijheid van onderwijs, inclusief het bijzondere onderwijs, verankerd in artikel 23 van de Nederlandse grondwet. En precies daarom staat deze vrijheid in onze grondwet, om haar te beschermen tegen eventuele (tijdelijke) meerderheden die haar gaarne willen afschaffen, of tegen populistische volksmenners die haar afschaffing willen inzetten voor eigen electoraal gewin. De vrijheid van onderwijs staat in de grondwet naast de vrijheid van godsdienst (#6), van meningsuiting (#7) en van vergadering (#9). En daarmee zijn we collectief beschermd tegen politici, beleidsmakers en opinieleiders die met een snel gewonnen meerderheid ons land willen herscheppen naar hun eigen beeld en gelijkenis.
We zijn collectief beschermd tegen politici, beleidsmakers en opinieleiders die met een snel gewonnen meerderheid ons land willen herscheppen naar hun eigen beeld en gelijkenis.
Daarnaast regelt de vrijheid van onderwijs niet alleen dat ouders hun kinderen naar scholen mogen sturen, die op een religieuze basis opereren, rooms-katholiek, protestants of islamitisch, maar ook naar scholen met een geheel eigen pedagogisch systeem, zoals Dalton-, Jenaplan-, Montessori- en Vrijeschoolonderwijs. Dit wordt in de discussie over het bijzonder onderwijs vaak vergeten, maar de grondwet borgt ook het recht van ouders hun kinderen op een eigenzinnige manier onderwijs te laten krijgen. En dan gaat het dus niet alleen om de inhoud van de eventuele godsdienstles, maar vooral ook op de hele manier waarop naar de fenomenen ‘mens’ en ‘onderwijs’ wordt gekeken. Wie tegen de vrijheid van onderwijs is, gooit het kind met het badwater weg.
Religieus vacuüm
Daarnaast kan (vooral) het confessioneel bijzonder onderwijs – dus o.a. de rooms-katholieke, protestantse en Islamitisch scholen – een belangrijke maatschappelijke rol vervullen in het de kinderen leren omgaan met de verschijnselen ‘religie’ en ‘spiritualiteit’ en met de multireligieuze dimensie van onze maatschappij die onze laatmoderne tijd kenmerkt. Door secularisatie, deïnstitutionalisatie, secularisatie en individualisering hebben we – collectief en individueel – ons geloof in een kerkelijke godheid verlaten en zijn – via de kleine omweg van de zelfhulpspiritualiteit – op weg naar een totaal religieus vacuüm. Althans in west-Europa, of vooral in Nederland. De rest van de wereld is nog steeds onbekommerd religieus, ondanks dat de Amsterdams-Hilversumse grachtengordelelité ons wil laten geloven dat het met de rest van de wereld moet gaan zoals het bij hen gegaan is. Quod non.
Ieder mens wil antwoord op de twee universeel-existentiële vragen: wie ben ik en wat kom ik hier doen? Religie is een van de oudste en meest rijke antwoordfamilies van de menselijke beschaving.
Ieder mens wil antwoord op de twee universeel-existentiële vragen: wie ben ik en wat kom ik hier doen? Religie is een van de oudste en meest rijke antwoordfamilies van de menselijke beschaving. In deze antwoordfamilies wordt gesproken over het common good, over altruïsme en liefdadigheid. Natuurlijk, deze zachte krachten worden maar al te vaak overstemd door het getier en geplof van individuelen dwaallichten, die menen dat hun God doden wil in plaats van leven. Wie zich staande wil houden in onze toenemende complexe multiculturele en multireligieuze samenleving moet kennis hebben van de bestaande religieuze tradities, de competenties om met deze verschillen liefdevol en gebalanceerd om te gaan en zichzelf bovendien te kunnen positioneren te midden van deze religieuze potpourri. En dat kost meer moeite dan één uur per week een lesje godsdienst, levensbeschouwing, levenskunst of burgerschap in de onderbouw.
Religieus-spiritueel wezen
Het bijzonder onderwijs kan, vanuit haar aard en geschiedenis, leerlingen helpen zichzelf ook als religieus-spiritueel wezen te verstaan, niet door één waarheidsclaim absoluut op te leggen, maar iedere leerling te stimuleren op zoek te gaan naar het antwoord op de vragen ‘wie ben ik?’ en ‘wat kom ik hier doen?’ Wellicht groeit er dan een nieuwe generatie op die beter in staat is met de veelheid van meningen en argumenten te kunnen omgaan, en die opstaan tegen geweld en discriminatie niet langer verward met het opheffen van andermans vrijheden.
Geachte leden der Staten-Generaal, sta pal voor artikel 23.
Gerelateerd
Het gesprek over grondrechten in een veranderende maatschappelijke context komt goed tot uitdrukking in dit fragment waarbij hoogleraar Tom Zwart in discussie is met presentator Fidan Ekiz.
Ik heb het altijd wel een aardig systeem gevonden in Nederland: de combinatie van openbaar en bijzonder onderwijs, waaruit ouders en jeugdigen kunnen kiezen. Soms is die keuzemogelijkheid er nauwelijks, maar dat laat de aantrekkelijkheid van het systeem onverlet.
Het is het goed recht van Bosman, het bijzonder onderwijs – gebaseerd op art 23 – te verdedigen; maar het is toch niet nodig tegelijk zo minachtend te doen over het openbaar onderwijs en dus over ouders die hun kind liever niet naar een christelijke (ik noem maar een religie) school willen sturen. Want dat doet hij.
De verdediging van artikel 23 door Bosman doet me aan de beroemde uitspraak denken: met zulke vrienden heb je geen vijande meer nodig.
De eerste alinea al: “… een wereld die strak staat van de religie.” Dat lijkt me geen aanbeveling voor het religieus willen zijn, een beetje ontspannen leven lijkt me beter.
En dan de populistische (want tegen een denkbeeldige Nederlandse elite gericht) zin: “Door secularisatie, deïnstitutionalisatie, secularisatie en individualisering hebben we – collectief en individueel – ons geloof in een kerkelijke godheid verlaten en zijn – via de kleine omweg van de zelfhulpspiritualiteit – op weg naar een totaal religieus vacuüm.”
Nounounou, wat vreselijk toch. Is zo’n aanval op mensen die niet meer ‘geloven’, nu echt nodig in het willen handhaven van artikel 23?
Dus, Bosman’s laatste zin parafraserend:
Geachte verdedigers van artitel 23, graag ook wat meer waardering voor het openbaar onderwijs, en voor atheïsten/agnosten.
Als ik mijn eigen ervaring mag noemen, ik zat op een degelijke protestants-christelijke school, dus ik ben redelijk thuis in de Bijbelse geschiedenis. Van andere religies hoorden we niets of vrijwel niets; wat ik daar nu van weet heb ik uitsluitend aan zelfstudie te danken. Van de islam hoorden we alleen dat Mohammed wel een profeet was, maar een valse. Dat lijkt me geen goede voorbereiding voor het omgaan met “de multireligieuze dimensie van onze maatschappij die onze laatmoderne tijd kenmerkt”. Wanneer we beter met elkaar om willen gaan zullen we echt iets beters moeten verzinnen.
De kern van artikel 23 Grondwet moet naar mijn mening behouden blijven, maar de context waarin de vrijheid van onderwijs bestaat is anders dan in 1917. Toen ging het om de gelijke bekostiging van openbaar en bijzonder onderwijs. Bijzonder onderwijs was christelijk onderwijs, dat tot 1917 door de ouders moest worden bekostigd. Bijzonder was het vanwege de gezindheid, niet vanwege de pedagogische methode. Een pedagogische methode alleen is geen reden voor bekostiging: het moet volgens mij altijd ook om algemeen-bijzonder, protestants-christelijk of een andere gezindheid gaan. Vrije scholen worden bekostigd omdat de antroposofie als een gezindheid wordt erkend, niet vanwege de methode. De Stichting Persoonlijk Onderwijs (Tjalling Koopmansschool) kon alleen hier en daar bekostiging krijgen door het te vermommen als rooms-katholiek onderwijs, of een andere gezindheid. De stichting kwam met de vreemdste combinaties van gezindheden, afhankelijk van wat er in de gewenste vestigingsplaats nog niet was. Zeer oneigenlijk. Dekker heeft als staatssecretaris onderwijs een voorstel ingediend om nieuwe scholen ook om andere redenen dan een gewenste gezindheid bekostigd te kunnen krijgen. Een goed idee. Al kan het stichten van nieuwe scholen nu er op vele plaatsen sprake is van krimp gemakkelijk tot ondoelmatige besteding van belastinggeld leiden.
De vrijheid van onderwijs is overigens nogal relatief. De staat ziet toe op de ‘deugdelijkheid en doet dat door talrijke voorschriften. Ooit werd de medezeggenschapswet aan het onderwijs opgelegd omdat medezeggenschap als een eis van deugdelijkheid werd gepresenteerd. Ik ben voor medezeggenschap, maar het is iets anders dan deugdelijkheid of kwaliteit van onderwijs.