Bekend in bijbelboek Genesis is natuurlijk het scheppingsverhaal, overigens in twee versies. En wat te denken van de verhalen over het paradijs en de eerste zonde – de verboden vrucht, of van de grote vloed en de ark van Noach, de toren van Babel. Dat zijn verhalen uit het begin. Daarna begint Genesis te vertellen over de menselijke geschiedenis met de roeping van Abram, de vele verwikkelingen waarin zijn familie in de generaties daarna terecht komt, om te eindigen in Egypte. Daar is aartsvader Jakob uiteindelijk met zijn verloren zoon Jozef herenigd. De cyclus over Jozef en zijn broers vormt een verhaaltechnisch hoogtepunt.
Robinson is zelf een orthodoxe christen. Ze legt meteen haar kaarten op tafel, want ze heeft een broertje dood aan ‘de hermeneutiek van de achterdocht’ die veel hedendaagse academische theologie hanteert. Ze heeft een groot ontzag voor de heiligheid van de tekst, gelooft dat de daarin verhaalde gebeurtenissen ‘echt gebeurd’ zijn.
Aan de andere kant blijft ze de romanschrijfster die goed weet dat teksten altijd menselijke producten zijn en een eigen werkelijkheid scheppen. Zelf schrijft ze: “Ik moet bekennen dat ik een zekere druk voel. Het is mijn bedoeling om de Heer te verheerlijken als ware ik een kunstschilder of componist, maar mijn grootste verantwoordelijkheid als commentator van de tekst is dat ik trouw blijf aan die tekst” (p. 213). Uit die spanning is een prachtig boek geboren.
Met aandacht leest ze de teksten. Ze heeft een bijzonder oog voor de literaire kwaliteit ervan, maar houdt vast aan de gelovige zeggingskracht. Want in deze verhalen gaat het in en door de menselijke verwikkelingen over hoe mensen de goddelijke aanwezigheid hebben ervaren. Ze onthullen ons het karakter van God, voor wie wij mensen van het hoogste belang zijn. God is de God van het verbond. Hij is één en loyaal aan de gehele schepping, is het uitgangspunt van Robinson.
Tegelijk getuigen al de al te menselijke verhalen uit Genesis van de ruimte die God aan de mensen laat om in vrijheid te handelen. Dat is echt anders dan in de literatuur van de omringende culturen in de toenmalige bekende wereld.
Robinson maakt dat duidelijk in haar bespreking van het zondvloedverhaal, dat zoals bekend ook in andere tradities bestaat. “God heeft een verbond gesloten met Noach en met de gehele schepping, dat Hij ondanks alles zal respecteren. Dat is de climax in de Hebreeuwse versie van het verhaal. De goedheid van God wordt bevestigd in zijn geduld en loyaliteit. En in deze eigenschappen wordt ook de waarde van de mensheid bevestigd” (p. 43), waarna Robinson Psalm 8 citeert, die haar zo dierbaar is, als illustratie van wat zij ‘christelijk humanisme’ noemt. “De Hebreeuwse versie van het zondvloedverhaal komt aan een kernwaarheid, namelijk dat de mensheid een familie is. Uiteindelijk delen alle mensen een gemeenschappelijke afkomst, een gemeenschappelijke natuur, een gemeenschappelijke vreugde over Gods genade in zijn verbond met alle vlees” (p. 73).
Genesis van Robinson is ook een eigenzinnig boek. Robinson heeft een prettig soort onverstoorbaarheid waarmee ze haar eigen visie ten toon spreidt. Verwijzingen naar andere literatuur, van exegetische of bijbelwetenschappelijke aard, ontbreken, al wordt voldoende duidelijk dat ze de nodige achtergrondkennis heeft. Ze doet niet aan hoofdstukken of paragrafen, noch aan een inleiding of afsluitende conclusies. Aan vertaaltechnische kwesties waagt ze zich (verstandig) niet en hier en daar is ze heus wel op foutjes te betrappen. Maar dat alles doet eigenlijk nauwelijks iets af van de bijzondere zeggingskracht van haar parafrase van Genesis.
Met de retorische brille, die de liefhebbers ook in haar romans en essays waarderen, schetst ze een welwillend beeld van het karakter van God, dat vooral wordt gekenmerkt door een genadige terughoudendheid.
“…uit de tekst blijkt dat God is geïnteresseerd in mensen. Als God hun een persoonlijkheid, handelingsbekwaamheid, vrijheid en een zinvol bestaan verleent, dan moet Hij een vrijwel grenzeloze terughoudendheid betrachten. Mijn taal is absoluut ontoereikend voor mijn onderwerp, maar ik hoop de aandacht te vestigen op een belangrijke consistentie in Genesis. Het getuigt van Goddelijkheid om zich te onthouden van de uitoefening van kracht” (p. 234).
En juist dat maakt de tekst zo overtuigend.
Robinsons lezing van Genesis, zo menselijk en levensecht, voedt de blijvende verwondering over deze onverwoestbare verhalen.
Marilynne Robinson. Genesis. Herontdekking van een literair meesterwerk. Kok Boekencentrum Uitgevers, Utrecht 2024. 253 pag. € 24,99.