Onlangs maakte een ruimtetelescoop een foto van allerlei sterrenstelsels. Sommige sterrenstelsels staan zo ver weg dat hun licht uit de babytijd van het 13,8 miljard jaar oude heelal komt. Dat licht is met een snelheid van meer dan een miljard kilometer per uur maar liefst 13,5 miljard jaar onderweg geweest voordat het de telescoop bereikte. Andere stelsels staan dichter bij, hun licht is tot nu ‘slechts’ 4,6 miljard jaar onderweg geweest. De telescoop stuurde die foto naar een blauwe planeet die cirkelt rondom een kleine ster. Een ster die nauwelijks opvalt tussen de honderden miljarden sterren in één van de honderden miljarden sterrenstelsels in het universum. Enkele levende wezens op die blauwe planeet vingen de foto op en verspreidden deze onder hun soortgenoten, die er met verbazing naar keken.
Die diersoort leeft in zijn eigen tijd en ruimte. Ze meten hun tijd af aan de omwentelingen van hun planeet om zijn as en rondom zijn ster. Ze bestaan pas 300 000 jaar, een schijntje ten opzichte van de leeftijd van het heelal. In die tijd hebben ze heel wat bereikt door samen te werken. Ze ontwikkelden landbouw, ontwierpen machines, bouwden steden. Hun plek op en rondom de blauwe planeet werd steeds groter. Ze plaatsten zelfs een radiotelescoop in de ruimte om meer te leren over het universum.
Sinds ze zich kunnen herinneren werken ze niet alleen samen, maar vechten ze ook en vermoorden ze elkaar om een aangename plek in hun ruimte en om aanzien in hun tijd. Ze vertellen elkaar hoe goed het is om hun eigenbelang of het belang van de eigen groep na te streven. Daardoor leven sommigen van hen in ongekende welvaart en anderen in bittere armoede en onderdrukking. Ze kunnen zich niet verplaatsen in de leefwereld van afstammelingen zeven generaties later, die ze in groot gevaar brengen doordat ze hun planeet steeds verder opwarmen. Ze verwoesten het leefgebied van andere wezens waarmee ze hun planeet delen en vernietigen elk jaar tientallen miljarden van hen door ze te slachten en op te eten. [2]
Maar steeds meer kijken ze ook verder dan hun eigen ruimte en tijd. Ze onderzoeken het onvoorstelbare grote en onzichtbaar kleine, waar tijd en ruimte aan heel andere wetten voldoen dan ze altijd dachten. Zo zou de ene helft van een tweeling na terugkomst van een supersnelle ruimtereis jonger zijn dan haar zus die op hun planeet zou achterblijven. Ze betreden het rijk der verbeelding, waar ze muziek componeren, een choreografie maken, schilderen of verhalen schrijven. Ze kijken om zich heen. Naar de manier waarop andere wezens leven en naar de complexe samenhangen daarin. Ze ontdekken dat de dieren die ze opsluiten in kleine hokken gevoelens hebben en dat planten communiceren via schimmeldraden in de grond. Ze kijken naar binnen. Ze zien hoe ingenieus hun lichaam is en dat van andere levende wezens op hun planeet.
Dan vertellen ze elkaar verhalen over het onnoembare, waar ze eigenlijk geen taal voor hebben. Over hoe ze zich verbonden voelen met het universum waarin ze leven: van het kleinste deeltje tot de verste ster, van het verdriet van een ander dier tot een schimmeldraad in de grond. Ze beseffen dat hun oog een oog is ‘van het heelal, dat naar zichzelf kijkt’ [3]. Ze herinneren zich hoe wijze voorouders spraken over eerbied en dankbaarheid voor de natuur, over meevoelen met andere levende wezens en met latere generaties, over andere wezens behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden, over eigenbelang opzij zetten en over geweldloosheid. Ze verbazen zich erover dat ze als eenvoudige diersoort al deze dingen ontdekt hebben, dat ze dit allemaal kunnen overdenken en begrijpen.
En luisterend naar elkaars verhalen zien ze de toekomst. Een tijd waarin ze meer stilstaan bij het wonder van het onzegbare, waarin ze zich meer verbonden voelen met elkaar en met andere levende wezens. Een tijd waarin ze uit hun ruimte en tijd breken om vol eerbied en ontzag steeds meer deel te worden van het ondeelbare geheel [4].
Noten
[1] Geïnspireerd door een van de eerste foto’s van de James Webb telescoop en de boeken ‘Tijd’ van Guido Tonelli en ‘De heilige natuur’ van Karen Armstrong.
[2] Elk jaar slachten ze 69 miljard kippen, 1,5 miljard varkens, 0,65 miljard kalkoenen, 0,57 miljard schapen, 0,45 miljard geiten en 0,3 miljard runderen. Bron: Mark Maslin, 2022, Which diet will help save our planet: climatarian, flexitarian, vegetarian or vegan?, The Conversation, link.
[3] Tweet van Robbert Dijkgraaf, 12 juli 2022.
[4] Abel Herzberg, 1975, ‘Want alles is fragment’ in Drie Rode rozen, Amsterdam.