In de drie grootste landen ter wereld – de VS, India en China – is voetbal geen nationale sport. Maar ook hier in Hong Kong en in China zijn we allemaal in de ban van het Wereldkampioenschap. In China zijn er gemiddeld zo’n 600 miljoen kijkers als er gespeeld wordt. En dat komt niet alleen omdat er, in dit gokverslaafde land, natuurlijk fors gewed wordt op iedere wedstrijd, het WK leeft breed onder de mensen. Hier in Hong Kong zijn er oranjefans die gerust om 02.30 uur opstaan om zich te reppen naar een afgehuurd café waar ongeveer 500 gelijkgestemden samenkomen om de wedstrijd te kijken. En in de metro oogstte ik van de week bewonderende blikken toen ik mij bekendmaakte als “wo shi helan ren” (ik kom uit Nederland) nadat de actie van Krul onder goedkeurend gemompel van mijn medereizigers, getoond was op MetroTV.
Voetbal verbindt. Ook continenten. China met Afrika. Al die Afrikaanse landen die het tijdens WK 2014 helemaal niet zo gek deden, hebben mooi kunnen oefenen in stadions die door China gebouwd zijn. Want als er één manier is waarop China zichtbaar is in Afrika, is het door de bouw van infrastructuur. Wegen, bruggen, maar ook gebouwen, ziekenhuizen en het complex van de Afrikaanse Unie in Addis Abeba, maar zeker ook stadions. Gigantische stadions in ruil voor de grondstoffen waar het onverzadigbare China nooit genoeg van heeft. Natuurlijk doet China dit ook om politieke vrienden te maken. [Van vrienden mag je immers verwachten dat jouw vijand ook hun vijand is. Dat geldt bijvoorbeeld de relatie met Taiwan.] ‘Ontwikkelingshulp nieuwe stijl’ noemt China het. Het nieuwe aan deze stijl is dat er geen voorwaarden aan de samenwerking verbonden worden. Van China hoeft geen land een moralistisch opgeheven vingertje te vrezen, bijvoorbeeld als het over corruptie of mensenrechten gaat. Geen wonder, want ook in eigen land valt er over zaken als corruptie en mensenrechten het nodige op- en aan te merken. Maar er is nog een reden voor dit no strings attached beleid en dat is de diepe overtuiging, -waarschijnlijk voor een belangrijk deel voortkomend uit een Taoïstisch of Boeddhistisch wereldbeeld -, dat iedereen, ieder mens, ieder land, nu eenmaal zijn of haar eigen weg moet gaan en verantwoordelijk is voor haar of zijn eigen daden. In het verlengde daarvan ligt de visie dat je zaken waar je zelf beter van wordt, zeker niet moet nalaten. Als er dus bepaalde noden zijn waarin je als groot en machtig land kunt voorzien in ruil voor een interessante wederdienst, dan doe je dat. Zonder je met interne politiek zaken te bemoeien.
Binnenkort zal de BRICS ontwikkelingsbank van start gaan. De bank waarin de ‘nieuwe’ donoren, de opkomende economieën Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika hun krachten én ontwikkelingsvisie willen bundelen. Dat kon ook nog wel eens een spannende wedstrijd worden..
Voetbal verbindt ook mensen met politiek.
Zolang Brazilië in de winning mood verkeerde, hoorden we niets meer van de protesten tegen president Dilma Roussef. Niets was meer over van de boosheid over het vele geld dat werd uitgegeven aan het bouwen van stadions en hotels, terwijl nationale gezondheidzorg en onderwijs hollend achteruit gaan. Boosheid over de manier waarop straten en pleinen werden schoongeveegd van straatkinderen en volkswijken overgenomen door politie en militairen. Na de afschuwelijke vernedering door Duitsland is het de vraag wat er nu gaat gebeuren? Komt de boosheid terug en welke consequenties heeft dat voor Dilma, die notabene de beker, (hún beker, de beker die Brazilië toebehoort!) zal uitreiken aan het straks winnende land.
Winning mood straalt ook af op de politiek.
De Nederlandse winning mood doet ook de Nederlandse politiek goed. Het zelfvertrouwen neemt weer toe en dat is mooi om te zien. Daar krijgen niet alleen Van Gaal en zijn jongens de credits voor, ook de regering pikt hier een graantje van mee.
Als Nederland de finale wint, zit Rutte II de rit uit.
Daar durf ik op te wedden.