“…Net is bekend geworden dat een uitgeprocedeerde asielzoeker die ik in 2006 heb teruggestuurd naar Afghanistan vermoord zou zijn door de Taliban. Dat is een akelig bericht om te lezen, wat de oorzaak van zijn dood ook is. Maar het was een beslissing die jij Gerd, met kennis van ‘het volledige dossier’ nu ook zou nemen.”
Zo eindigt Rita Verdonk haar column ‘Har(t)dleers?’ in Spits van februari 2011. Minister Leers heeft kort daarvoor zijn plannen ontvouwen om ‘de instroom van gelukszoekers te beperken en de uitstroom van uitgeprocedeerde asielzoekers te vergroten’. Goed beleid, vindt Rita. Al wijst ze hem er fijntjes op dat hij ‘als burgervader van Maastricht nóoit mee werkte aan het uitzetten van illegale vreemdelingen. Integendeel, hij ontdook de wet, gaf ze een huis en een uitkering, en dat werd allemaal betaald door de burgers van Maastricht. Hij schreef brieven naar de minister met ‘zielige flauwekulverhalen’, want illegalen geloofde hij wel en de minister en de ambtenaren van de IND niet.’
Uitgeprocedeerde asielzoekers moeten vertrekken. Als ze niet vrijwillig gaan, dan gedwongen. Dat is het beleid, daar dienen alle ambtenaren zich naar te voegen. De IND beslist, de minister is eindverantwoordelijk. Maar hoe weet je als minister van Immigratie en Asiel zeker of de juiste beslissing is genomen? Kun je er 100 % op vertrouwen dat de mensen die je terugstuurt geen gevaar lopen in het land van herkomst? Of hoef je daar niet zeker van te zijn?
Als de IND en de hoogste rechter hebben verklaard dat de asielzoeker in land van herkomst niet voor zijn leven hoeft te vrezen, dan mag je ervan uit gaan dat dat ook zo is. Toch duiken er in de media regelmatig berichten op over teruggestuurde asielzoekers die in het land van herkomst ‘verdwijnen’ of zijn vermoord. Kunnen we dergelijke tragische gebeurtenissen wegschrijven als ‘bedrijfsongevallen’ of moeten we iets met het gegeven dat de IND en rechter nooit 100 % zeker kunnen zijn?
Ja, zeggen voorstanders; als we beweren dat het veilig is, moeten we dat ook aantonen. In het verleden pleitten verschillende maatschappelijke organisaties en politieke partijen – waaronder de ChristenUnie – voor het monitoren van asielzoekers na terugkeer in het land van herkomst. ‘Het belangrijkste motief voor onderzoek naar teruggekeerde asielzoekers is het uitgangspunt dat Nederland voor deze mensen -alreeds vertrokken- verantwoordelijkheid heeft om te volgen of het beleidsuitgangspunt van de minister dat mensen veilig kunnen terugkeren, ook daadwerkelijk juist is.’ (ChristenUnie 2004)
Nee, zeggen de tegenstanders. Dat zou betekenen dat je de asielprocedure niet vertrouwt. Bovendien is het volgen van uitgezette en teruggekeerde asielzoekers ingewikkeld en politiek gevoelig. Monitoring vereist een lokaal netwerk dat de Nederlandse autoriteiten (nog) niet hebben. Bovendien houden de lokale autoriteiten vaak niet van pottenkijkers en kunnen zij de bemoeienis van Nederland interpreteren als inmenging in binnenlandse aangelegenheden.
Tot nu toe is er geen monitoringsysteem opgezet. Maar de kwestie blijft zich aandienen. Landen als Somalië, Afghanistan en Irak zijn aantoonbaar onveilig. Toch acht de IND ze veilig genoeg om asielzoekers naar terug te sturen. Grote groepen Irakezen en Afghanen worden momenteel geacht terug te keren. Moeten zij inderdaad vrezen voor hun leven, zoals tegenstanders van uitzetting zeggen, of valt het allemaal wel mee en kunnen de terugkeerders in veiligheid leven? 100% zekerheid is nooit te geven, maar Nederland kan op zijn minst haar verantwoordelijkheid nemen en onderzoek doen naar het welzijn van teruggekeerde asielzoekers. Of schrijven we toekomstige slachtoffers af als ‘collateral damage’ van ons asielbeleid?
Deze tekst werd eerder in iets gewijzigde vorm geplaatst in het Nederlands Dagblad.