Het is mij een eer om vanavond in deze mooie kerk de Jurjen Beumer-lezing te mogen houden. Tijdens mijn studietijd aan de Universiteit van Amsterdam, in de jaren tachtig, zong de naam Jurjen Beumer al rond. Hij gold als een predikant die theologie en samenleving met elkaar wist te verbinden, iemand die geloof vertaalde in concrete daden van solidariteit. Hij liet zich inspireren door de bevrijdingstheologie uit Latijns-Amerika – die stroming binnen de christelijke theologie waarin geloof, rechtvaardigheid en sociale betrokkenheid samenvallen. En hij was, net als ik, een bewonderaar van Dorothee Sölle, de Duitse lutherse theologe die met haar politisches Nachtgebet de theologie uit haar ivoren toren had gehaald en verbond met het dagelijks leven van mensen.

Eind jaren tachtig ontving ik een brief van Jurjen Beumer. Dorothee Sölle kwam voor een lezing naar de Basisgemeente IJmond en of ik als Duits-Nederlandse tolk aan die dag wilde meewerken. Dat wilde ik dolgraag, maar juist op die dag kon ik niet. Ik weet nog heel goed, hoezeer ik daarvan baalde. Ik wilde beiden heel graag persoonlijk ontmoeten.

Bij Dorothee Sölle kwam dat later nog goed, maar Jurjen Beumer heb ik jammer genoeg nooit meer persoonlijk leren kennen. Ik sloeg als theologe de weg van de academie in en werkte vele jaren in het katholieke Nijmegen als directeur van het Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving, terwijl Jurjen Beumer hier in Haarlem ‘Stem in de stad’ opbouwde, een levendig laboratorium van diaconale spiritualiteit.

Ook al heb ik Jurjen Beumer nooit persoonlijk gekend, wat onze opvatting van theologie betreft, heb ik hem altijd als geest- en zielsverwant ervaren. We deelden de overtuiging dat theologie pas betekenis krijgt als zij midden in het leven staat en dat geloven een werkwoord is. Geloof vraagt om aandacht, nabijheid, het breken van brood met wie vergeten wordt, buiten de boot valt – met wie niet wordt gezien.

De vraag die Beumer zich met ‘Stem in de Stad’ stelde – hoe kan geloof een maatschappelijke kracht worden? – is nog steeds urgent. Misschien zelfs wel urgenter. De crisis van vertrouwen in de politiek, media, wetenschap en religie laten zien hoezeer mensen verlangen naar geloofwaardigheid. Er is behoefte aan een geloof dat niet boven de wereld zweeft, maar haar draagt. Waar vinden we waarden en een taal van medemenselijkheid in een tijd waarin woorden zo vaak verdelen? En vooral: hoe bewaren wij onze menselijkheid in een tijd van verharding?

In mijn lezing stel ik de vraag welke rol compassie daarbij kan spelen.

Diagnose van onze tijd – de wereld zonder kompas

Er heerst opnieuw oorlog in Europa. De beelden uit Oekraïne tonen verwoeste steden, gebroken levens, mensen die schuilen in kelders en metrostations. De beelden die dagelijks op de televisie langskomen doen mij denken aan mijn moeder. Zij maakte tijdens WOII het bombardement op Hannover mee. Toen zij na uren de schuilkelder verliet, stond alles in brand. Het geluid van ontploffende bommen en het beeld van brandende huizen, mensen in paniek op zoek naar hun geliefden heeft haar haar leven lang achtervolgd. Oorlogstrauma. Hoeveel zwaar getraumatiseerde mensen komen er dagelijks bij?

Niet alleen oorlog, ook het vriend-vijand-denken is in alle hevigheid terug. De overtuiging dat de geschiedenis eenvoudig in goeden en kwaden valt te verdelen, beheerst het politieke debat.

Wie naar Gaza kijkt, voelt vooral onmacht – ook nu er opnieuw een wapenstilstand is. Het lijden van de burgerbevolking, de dood van tienduizenden kinderen, verwoeste steden – het is onverdraaglijk. Eveneens onverdraaglijk is de dubbele moraal waarmee het Westen reageert.

Wanneer Russische raketten Oekraïense steden treffen, spreken we van oorlogsmisdaden; wanneer bommen op Gaza vielen, zwegen we veel te vaak. Ik zeg dit niet om u partij te laten kiezen, maar om het menselijke gezicht terug te eisen. Elk kind dat sterft, is er één te veel – ongeacht aan welke kant van een grens of ideologie het werd geboren. Compassie betekent de moed hebben om onverdeeld te rouwen, om lijden niet te wegen.

De mens blijven zien, juist daar waar politiek blind maakt. Dezelfde blindheid herkennen we ook dichter bij huis. De publieke ruimte is veranderd in een arena van meningen. Sociale media versterken verontwaardiging, niet begrip. Algoritmen serveren wat we al denken. Zo verengt de wereld tot echo’s van onszelf. In de verontwaardiging over zoveel onrecht dreigen we zelf de nuance te verliezen. Wie alleen zwart-wit denkt, verliest de mens uit het oog.

De filosofe Hannah Arendt zag dit gevaar al eerder. In haar boek Eichmann in Jerusalem (1963) beschreef zij hoe het kwaad niet alleen uit haat voortkomt, maar uit gedachteloosheid. Het gruwelijke, schreef ze, is niet dat mensen demonisch zijn, maar dat ze ophouden te denken – dat ze doen wat van hen verwacht wordt, zonder zich af te vragen wat ze eigenlijk doen. Die ‘banaliteit van het kwaad’ is niet verleden tijd. Ze leeft voort in systemen die mensen reduceren tot cijfers, migranten tot stromen, slachtoffers tot statistieken.

Compassie vormt hiervoor een tegengif: geraakt worden en die geraaktheid omzetten in verantwoordelijkheid. Compassie vraagt om een trage blik, om aandacht die niet direct oordeelt. Dorothee Sölle noemde dat ‘het begin van alle politieke mystiek’.

Dat mystieke vermogen lijkt verdampt. We weten meer dan ooit, maar voelen minder. De informatiestroom verdooft eerder dan dat die verlicht. We verliezen oriëntatie en empathie – het vermogen de ander als medemens te zien. Arendt herinnert ons eraan dat denken zelf een morele daad is: een innerlijk gesprek met het geweten. Wanneer dat gesprek verstomt, wordt alles mogelijk, concludeert Arendt, De uitdaging waarvoor we nu staan is dus niet alleen politiek, maar ook existentieel: hoe bewaren we menselijkheid in tijden van digitale onverschilligheid en geopolitiek cynisme?

Soms zijn woorden ook gewoon te klein om uit te drukken wat we voelen.
Dan is er gelukkig poëzie, die het ondraaglijke toch enigszins draaglijk maakt.
De dichter Leo Vroman schreef het gedicht Vrede. Velen van u zullen het ongetwijfeld kennen. Elke keer dat ik het lees, voel ik wat er op het spel staat — niet alleen in de wereld, maar ook in onszelf. Het is een vrij lang gedicht, daarom lees ik nu alleen het derde couplet en het slot eruit voor:

Liefde is een stinkend wonder 
van onthoofde wulpsigheden 
als ik voort moet leven zonder 
vrede, godverdomme, vrede; 
want het scheurende geluid 
waar ik van mijn lief mee scheidde 
schrikt mij nu het bed nog uit
waar wij soms in dromen beiden
dat de oorlog van weleer 
wederkeert op vilten voeten, 
dat we, eigenlijk al niet meer
kunnend alles, toch weer moeten 
liggen rennen en daarnaast
gillen in elkanders oren,
zo wanhopig dat wij haast 
dromen ons te kunnen horen.

Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

Vroman’s woorden herinneren ons eraan: vrede is geen toestand, maar een houding. Vrede vraagt om waakzame tederheid — precies wat compassie is: de zachte, maar standvastige adem van verzet. Daarmee kom ik bij de vraag wat dat verzet vandaag betekent: hoe mystiek en maatschappelijk engagement elkaar kunnen versterken.

Compassie in een verhitte samenleving

En dan is er de werkelijkheid dichtbij huis. De verkiezingen staan voor de deur, en opnieuw laaien angst en wantrouwen op. Asielzoekerscentra worden belaagd, politici bedreigd, groepen mensen tot zondebok gemaakt.

Het lijkt soms alsof we vergeten zijn dat democratie niet alleen draait om stemmen, maar om samenleven. Ik zeg dit niet om politiek te bedrijven, maar omdat het iets blootlegt van de geest van deze tijd – een tijd waarin angst vaker spreekt dan vertrouwen. We verlangen naar houvast, maar zoeken het te vaak in uitsluiting.
Waar angst regeert, krimpt de verbeelding – en zonder verbeelding verliest een samenleving haar kompas.

Jurjen Beumer wist dat geloof pas geloofwaardig is als het de mens verdedigt waar hij bedreigd wordt. Dorothee Sölle zou eraan herinneren dat wie zwijgt in tijden van onrecht, zich schuldig maakt aan de goddeloosheid van onverschilligheid. Compassie betekent dan: niet meegaan in de verharding, maar het gesprek openhouden. Niet schreeuwen, maar luisteren – ook naar wie anders denkt. Compassie is geen stemadvies, maar een oefening in democratische hoop: de overtuiging dat er geen toekomst is voor Nederland, of voor wie dan ook, als we elkaar blijven verliezen in vijandbeelden. Misschien begint vrede wel precies hier – bij het weigeren om de ander tot vijand te maken.

Morele verbeelding hervinden

Misschien is het verlies van ons morele kompas niet zozeer een gevolg van secularisatie, maar van wat de filosoof Charles Taylor een verbleking van de morele verbeelding noemt. We beschikken over feiten, cijfers, algoritmen, maar we zijn het verhaal kwijt dat uitlegt waarom menselijkheid ertoe doet. Religie kan dat verhaal niet langer alleen dragen, maar zonder die verbeeldingskracht droogt ook het seculiere denken op. Zonder verbeeldingskracht verschraalt ons moreel kompas tot pragmatisme – het waarom verdwijnt, terwijl precies dáár onze menselijkheid begint.

Hier ligt een kans voor een nieuw humanisme waarin rede en spiritualiteit elkaar aanvullen. Het gaat niet om terugkeer naar oude zekerheden, maar om het hervinden van een gedeelde gevoeligheid voor wat het goede leven is – een postseculiere compassie, geworteld in ervaring en kwetsbaarheid. Wetenschap, kunst en spiritualiteit hebben elkaar daarin nodig: de wetenschap leert hoe de wereld werkt, de kunst laat voelen wat ze betekent, spiritualiteit herinnert ons eraan dat we deel zijn van iets groters dan wijzelf.

Transformatie – Mystiek, verzet en het compassieve hart

Dorothee Sölle heeft als geen ander laten zien dat mystiek en maatschappelijk verzet twee kanten zijn van één werkelijkheid. In Mystik und Widerstand – du stilles Geschrei (1997) noemt zij mystiek de ervaring dat het ik niet het centrum van de wereld is. Wie bidt, sluit niet de ogen voor de wereld, maar opent ze juist. ‘Mystiek zonder verzet is vlucht; verzet zonder mystiek verhardt’, meent Sölle. Dat spanningsveld vormt het hart van compassie. Compassie is geen zachte emotie, maar een geestelijke discipline: de bereidheid om pijn niet te ontlopen maar te transformeren tot solidariteit.

Karen Armstrong heeft in haar studies over de verschillende religieuze tradities aangetoond dat compassie de kern van religie(s) is. In haar boek Compassie (2011) schrijft zij dat alle grote tradities – van Boeddha tot Jezus, van Mohammed tot Socrates – één ethiek delen: Behandel anderen zo, zoals je zelf ook behandeld wilt worden’. Volgens haar werd compassie in de Spiltijd (900–200 v.Chr.) het morele kompas van beschavingen. Religies begonnen met praktijken van zorg: aalmoezen, gastvrijheid, aandacht voor de armen. Religie, zegt zij, is niet wat men gelooft, maar wat men doet. Die praktische spiritualiteit is volgens haar de enige geloofwaardigheid die religie vandaag nog kan hebben. In De heilige natuur (2022) breidt ze dit uit naar onze verhouding tot de aarde. Zij pleit voor een nieuwe vorm van eerbied die mens en natuur weer met elkaar verbindt. Wanneer we de aarde behandelen alsof ze heilig is, hervinden we onze plaats in het geheel van het leven, meent Armstrong.

Die gedachte sluit aan bij Rosemary Radford Ruether, die in Gaia and God (1992) liet zien hoe patriarchale religieuze structuren vrouwen én natuur tot bezit maakten. Haar alternatief noemt zij een eco-gerechtigheidsspiritualiteit: vrede met de aarde is onlosmakelijk verbonden met vrede tussen mensen. Omwille van de tijd ga ik hier nu niet uitgebreider op in, maar wanneer we deze stemmen samen laten klinken – Sölle, Arendt, Armstrong, Ruether – tekent zich een ethiek af van een veerkrachtige en leven-gevende spiritualiteit en verzet. Compassie is daarin de verbindende kracht.

Wetenschappelijke resonantie – Compassie als meetbare kracht

Ook binnen de wetenschap groeit het besef dat compassie geen zwevend ideaal is, maar een meetbare kracht in het menselijk brein. Onderzoekers van het Max-Planck-Instituut voor Cognitie- en Neurowetenschappen in Leipzig, in samenwerking met het Universitätsspital Zürich, toonden aan dat compassietraining hersenactiviteit daadwerkelijk verandert.
MRI-scans laten zien dat regelmatige beoefening van empathische aandacht – door meditatie of perspectiefwisseling – groei veroorzaakt in hersengebieden die betrokken zijn bij emotionele regulatie en pro sociaal gedrag (Singer & Klimecki, 2014). Compassie blijkt dus niet enkel een morele keuze, maar ook een neurobiologische mogelijkheid. Dat sluit wonderwel aan bij wat ook Sölle en Armstrong verwoordden: mededogen is geen gevoel dat men toevallig heeft, maar een spier die sterker wordt door oefening.

Het is bemoedigend dat wetenschap en spiritualiteit hier samenkomen. De taal van het brein en die van het hart raken elkaar: beiden spreken over het vermogen van mensen om zichzelf te overstijgen. Waar religie spreekt over transformatie, spreekt de wetenschap over neuroplasticiteit – maar in wezen gaat het om hetzelfde geheim: dat compassie ons verandert, van binnenuit.

Praxis – Compassie in actie

manuela

Compassie krijgt pas betekenis waar zij concreet wordt, waar ze gestalte krijgt in menselijke handen en woorden. Nederland is gelukkig rijk aan initiatieven waarin compassie de drijvende kracht is – en Stem in de Stad is daar één van. Ik noem hieronder drie vensters uit mijn eigen werkpraktijk.

Nieuw Wij – verbind de verschillen
Toen ik in 2008 het platform Nieuwwij.nl oprichtte – als experiment binnen een interdisciplinair onderzoeksprogramma van het Dominicaans Studiecentrum ‘Op zoek naar een nieuw wij’ – had ik niet gedacht dat het in 2025 nog steeds zou bestaan. Samen met het Ministerie van VROM onder leiding van Ella Vogelaar wilden we een bijdrage leveren aan een samenleving die verschil niet als bedreiging maar als kans ziet. We brachten interreligieuze dialoogactiviteiten in kaart en gaven stem aan mensen die in de mainstreammedia toen nog nauwelijks gehoord werden: moslims, christenen, atheïsten, hindoeïsten, boeddhisten, spirituele zoekers, agnosten, enzovoort – omdat onbekend vaak onbemind maakt. Ook zeventien jaar later ben ik er nog steeds van overtuigd dat een remedie tegen polarisatie vooral is elkaar te ontmoeten en te leren kennen en te horen, waarvoor die ander in de ochtend zijn of haar bed uitkomt. Kortom, wat ervaar je als zingevend in je leven en hoe geef je dat vorm? Niet om tegenstellingen uit te vergroten, maar om verbindingen te leggen. Zo ontstond de NieuwWij-campagne Ik ben en/en. En jij? – een oproep om voorbij het dualistische of/of te denken, voorbij de polarisatie ten aanzien van nieuwe Nederlanders.

Waar persoonlijke verhalen gedeeld worden, groeit empathie. De ander krijgt een gezicht en een stem. Die beweging – van onverschilligheid naar betrokkenheid – is compassie in actie.

Groter dan ik – leren voorbij polarisatie
Een tweede venster is het onderwijsproject Groter dan ik, ontwikkeld met de Universiteit voor Humanistiek en de Theologische Universiteit Utrecht. Studenten onderzoeken er vragen zoals: wat betekent het goede leven te midden van klimaatcrisis en polarisatie? We moedigen hen aan om ‘trage vragen’ te stellen – vragen die niet snel te beantwoorden zijn, maar uitnodigen tot reflectie. Tijdens het startweekend en de collegedagen met gastdocenten uit christendom, islam, humanisme, boeddhisme en jodendom ontdekken ze dat compassie niet alleen een innerlijke houding is, maar een maatschappelijke kracht: de capaciteit om complexiteit te verdragen zonder te verharden – een spirituele oefening in het uithouden van verschil.

Het gelaat van de ander – zien en gezien worden
Een derde voorbeeld is het project Het gelaat van de ander, geïnspireerd op de Franse filosoof Emmanuel Levinas. In een samenwerkingsverband van De milde organisatie, Nieuw Wij, Humanitas, het Humanistisch Verbond en het Museum of Humanity plaatsen we levensgrote portretten in de publieke ruimte – indien mogelijk in de Tweede Kamer. Voorbijgangers worden door sprekende portretten uitgenodigd om drie minuten te luisteren naar het verhaal van de ander die in onze samenleving in de knel is geraakt en de blik van de ander te ontmoeten. Het zijn 36 verhalen van mensen uit 36 verschillende ‘bubbels’ in onze samenleving – van uiterst links naar uiterst rechts en alles wat er tussenin ligt. In dat korte ogenblik van erkenning gebeurt iets ‘heiligs’: de ander wordt niet langer object van mijn blik, maar subject van zijn of haar eigen verhaal. Dat noem ik publieke compassie – een oefening in het ‘leren zien met de ogen van het hart’, zoals Dorothee Sölle het noemde.

Verbreding van praxis

Compassie is niet alleen een individuele, maar ook een publieke en institutionele kracht. In interreligieuze samenwerking zoeken leiders uit verschillende tradities elkaar op: imams, rabbijnen, priesters, dominees etc. In dat gesprek gaat het niet om theologische discussies, maar om gedeelde zorg voor vrede en de aarde. Compassie krijgt daarin een brugfunctie – de plek waar religies elkaar ontmoeten.

Ook binnen organisaties groeit dit besef. Scholen, ziekenhuizen en bedrijven ontdekken dat compassie geen zwakte is, maar morele intelligentie. Leiders die met empathie luisteren, bouwen duurzamer vertrouwen op dan wie enkel op cijfers stuurt. Een samenleving die dat inziet, kiest niet voor zachtheid in plaats van kracht, maar voor kracht mét menselijkheid.

Vijf houdingen van compassie

  1. Luisteren zonder oordeel. Echt luisteren opent ruimte waar verzet gesprek wordt.
  2. De pijn van de ander erkennen. Zonder erkenning geen heling – wie leed negeert, verlengt het.
  3. Zoeken naar wederzijds begrip. Begrip is geen instemming, maar het besef dat de ander redenen heeft.
  4. Conflicten rechtvaardig benaderen. Compassie zoekt evenwicht, niet gelijk.
  5. Zich inzetten voor sociale rechtvaardigheid. Compassie zonder gerechtigheid blijft emotie; gerechtigheid zonder compassie wordt hard.

Deze houdingen zijn geen idealistische luxe, maar voorwaarden voor een democratie die haar ziel niet verliest. Compassie is de morele zuurstof van onze samenleving.

Slot – Hoop

Dorothee Sölle schreef: ‘Waar we elkaar werkelijk zien, daar breekt God door.’ Dat zien – met de ogen van het hart – is de grondtoon van compassie. Beumer aanpak herinnert ons eraan dat geloof niet alleen woorden, maar ook daden vraagt en diaconaat verbonden moet blijven met mystiek.

Compassie als maatschappelijk verzet betekent: de mens blijven zien in tijden van verharding, de verbinding zoeken waar angst muren bouwt, de hoop bewaren waar wanhoop dreigt te winnen. Zo’n verzet is niet luidruchtig. Het begint klein, in gebaren van aandacht: een gesprek met de buren, een hand op een schouder, een keuze voor rechtvaardigheid wanneer niemand kijkt. Daar, in het alledaagse krijgt het heilige gestalte.

Compassie vraagt moed – de moed om mens te blijven te midden van systemen die onmenselijk dreigen te worden. Ze is de stille kracht die weigert de ander op te geven.
En ja, dat kost iets. Compassie vraagt volharding, oefening, soms verdriet. Maar wie zich laat raken, verliest niet aan kracht – maar hervindt hoop. Hoop is geen naïef optimisme. Het is in de woorden van Ernst Bloch,‘het bewustzijn van het nog-niet’. Compassie is de tastbare vorm van die hoop – zichtbaar in daden, hoorbaar in zachte stemmen die weigeren te veroordelen. Zoals Ramses Shaffy zong:

We zullen doorgaan,
met de wankelende zekerheden,
met de hoop die leeft in mensen,
tot we samen zijn.

Dat samenzijn – niet als harmonie, maar als gedeelde kwetsbaarheid – is de bestemming van compassie. De zachte, maar standvastige adem van vrede. Dat is de erfenis van Jurjen Beumer – en onze gezamenlijke opdracht vandaag.

mk_foto

Manuela Kalsky

Oprichter en Bijzonder Hoogleraar

Manuela Kalsky richtte Nieuw Wij op als directeur van het onderzoekscentrum van de Nederlandse Dominicanen (DSTS). Zij was directeur, …
Profiel-pagina
Al 2 reacties — praat mee.