Kortom, op mijn bureau ligt een hele stapel oude, ‘heilige’ boeken, waarin de loftrompet over dankbaarheid gestoken wordt. En één gloednieuw boek, óók over dankbaarheid, van twee psychologen: Ernst Bohlmeijer, hoogleraar psychologie, en Monique Hulsbergen, psycholoog en psychotherapeut. Samen schreven zij al een aantal mooie boeken en artikelen over de kracht van de positieve psychologie, sommigen daarvan heel praktisch en behulpzaam.
De kracht van dankbaarheid staat weer vol testjes, onderzoeksresultaten, praktische tips en goed gekozen citaten. Ik kan het heel kort samenvatten door het als een ‘syllogisme’ (logische gevolgtrekking) weer te geven.
- Wie dankbaar is, is weerbaarder, vreugdevoller, (mentaal) gezonder.
- Je kunt dankbaarheid trainen (de auteurs laten ook zien hoe).
- Door dat te doen kun je dus je veerkracht, geluk en ‘well being’ vergroten.
Bohlmeijer en Hulsbergen weten en benoemen dat dankbaarheid in religieuze tradities een grote rol speelt. Zij voegen hieraan toe: “Dit boek gaat vooral over hoe je dankbaarheid kunt ontwikkelen, los van een geloof in een god of transcendent wezen” (29).
En zij slagen er zeker in aan te tonen hoe modern psychologisch onderzoek laat zien dat deze benadering echt werkt.
So far, so good.
Maar toch ben ik benieuwd wat het psychologieboek en die andere (religieuze) boeken op mijn bureau nu met elkaar te maken hebben. Hoe ga je dan om met teksten uit de Bijbel, de Bhagavad Gita, de Koran en de Oepanisjaden? Is het prachtige poëzie die je niet letterlijk moet nemen (God schiep de wereld in 7 dagen)? Anderzijds staan er natuurlijk ook allerlei ‘richtlijnen’ voor het Goede Leven in. Sommige daarvan lijken op de tips uit het boek van Bohlmeijer en Hulsbergen, andere weer niet.

Hoe kunnen we deze benaderingen met elkaar in verband brengen? En waarom zouden we dat eigenlijk moeten willen? Laten we het, als gedachte-experiment, eens proberen. Een paar dingen vallen sowieso op. We kunnen het ons nu niet meer voorstellen, maar tot de jaren zestig van de vorige eeuw kon je prima psycholoog en katholiek zijn. Zeker in Utrecht ging dat soms op een ‘natuurlijke wijze’ samen. Dat is inmiddels al 50 jaar voltooid verleden tijd.
Een grappig voorbeeldje van dit studiejaar. Een student bladert door mijn boekje over liefdesrelaties. En ziet tot zijn uiterste verbazing het woordje ‘God’ staan. “Meneer, bent u gelovig?!!”
Hetzelfde boek kreeg op Bol.com ook deze toch wel ‘ontwapenende’ bespreking: “Een eyeopener. Niet echt een boek dat je zomaar als echte vent zijnde 😉 koopt. Toch heb ik het gedaan. Ben ruim 13 jaar getrouwd en wilde even wat nieuwe inzichten hebben aangaande relaties. Dit boek is erg fijn, het is niet dik maar er staat veel waardevols in. Je leert bewuster kijken naar je eigen gevoel, je (vaak kleine) ergernissen maar vooral ook begrip te creëren als het gaat om de uitspattingen van je partner. Het heeft me erg geholpen om inzicht te hebben in hoe-het-nu-gaat tussen mij en mijn vrouw en daar liefdevoller en rustiger naar te kunnen kijken. Het is nl niet áltijd pais en vree, als we eerlijk zijn. 🙂 Jammer vond ik het dat de schrijver zijn christelijke achtergrond net iets te vaak de boventoon liet voeren. Aan de andere kant: ook daar kan ik nu begripvol mee om gaan.”
Kortom, tegenwoordig is er toch een zekere allergie voor geloof, zeker voor christelijk geloof. Zelf benadruk ik overigens juist altijd de gemeenschappelijke mystieke kern van de aan de buitenkant soms zo uiteenlopende religies. Zo zeggen bijvoorbeeld Meister Eckhart en Roemi in wezen hetzelfde.
De relatie tussen religieuze tradities en de sociale wetenschappen/psychologie
Karl Popper was één van de filosofen die nadrukkelijk vond dat we iets niet voor ‘waar’ mochten aannemen, omdat het uit een bepaalde bron kwam – bijvoorbeeld een ‘heilig boek’. Volgens Popper deed het er niet toe hoe je aan je theorieën kwam: je mocht ze ook met een biertje in je hand in de hangmat uit je duim zuigen (the context of discovery is helemaal vrij). Maar vervolgens moest je ze wel heel expliciet toetsbaar formuleren en vervolgens via empirisch onderzoek gaan kijken, wat er dan overeind bleef (strenge context of justification). Dat zou een mogelijke verhouding religieuze tradities – sociale wetenschappen kúnnen zijn: je haalt er ideeën uit en je bekijkt of ze de wetenschappelijke toets kunnen doorstaan.
De Duitse filosoof Jürgen Habermas lijkt ook die kant op te willen. Volgens hem is het goed als gelovigen aan het maatschappelijk debat meedoen, maar volgens hem moeten ze dan wel proberen hun specifiek religieuze termen te vertalen naar een meer algemeen discours. Op die manier zou een zinvol gesprek mogelijk worden.
Dit is niet de werkwijze van Bohlmeijer en Hulsbergen geweest. En dat is natuurlijk ook geen enkel probleem. Het is waarschijnlijk wel zo dat veel van de wetenschappelijke ideeën hun oorsprong vinden in de algemene en ook religieuze cultuur waaruit de onderzoekers afkomstig zijn. En dat kan ook niet anders. Zoals Popper al zegt: wetenschappelijke kennis is altijd common sense kennis ‘writ large’. Ofwel: alledaagse kennis met hoofdletters.
Zo kunnen we vaststellen dat bepaalde elementen van religieuze tradities een wetenschappelijke onderbouwing hebben gekregen door deze psychologische benadering. Er is iets toegevoegd.
Gaat er ook iets verloren? Dat vreesde ik wel. Het meest opvallende is immers het ‘individu gerichte’ en het idee van ‘maakbaarheid’. Jij kunt aan jouw leven werken, om je dankbaarheid en (zo) je levensgeluk te vergroten. En natuurlijk: dat moet je (ik) ook doen.
Maar het geheel, de verbondenheid, de gegevenheid van sommige zaken, raken die dan niet uit beeld? En verdwijnt daarmee lijkt dan niet ook een deel van de diepte en de poëzie van het leven?
Bohlmeijer en Hulsbergen blijven ook oog houden voor ‘het geheel’. Erg mooi vind ik het dat ze de bakker in hun dorp bedanken: elke dag heerlijk vers brood en ook een centrale plek in de gemeenschap. Ook gaan ze onderwerpen als ‘ouder worden’, tegenslagen in het leven niet uit de weg. Als je aan de situatie niets (meer) kunt veranderen, kun je nog wel iets doen aan je eigen houding hier tegenover. De auteurs hebben het ook over verwondering, openheid, ontvankelijkheid, ‘geven’, stilte, de natuur. Thema’s uit de positieve psychologie. Hun poes komt in het boek voor. En aan het eind van het boek wordt niet alleen een aantal mensen bedankt -maar ook een hond, Finley, hun Toller.
Kortom, zij hebben de vertaalslag gemaakt waar Popper en Habermas om vroegen. Spiritueler dan dit kan het niet worden binnen de psychologie als academische discipline.
Ernst Bohlmeijer en Monique Hulsbergen, De kracht van Dankbaarheid, Lannoo, 2018.
Voor meer informatie: klik hier.