Het toneel is donker. Langzaam doemen de gestalten van twee vrouwen op, gezeten op stoelen in zwarte jurken met hun rug naar het publiek. In een stilte. Traag beginnen hun armen sierlijk te bewegen, van elkaar af, naar elkaar toe. De ruimte licht op, er ontstaat een dans. Niet op spitzen maar in verstilde gebaren waarmee ze als het ware elkaar en de ruimte opnieuw vorm geven. Het zijn vertraagde bewegingen van schoonheid en vriendschap waarin een lange en gezamenlijke hartstocht voor dans tot uitdrukking komt. Dat is niet zo verwonderlijk want deze dansers zijn vrouwen van 79 en 76 jaar oud met een lang leven in de dans: Germaine Acogny en Malou Airaudo. Het stuk heet Common ground[s] en is het voorprogramma van wat komen gaat: de Sacre du Printemps in een bijzondere choreografie.
De Sacre is bepaald geen verstilling, maar de uitbeelding van een oeroud offerritueel. Het ballet werd in 1913 ontwikkeld door choreograaf Djagilev en danser Nijinsky op de muziek van Igor Strawinski. Deze eerste uitvoering liep uit op een enorme rel. De bewegingen waren heftig en strookten niet met die van het klassieke ballet en de verwachtingen van de toeschouwers.
Pina Bausch maakte in 1973 in herinnering aan de eerste uitvoering een nieuwe choreografie met Malou Airaudo als belangrijkste danseres. Vlak voor haar dood in 2009 had Bausch al plannen om haar choreografie met Afrikaanse dansers uit te voeren. In de recente uitvoering wordt de Sacre gedanst door ruim 30 dansers uit veertien Afrikaanse landen, ingeoefend op het strand van Senegal bij de Ecole du Sable. Van deze dansschool is Germaine Acogny de initiatiefnemer, bezielend leider en danseres. Stel je de problemen voor die de jonge dansers moesten overwinnen voordat ze de mogelijkheden en het geld hadden om naar Senegal te reizen. Het resultaat is indrukwekkend: de dansers maken samen op een vloer bedekt met een dikke laag houtzaagsel de aardse extase en de enorme energie van de lente voelbaar. Ze brengen elkaar en de ruimte in beweging en nemen de toeschouwers in die beweging mee.
Toch blijft het eerste programmaonderdeel met hun verstilde bewegingen van de twee oude danseressen hangen, bewegingen die hen met elkaar verbinden en zo ons verbinden.
Common ground[s] betekent immers: de grond van samen oftewel gemeengoed, gemeenschappelijkheid, raakvlak. Een plek, een gedachte of een ideaal waar je elkaar kunt vinden, waar je (samen) even aanraakbaar wordt. Dat is eigenlijk wat dans doet: de ruimte met de ander opnieuw vormgeven tot een bijna sacrale ruimte, die uitnodigt om buiten je eigen (vaste) grenzen te gaan en bij elkaar letterlijk en figuurlijk raakvlakken te vinden. Het doet denken aan een tekst, die aan kerkvader Augustinus wordt toegeschreven:
Ik loof de dans
want hij bevrijdt de mens van de zwaarte der dingen,
bindt de afgezonderde aan de gemeenschap.
Dans is de herschepping van ruimte, van de tijd,
van de mens die voortdurend in gevaar is
helemaal brein, wil of gevoel te worden. (…)
De dans daarentegen eist de hele mens
die in haar midden verankerd is,
die niet bezeten is van begeerlijkheid
naar mensen en dingen en van de demonie
van de verlatenheid van het eigen ik.
Ik loof de dans…
O, mens, leer dansen
anders weten de engelen in de hemel
met jou niets aan te vangen.
Misschien moeten wij vaker durven dansen, meer sámen dansen om de aangetaste ruimte van deze wereld opnieuw om te vormen tot iets wat gemeengoed kan zijn: een plek van vrede.
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op 28 april jl. en is opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Zomerherhalingen.