Grossman staat bekend als vredesactivist, is kritisch over de Israëlische strijd met de Palestijnen en riep in augustus 2006 samen met collega-schrijver Amos Oz regeringsleider Ehud Olmert op om de aanvallen op Libanon te staken. Twee dagen later sneuvelde Grossmans op een na oudste zoon in dezelfde Israëlisch-Libanese oorlog, terwijl hij schreef aan een roman over een vrouw die bang was haar zoon te verliezen in de oorlog. In een interview zegt hij daarover: “Wat gebeurde, gebeurde. Na de zeven dagen lamenti ben ik weer gaan schrijven. Ik weet geen andere manier van omgaan met de wereld. Ik begrijp de wereld dóór mijn schrijven.”
Grossmans romans kennen veelal een complexe structuur en behandelen typisch Joods-Israëlische thema’s als de Holocaust en de Palestijnse kwestie. Hij raakt pijnlijke onderwerpen aan, op een vaak uiterst confronterende manier. “Ik acht het de taak van de schrijver om een vinger op de zere plek te leggen, om op een nieuwe manier, in een taal waarvoor de lezer zich nog niet heeft leren afschermen, te beschrijven hoe gecompliceerd de bestaande situatie is”, zo stelt hij. Grossman probeert ‘de ander’ steeds van binnenuit te begrijpen. Een centraal thema in zijn werk is onrechtvaardigheid, als politieke conditie maar ook als psychologische obsessie.
Bij de uitreiking van de Erasmusprijs sprak Grossman de volgende woorden:
“Dames en heren, beste vrienden, het thema van de Erasmusprijs is dit jaar ‘Mending a Torn World’. Dat is ook een tweeduizend jaar oud Joods begrip. Ik weet niet of Erasmus van Rotterdam het heeft gekend, maar zijn leefwijze en manier van denken waren er zeker op gericht en waren in de geest ervan. Tikoen olam, ‘het helen van de wereld’, beschrijft een essentieel onderdeel van de Joodse identiteit: het streven en de plicht onze wereld te verbeteren; een gevoel van morele verantwoordelijkheid tegenover alle mensen, Joods of niet-Joods; en de zorg voor sociale rechtvaardigheid en voor het milieu.
Kon ik maar zeggen dat de laatste Israëlische verkiezingsuitslag uiting geeft aan zulke humane, egalitaire, morele standpunten. Dat is niet zo. Toch herinner ik mezelf er telkens weer aan dat er in Israël nog altijd veel mensen zijn voor wie wanhoop aan verandering geen optie is. Voor wie apathie en escapisme een luxe zijn die ze zich kunnen noch willen veroorloven. Wij zijn er. Ook al heeft onze partij verloren, onze overtuigingen en waarden zijn niet verslagen. Ze zijn nu zelfs crucialer dan ooit.”
Ik en de wereld
En Grossman vervolgde: “Misschien kent u de anekdote over de Amerikaan die tijdens de Vietnamoorlog elke vrijdag een paar uur tegenover het Witte Huis stond met een protestbord tegen de oorlog. Op een dag stapte een journalist op hem af en vroeg met een spottend glimlachje: “Denkt u nu echt dat u de wereld zult veranderen door hier te staan?” “De wereld veranderen?”, vroeg de man verbaasd. “Ik ben er helemaal niet op uit de wereld te veranderen. Ik wil alleen niet dat de wereld mij verandert.
Als iemand die al zijn hele leven in een rampgebied woont, weet ik hoe gemakkelijk je kunt zwichten voor ‘de wereld’, dat wil zeggen, voor cynisme, apathie en wanhoop. En vandaar is het maar een korte weg naar religieus fanatisme, nationalisme en fascisme.”
“Als ik denk aan een echt vrije geest, die voor mij een voorbeeld kan zijn in de strijd tegen de wanhoop, dan denk ik aan een Joods-Nederlandse vrouw die hier in Amsterdam woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Sjoa: aan Etty Hillesum. De moedige vrouw met de ontblote ziel, die vrijwillig naar concentratiekamp Westerbork ging en uiteindelijk in Auschwitz is vermoord. Etty Hillesum slaagde erin een vrije vrouw te blijven, ook onder de zwaarste slavernij. Haar hele wezen was een streven tegen de zwaartekracht van de wanhoop. Aldus schreef ze in haar dagboek:
’s Nachts, als ik daar zo lag op m’n brits, temidden van zachtjes snurkende, hardop dromende, stilletjes huilende en woelende vrouwen en meisjes, die overdag zo dikwijls zeiden: ‘we willen niet denken’, ‘we willen niet voelen, anders worden we gek’, dan was ik soms van een eindeloze vertedering en lag wakker (…) en dacht: laat mij dan het denkende hart van deze barak mogen zijn. Ik wil het weer zijn. Ik zou het denkende hart van een heel concentratiekamp willen zijn.’
“Wij allen, hier in deze zaal, leven momenteel in veel betere en gunstiger omstandigheden dan die waarin Etty Hillesum deze regels schreef. Toch weten wij ook allemaal dat we elk moment kunnen geraken in een situatie waarin we de vrijheid kwijt zijn, omringd zijn door willekeur en tirannie, door de ziekten van racisme, nationalisme en fanatisme, door barbaars en bruut gedrag, zoals Rusland nu tentoonspreidt tegenover Oekraïne, de agressie die dezer dagen de wereld in gevaar brengt.
Als een dergelijk moment aanbreekt, als in een situatie die we ons nu moeilijk kunnen voorstellen de wereld om ons heen ooit in elkaar stort, zoals nu niet ver hiervandaan miljoenen Oekraïense burgers overkomt – zullen we het ons dan herinneren? Zullen we ook dan in staat zijn die persoonlijke, heldhaftige rebellie trouw te blijven en niet op te houden het voelende, wijdopen, ontblote hart te zijn, en niet op te houden te denken? Het denkende hart te zijn. Telkens weer, het denkende hart.”
Een ware humanist
De jury noemt Grossman net als Erasmus “een ware humanist: hij laat ons de mens zien, naakt en feilbaar, even goddelijk als monsterlijk”.
Herman Meijer presenteerde afgelopen november zijn boek ‘Blijf bij je bevrijder’ (het nieuwste deel uit de VTM-theologenserie over dr. Rochus Zuurmond) en sloot af met een citaat van David Grossman: ‘Ik lees Bijbel en sluit me aan bij de keten van mensen die dat door de eeuwen heen hebben gedaan. Maar wat ik niet begrijp van religieuze mensen die religieuze oorlogen voeren, is dat zij dat doen terwijl ze geloven dat de mens geschapen is naar het beeld van God. Hoe kunnen ze dit beeld dan vernietigen? Zij zouden de humanisten bij uitstek moeten zijn.’
Dit artikel is overgenomen uit Vredesspiraal, het ledenblad van vereniging Kerk en Vrede.