Welke binnenhuisarchitect heeft de inrichting van de asielzoekerscentra voor zijn rekening genomen? Van Amersfoort tot Katwijk en Emmen, overal hangen dezelfde breed gestreepte gordijnen, in de kleurvariant lichtblauw en wit, of turquoise-roze-geel-en blauwe pasteltinten. Rode plastic stoelen en grijze stalen tafels in de woonkamer, eenvoudige zwartmetalen bedden in de slaapkamers. Een tv met slot aan de muur. Goedkope, stevige materialen, uitgekozen op veel en intensief gebruik.
De uniformiteit van azc’s komt vast voort uit economische overwegingen. Eén keer bestellen bij de groothandel en je bent klaar. Of zit er achter de inrichting ook een visie? Bijvoorbeeld dat mensen zich snel weer ergens ’thuis’ voelen? Herkennen is kennen. Geen overbodige luxe als je tijdens de procedure een ’tour d’Hollande’ maakt. De zeventienjarige Iraanse Peyman heeft in tien jaar tijd in 17 verschillende asielzoekercentra, vrijheidsbeperkende locaties en gezinsopvanglocaties gewoond.
Peyman is waarschijnlijk een recordhouder, maar in het algemeen asielzoekers verhuizen veel. Omdat ze in de volgende fase van hun procedure komen of omdat de opvang sluit. Gemeentes staan niet te springen om asielzoekers op te vangen, contracten lopen vaak na een jaar of vijf weer af. En anders dan de publieke opinie doet vermoeden wordt Nederland niet overspoeld door een gestage, al maar toenemende stroom van asielzoekers, maar schommelen de aantallen enorm. De opvangcapaciteit krimpt en dijt uit als een jojo dieet, van 83.801 in 2001 naar 69.752 in 2002, van 21.358 in 20120 naar 16.114 in 2011.
Momenteel zijn er bijna veertig asielzoekerscentra, verscholen in bossen, op de hei of in verlaten polders, vaak ver weg van de bewoonde wereld. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) – ‘dé opvangorganisatie die zorgt voor probleemloze opvang van vreemdelingen.’ – selecteert de locaties, een allegaartje van oude bungalow- en caravanparken, verbouwde kazernes, ziekenhuizen, vliegbases en pre-fab centra. Een pareltje van hedendaagse bouwkunst is de asielarchitectuur niet. Hergebruik, lage kosten en snelle oplossingen lijken het credo. Bouwspecialisten als ‘Jan Snel, flexibel bouwen’ kunnen binnen een paar maanden een pre-fab centrum neerzetten.
Soms kun je het als asielzoeker treffen – een bungalow in de Toekanstraat in Duinrell – soms heb je pech – een tent op de drassige Ermelose hei. In 1998 en 1999 was de toestroom van asielzoekers zo groot dat er in de reguliere asielzoekerscentra niet genoeg plaats was. Op verschillende plekken in Nederland werden tentenkampen ingericht. 700 asielzoekers kwamen terecht in lekkende legertenten bij Ermelo. Beelden van de erbarmelijke opvang gingen de hele wereld over. ‘Sober is goed, maar in Ermelo zijn ze doorgeschoten,’ zei toenmalig PvdA-kamerlid Bert Middel.
Sober is ook het toverwoord bij hedendaagse opvang, zeker in de ’terugkeercentra’. Opvang is gekoppeld aan de fase van de procedure. Van het aanmeldcentrum gaat de asielzoeker naar de centrale ontvangstlocatie, door naar de procesopvanglocatie en vervolgens via een asielzoekerscentrum naar een gemeente of vertrekcentrum. Voor wie niet mee wil werken aan vertrek is het detentiecentrum ingericht. Hoe verder je in de keten afglijdt richting vertrek, hoe troostelozer de architectuur wordt.
De aftandse stacaravans in de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) Ter Apel bestaan uit drie slaapkamers en een gedeelde woonkamer, keuken en douche. Het is er rustiger wonen dan in de grote complexen, maar de vochtige, beschimmelde muren beïnvloeden het woongenot danig. Ook gezinslocatie Katwijk wordt bewust sober gehouden. Gezinnen zullen wel voor terugkeer kiezen als de opvang zeer eenvoudig is en er een hard regime geldt, lijkt de gedachte; 6 keer per week stempelen, geen goed onderwijs, slechte toegang tot medische voorzieningen.
Maar het ontmoedigingsbeleid begint al aan de voordeur. Ook de zogenaamde Procedure Opvang Lokatie (POL) in Ter Apel is een staaltje van karige bouwkunde. ‘Na identificatie en registratie door de Vreemdelingenpolitie en de tbc-controle verhuist de asielzoeker naar een procesopvanglocatie (pol), waar hij zich in alle rust kan voorbereiden op de AA én waar hij ook verblijft tijdens deze procedure. Een veilige basis dus,’ schrijft het COA in de brochure ‘het COA en de asielprocedure’. Dat klinkt mooi, maar de bedompte barakken met smalle slaapvertrekken – gemeubileerd met drie stapelbedden, gestreepte gordijnen, een rode plastic stoel en een tafel – zijn eerder overvol dan rustig. Tegenover de barakken staat de ‘recreatieruimte’, een grote lege ruimte met wat tafels en plastic stoeltjes, in de hoek een pingpongtafel. Kun je hier de rust vinden om de asielaanvraag te bereiden?
Er is de laatste jaren veel kritiek geweest op de ‘probleemloze opvang’ van asielzoekers. Maatschappelijke organisaties als Amnesty, UNICEF en Defence for Children wijzen er onder andere op dat de leefomstandigheden voor kinderen (een derde van alle asielzoekers) ver onder peil zijn. Wellicht dat er daarom tussen de slaapbarakken en de ‘recreatieruimte’ op de POL een spiksplinternieuwe schommel is neergezet (een bezoekje van de website van Kompan speelproducten leert dat het om een ‘Schommelnest 100’ gaat). Dat is niet over één nacht ijs gegaan, getuige het bijgaande bord; ‘Deze speelplek is gerealiseerd binnen het project ‘kind in de opvang’ van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Het project is medegefinancierd door het Europees Vluchtelingenfonds; ruimte voor innovatieve projecten.’ Blijkbaar is in de asielinfrastructuur een schommel al baanbrekend.
Deze tekst werd eerder in iets gewijzigde vorm geplaatst in het Nederlands Dagblad.