Op 2 november 2004 werd filmregisseur en columnist Theo van Gogh vermoord door Mohammed Bouyeri. Dit was, volgens sommige politici, kranten en opiniemakers, het definitieve einde van de Nederlandse tolerantie. De aanval was alleen mogelijk doordat we te tolerant waren voor mensen die onze democratie willen vernietigen. Alweer zouden we eraan kunnen toevoegen. Het was immers de tweede politieke moord in relatief korte tijd, nadat op 6 mei 2002 Pim Fortuyn werd vermoord door Volkert van der Graaf. Opvallend dat die moord geen grote vragen over de Nederlandse tolerantie opriep; schijnbaar hadden we een moord nodig die gepleegd werd door een Marokkaans-Nederlandse moslim. De vragen die naar boven kwamen hadden onder meer betrekking op moeten we tolerant zijn voor het intolerante? En wat betekent tolerantie eigenlijk voor gewone mensen in relatie tot Nederlandse identiteit? Die vragen kwamen ook naar boven tijdens het Ethnobarometer onderzoek dat zich richtte op het analyseren van spanningen tussen moslims en niet-moslims na 9/11.

Autochtone niet-moslims en vier categorieën van tolerantie

In het Ethnobarometer onderzoek dat ik enkele jaren geleden verricht heb kwamen deze zaken impliciet en expliciet aan bod in groepsdiscussies tussen autochtone niet-moslims en Marokkaans-Nederlandse moslims in Gouda. Uit die discussies kwamen vier invullingen van tolerantie naar voren onder autochtonen: verloren tolerantie, bedreigde tolerantie, promotie van tolerantie en ‘christelijke’ tolerantie. Kort gezegd is de eerste groep ervan overtuigd dat de tolerantie in Nederland te ver is gegaan en dat moslims en de Nederlandse overheid intolerant zijn geworden ten opzicht van de autochtone niet-moslims terwijl moslims en migranten zouden ervan zouden profiteren ten koste van de autochtone Nederlanders. Er is geen sprake meer van dreiging voor de mensen die deze opvatting hebben; ‘echte’ Nederlanders hebben het pleit al lang verloren.

In de tweede definitie wordt de Nederlandse tolerantie bedreigd door moslims in het algemeen en in het bijzonder door radicale moslims. In deze groep zijn nogal wat mensen te vinden die van opvatting zijn dat alle vrijheden waarvoor zij in de jaren ’60 gevochten hebben (emancipatie van de vrouw, terugdringen van de kerk) worden bedreigd door de aanwezigheid van islam en moslims in de samenleving die deze vrijheden niet zouden erkennen.

Een derde invulling richt zich ook op de spanning die er zou bestaan de tussen islam en de Nederlandse samenleving, maar in dit geval wordt ook nadrukkelijk de Nederlandse samenleving aangewezen als oorzaak van de problemen. We zouden niet tolerant genoeg zijn. Alle drie de categorieën waren eensgezind over het ideaal van autonomie, dat zo belangrijk is bij tolerantie. Terwijl deze categorieën dan ook stelden dat afwijzende visies op homoseksualiteit afgekeurd moesten worden omdat ze intolerant zouden zijn en tegen dat autonomie-ideaal ingaan, was er een vierde categorie onder de autochtone niet-moslims die daar wat genuanceerder over dachten: de orthodoxe christenen. Volgens deze categorie moesten dergelijke visies over homoseksualiteit (of andere zaken) getolereerd worden zolang ze anderen niet schaden.

De mythische tolerantie

Uit het onderzoek wordt ook duidelijk dat tolerantie één van de grote mythes van Nederland is. Mythe niet in de zin dat het niet waar is, maar mythe in de zin dat het één van de heilige Grote Verhalen is waaruit blijkt hoe Nederland is ontstaan en waarom de Nederlandse samenleving is zoals deze is. Daarbij is tolerantie veranderd van betekenis. Tolerantie is niet langer iets wat anderen gegund wordt, maar wat anderen verplicht wordt: nieuwe Nederlanders moeten tolerantie accepteren want anders horen ze hier niet. Van iets dat een dominante groep geeft aan een minderheidsgroep, is het iets geworden dat de dominante groep eist van een minderheidsgroep. Daarbij ligt zeer sterk de nadruk op persoonlijke autonomie en de overtuiging dat de Ander, ic de moslim, persoonlijke autonomie veel minder waardeert en zijn waarden wil opleggen aan de autochtone Nederlanders, niet-moslims.

Tolerantie is dus nauw verbonden met macht en met wij-zij denken. Dat is ook niet zo vreemd. Tolerantie heeft te maken met het tolereren van de ander vanuit een machtspositie. Mensen accepteren verschillende gedragingen van anderen zo lang men er maar geen last van heeft. Wanneer mensen stellen dat zij het afwijkende gedrag van anderen tolereren, dan betekent dat ook dat zij de mogelijkheid hebben om keuzes te maken. Als ze in een positie zijn met minder macht dan is een en ander geen kwestie meer van tolereren, men heeft het maar te accepteren. Zoiets als een slaaf die zichzelf heel tolerant vindt ten opzichte van zijn meester…

Mensen kunnen verschillende visies op tolerantie hebben al naar gelang het onderwerp en de interactie in een groep. Uiteindelijk zijn er dus verschillende visies op de relatie tussen moslims, tolerantie en de Nederlandse identiteit; iets dat vooral laat zien hoezeer we worstelen met pluriformiteit en de grenzen van de tolerantie.

Martijn de Koning

Martijn de Koning

Cultureel antropoloog en universitair hoofddocent

Martijn de Koning is cultureel antropoloog en is universitair hoofddocent bij Islam, Politiek en Samenleving aan de Radboud Universiteit …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.