Er zijn dus boze witte Nederlanders en boze gekleurde Nederlanders. Ik verbaas me keer op keer weer over de grote kloof die is ontstaan tussen wit en gekleurd. Ik chargeer hier natuurlijk, want er zijn ook witte mensen die voor een inclusieve samenleving zijn en gekleurde mensen die tegen een inclusieve samenleving zijn. Vandaar dat ik liever spreek over voor- en tegenstanders van de inclusieve samenleving. Hoe kunnen we deze kloof verkleinen?
Ik denk niet dat boosheid gaat helpen. Mede omdat boosheid alleen maar meer boosheid oproept. Ik ben geadopteerd door Amsterdamse ouders en mijn vader was een Amsterdamse loodgieter, ongeschoold maar een harde werker. Ik zat als klein donker meisje met limonade en een rietje in de Amsterdamse kroegen. Ik kwam in contact met allerlei excentrieke Amsterdammers en was altijd de enige gekleurde Amsterdammer. Tijdens verjaardagen bij mijn opa en oma zongen we van harte mee met Johnny Jordaan en Tante Leen. Dit was mijn witte leefwereld.
Ik heb heel lang wit willen zijn. Overal waar ik keek zag ik dat witte mensen het meest succesvol waren. Als ik nu naar de samenleving kijk, gaat het volgens mij vooral fout in de communicatie. Omdat mensen elkaar niet begrijpen gaan ze ook niet echt naar elkaar luisteren. In de Amsterdamse witte wereld van de Jordaan en omstreken is het gewoon om elkaar een bijnaam te geven. Zo was mijn vaders bijnaam ‘De Lange’ en ja, je had meer bijnamen die sloegen op iemands uiterlijk. Dit was normaal en hier werd niets kwaads of racistisch mee bedoeld. Men stond niet eens stil bij de mogelijkheid dat iets racistisch geïnterpreteerd kon worden. In de huidige samenleving is zeker sprake van racisme en discriminatie, maar omdat er nu veel meer aandacht voor is, zal elke opmerking even zwaar belast worden. En daarom zie je ook zoveel meer boze mensen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de pietendiscussie.
Hoe kunnen we er nu voor zorgen dat mensen naar elkaar gaan luisteren, zodat we daadwerkelijk een inclusieve samenleving voor iedereen gaan maken? Ik geloof dat dat alleen werkt als we ons onderling verbinden. Nu hoor ik alweer boze mensen uit beide kampen schreeuwen. “Maar we kunnen toch niet zomaar alles veranderen?” of “We moeten toch benoemen wat al die jaren onder het tapijt is gemoffeld?” Mijn antwoord daarop is: ja. Ja, we moeten onrecht altijd benoemen, bestrijden en daarmee veranderen. Alleen geloof ik dat de manier waarop we dat doen meer liefde en inlevingsvermogen behoeft.
Ik spreek tijdens panelgesprekken met politiek en bedrijfsleven veel met mensen over diversiteit. Het is bijvoorbeeld best gek dat er in de Provinciale Staten van Noord Holland zo weinig mensen met een andere etnische achtergrond zitten. Mijn witte wereldgenoten zien het probleem vaak niet. Niet omdat ze racistisch zijn, maar omdat ze oprecht niet inzien dat het best gek is dat de diversiteit soms ontbreekt. Het is voor iedereen eng om dit probleem te bespreken. Het is nog enger om de inclusieve samenleving vervolgens concreet vorm te geven. Het roept zelfs weerstand op, in beide kampen.
De inclusieve visie op een samenleving kun je echter niet opleggen. Je moet samen bewegen. Zelf doe ik dat graag door middel van humor en door mensen bij de hand te nemen. Ik vertel over mijn ervaringen en wat de lessen zijn die ik er uit getrokken heb, zodat er ruimte ontstaat om alle gevoelens te bespreken. Met humor en de persoonlijke verhalen bereik je in het klein een gedragsverandering. Want uiteindelijk is de stap naar een diverse samenleving een kwestie van het veranderen van je eigen gedrag. Ook dat is eng en het doet pijn. De aanpassing in de praktijk brengen is moeilijk. Maar alles begint bij de erkenning van een probleem, het toegeven dat er iets moet veranderen. Dus als we onze samenleving inclusief willen maken, dan zullen we eerst moeten toegeven dat we momenteel geen inclusieve samenleving hebben. Als we dat niet doen, blijven we vooral een verzameling boze Nederlanders.