“Waarom snappen wij nog steeds niet dat Özdil ook een Nederlandse naam is?” vraagt Özdil zich af in zijn pamflet. Ondanks dat hij een Nederlands paspoort heeft en dus een Nederlander is, wordt hij vaak niet gezien als échte Nederlander. Hij heeft een Turkse achtergrond en krijgt daarom het stempel allochtoon. En hierdoor past hij niet in het hokje ‘autochtone – lees: ‘ingeboren’ en échte – Nederlanders’.
Maar dé Nederlander is een mythe volgens Özdil. Nederland is altijd al een migratieland geweest en bestaat uit een samenraapsel van verschillende culturen en mensen. Het idee van de échte, witte Nederlander is volgens hem onderdeel van het institutioneel racisme dat in Nederland aanwezig is. “[Deze term] verwijst naar structurele racistische praktijken in een maatschappij en staat in contrast met racisme, discriminatie of vooroordelen begaan door individuele actoren.” Onze cultuur is ook een instituut. En binnen dit instituut is een – vaak onderbewust – systeem van uitsluiting gaande op basis van iemands afkomst en huidskleur. Dit systeem is gedurende onze geschiedenis opgebouwd en werkt nog altijd door in onze huidige samenleving.
Tijdens het debat is Paul Scheffer het hier niet helemaal mee eens. Hij betwijfelt of Özdil er goed aan doet om aan die institutionele mechanismen het “loodzware” woord racisme te hangen. Het gaat hier namelijk niet alleen over een kleurverschil dat onze samenleving verdeelt, maaer veel meer over universele patronen tussen ingezetenen en nieuwkomers in een land. Daarin speelt kleur een rol, maar is dit zeker niet dominant.
Ook noemt Scheffer een hoop dingen die hij goed vindt aan Özdils pamflet. Het geeft nieuwe inzichten. Hij prijst zijn goedgekozen vergeten episodes uit de Nederlandse geschiedenis. Zo is hij erg blij met de verwijzing naar de ‘vreemdelingenbeschrijving’ van Hilda Verwey-Jonker uit 1971, waarin zij het woord ‘allochtoon’introduceert zoals dat nu in het maatschappelijkdebat gebruikt wordt.
Aan de hand deze voorbeelden uit de Nederlandse geschiedenis legt Özdil in zijn pamflet uit hoe dit institutioneel racisme is ontstaan en hoe hieruit segregatie in Nederland is voortgekomen. Mensen leven in Nederland langs elkaar heen en bewegen zich grotendeels apart van elkaar binnen hun maatschappelijke hokjes. Nederland heeft ‘de ander’ altijd getolereerd binnen haar grenzen, maar nooit werkelijk geaccepteerd. Tolerantie is een hiërarchisch begrip waar altijd sprake is van een machtsverhouding. Er kan daardoor nooit spraken zijn van werkelijke gelijkheid tussen verschillende groepen in de samenleving.
De problematiek die wij vandaag de dag in onze samenleving ervaren bij het begrip ‘tolerantie’ hangt samen met hoe ons burgerschap geconstrueerd is. Het baseert zich op een mechanisme van in- en uitsluiting. Het zelf, de burger, kan alleen worden geconstrueerd door middel van ‘de ander’. “In de moderniteit – waar identiteiten zoals ‘natie’ en ‘volk’ noodzakelijk zijn, en waar kolonialisme en slavernij een stempel op de wereld drukten – mondt dit uit in de religieuze en etnische of raciale reductie van groepen mensen die buiten het zelf vallen,” zegt Özdil.
Na de ontzuiling in de jaren ’60 leek het even voorbij te zijn met de segregatie in Nederland. Maar met de komst van ‘gastarbeiders’ en mensen uit de voormalige koloniën, bleken dezelfde uitsluitingsmechanismen zich in Nederland voort te zetten. Het Nederlands integratiebeleid was eropgericht dat migranten hun eigen identiteit diende te behouden. Volgens Özdil zorgt dit wel bekende multiculturalisme er voor dat het nooit mogelijk is om werkelijk te integreren in Nederland. Assimilatie is namelijk een vies woord als altijd de onbekende en onbeminde ‘Ander’ nodig is om het witte zelf, de échte Nederlander te construeren.
In Nederland hebben minderheden volgens Özdil nooit een harde strijd geleverd voor hun burgerschap, zoals dit in Amerika wel het geval is. Scheffer nuanceert deze stelling tijdens het debat. Volgens hem zie je wel degelijk dat vanaf de tweede generatie migranten conflicten ontstaan in de samenleving, maar deze conflicten kunnen verschillend gelezen worden. Hijzelf ziet ze als een teken van integratie. Ook Özdils politiek ziet hij als onderdeel van een integratie conflict. Özdil laat zich niet meer buiten het Nederlanderschap plaatsen en eigent zich het toe door het publiceren van zijn pamflet.
Toch vind Özdil dat Amerika het veel beter doet dan Nederland als het gaat om desegregatie. Het maatschappelijk debat gaat daar niet meer over ‘oorspronkelijke bewoners’ en burgerschap. In tegenstelling tot honderd jaar geleden ben je nu een Amerikaan zodra je een Amerikaans paspoort hebt. Segregatie en racisme zijn niet weg uit Amerika, maar het wordt wel in de openbaarheid besproken. Het wordt erkend en diversiteit is inmiddels een werkelijk speerpunt geworden in de Amerikaanse maatschappij.
Scheffer zet vraagtekens bij Özdils verheerlijking van de Amerikaanse maatschappij als het om desegregatie gaat. Amerika worstelt namelijk nog altijd met segregatie in haar maatschappij. Migratie is volgens Scheffer een continue uitdaging om opnieuw het ‘wij’ te verbeelden. Dit is een proces zonder einde, ook in Amerika. “Het ‘wij’ is nooit af, maar dit betekent niet dat je het niet meer moet aanroepen.” Scheffer leest de migratie geschiedenis van Amerika om Nederland te duiden, maar niet om Nederland te verbijzonderen zoals Özdil dit doet.
“Ik verheerlijk Amerika helemaal niet,” is de reactie van Özdil op Scheffers commentaar. Amerika en Nederland zijn wat betreft hun migrantengeschiedenissen met elkaar te vergelijken. Maar de VS is de afgelopen dertig, veertig jaar een ander pad ingeslagen. Burgerschap ligt er niet meer op tafel. “Je etniciteit valt er onder interesse. Toen ik een jaar in de VS woonde, is mijn nooit gevraagd waar ik vandaan kwam. Hier in Nederland krijg ik die vraag dagelijks.” In Nederland worden mensen die buiten het de gewenste kaders vallen buiten het Nederlanderschap geplaatst. In zijn pamflet stelt Özdil dan ook dat Scheffers Het multiculturele drama niet wezenlijk verschilt van het partijprogramma van de PVV.
Scheffer zegt in het debat een dergelijke vergelijking erg kwalijk te vinden. Ten eerste pleit hij in het Het multicultuerele drama voor godsdienstvrijheid. Je kunt van de PVV veel zeggen, maar niet dat ze voor vrijheid van godsdienst van moslims zijn.Ten tweede benadrukt Scheffer in h Het multiculturele drama dat Nederland het moet hebben over haar slavernijgeschiedenis. De PVV zal je hierover nooit horen. En ten slotte klaagt Scheffer in zijn arikel over segregatie en de spontane apartheid op scholen, terwijl het bij de PVV niet gesegregeerd genoeg kan zijn. “Ik vind het een vervuiling van het publieke debat als types zoals ik gelijk gesteld worden aan de PVV,” zegt Scheffer. “Dit is een spiegel van wat er aan de andere kant van het debat gaande is op het gebied van generalisering, racistische clichés en verdonkermaning van verschillen. Ik laat mij niet meer intimideren door dit soort vereenzelviging. Ik wil niet met de term ‘racisme’ geassocieerd worden en zal mensen met opvattingen die ik ten diepste problematisch vind, nooit buiten het Nederlanderschap plaatsen.”
In Nederland kunnen we enkel een echte samenleving creëren met een burgerschap dat niet kan worden afgepakt zodra je buiten het gewenste hokje valt, als we het institutioneel discrimineren in ons land doorbreken, zegt Özdil. Dit moet volgens hem voortkomen uit de politiek, het bedrijfsleven, maar ook vanuit de burger zelf. Het verleden waarin Nederland mensen heeft uitgebuit en gediscrimineerd moet niet langer gebagatelliseerd worden. Het (onbewust)normatieve en racistisch taalgebruik moet verdwijnen. De Nederlandse taal ontkent het burgerschap voor de gekleurde Nederlander volgens Özdil. De term ‘allochtoon’ werd in de 20e eeuw door de socioloog Hilda Verwey-Jonker geïntroduceerd en gedefinieerd in racistische termen. Iemands huidkleur bepaalde uiteindelijk of hij of zij gezien werd als allochtoon. Özdil pleit voor een afschaffing van de term en wil dat we voortaan spreken over ‘mensen van kleur’. Ook herintroduceert hij de ‘streepjes-Nederlander’. Voortaan spreken we niet meer over onze Marokkaanse collega, maar is deze Marokkaans-Nederlands.
Scheffer nuanceert Özdils idee dat deze taalproblematiek rondom migranten iets Nederlands zou zijn. Ook Canada en Australië, bij uitstek migratielanden, struikelen ook over hun woorden. Onze samenlevingen veranderen razendsnel en alle bewoordingen hinken daar achteraan.
Ik waardeer Scheffers nuanceringen tijdens het debat, maar ben het toch vooral met Özdil eens. Het is belangrijk dat we ons bewust worden van de onbewuste mechanismen in de Nederlandse maatschappij die Özdil beschrijft. Uitsluiting en segregatie zijn zorgelijke mechanismen. Ze zijn schadelijk voor de socialecohesie. En al helemaal in een samenleving waarin de diversiteit alleen maar groeit. De uitdaging voor Nederland is om deze diversiteit constructief te maken voor onze samenleving en niet te laten afglijden den naar polarisering. Dit kan alleen door al onze verschillen te wortelen in een basis van gelijkheid, ongeacht afkomst of kleur. Het inclusief maken van diversiteit in het Nederlanderschap, zoals Özdil bepleit, is mijns inziens een goede manier om te streven naar oprechte gelijkheid in de Nederlandse maatschappij. Als we de mythe van een eenduidig en wit Nederlanderschap loslaten en kijken naar de diverse maatschappelijke realiteit, dan is er ruimte voor gelijkwaardige communicatie. Vanuit dit gelijkheidsprincipe kunnen we dan volop discussiëren over onze verschillende meningen, culturen en levensovertuigingen.
Of je als autochtoon Fransman of idem Nederlander wordt (h)erkend, hangt niet van maar een ding of aspect af. Er zijn verschil makend:
1. De fenotypica als huidskleur, kroeshaar of schedelbouw; bijv. of je uit het Congo-bassin stamt, en niet uit Limburg of Terschelling komt, kun je vaak zo zien. En een Hutu, een Pygmee of een Tutsi haal je ook niet gauw door elkaar.
2. De graven. Waar liggen je voorouders sinds mensenheugenis begraven? Toch in eigen land zeker?! Zij zijn onze stille getuigen en bewijzen wie autochtoon is en wie niet. ‘Autochtoon’ is (ook) een rechtstitel.
3. Geschiedenis. Welke Geschiedenis maakt je Turks, en om wat te noemen juist niet Armeens of Kurds?
4. ‘Rites de passages’ kunnen de overgang van de ene nationaliteit naar een andere bevorderen. Maar hebben ze zich niet of imperfect voltrokken, kunnen ze die transformatie juist belemmeren. Neem de titel van Lakemans boek: ‘Binnen zonder kloppen’. Er bij de binnenkomst iets mis gegaan. Veel Nederlanders voelen dat, maar kunnen er de juiste woorden niet voor vinden. Wie het niet voelt is …..
5. Gedrag. Vooral dat van een onbewust type, kan je als Turk, enz. parten spelen.
6. Motieven. Waarom ben je hier of daar, eigenlijk?
Absoluut noch direct laat zich de vraag: wat is een echte, autochtone Nederlander? beantwoorden. Betekenissen, rollen nationaliteiten berusten op verhoudingen. Belgen, Chinezen, Fransen enz. zijn verschillen van elkaar, een Spanjaard is wat een Portugees niet is en v.v. enz. Maar omdat allemaal na te pluizen, is nogal wat moeite. Evenwel kan men voorlopig met mijn 6 punten van aandacht vooruit. Zelf-reflectie erop kan tot nader inzicht voeren in de kwestie die hier centraal staat. En (des)integreren, doe je uiteindelijk zelf.
Een echte Autochtone Nederlander is hij of zij die onder de Nederlandse nationaliteit geboren is, waarvan de ouders, groot of overgrootouders al generaties lang van oorsprong in de Nederlanden geboortig en woonachtig zijn, of geweest zijn.
Namaak Nederlanders zijn migranten veel al met dubbele paspoorten die eigenlijk geen Nederlanders zijn, maar hier toch wonen. Vroeger noemde men dit Gastarbeiders.
De VN in New York beweert dat iedereen gelijk is en zet hiermee de vermenging van de rassen bovenaan de lijst. Ook de EU doet hier nog een schepje bovenop, met de instroom van allochtone moslims!