Het huis waarin Jezus’ leerlingen verblijven, wordt plotseling gevuld met een ‘hevige windvlaag’. We zitten in het tweede hoofdstuk van het Bijbelboek Handelingen. ‘Geest’ associëren we in het hedendaagse Nederlands met iets wat boven de gewone fysieke werkelijkheid uitstijgt. Maar in het Grieks van de Bijbel is geest juist heel concreet en lichamelijk: het betekent adem, lucht, wind.

Van de oerstof lucht gaan we onmiddellijk naar die andere oerstof: vuur. De leerlingen staan in vuur en vlam, aangewakkerd door de windvlaag. En dan gebeurt er iets bijzonders. De geest stelt de leerlingen in staat om ‘in vreemde talen’ te praten. Daarmee is niet gezegd dat ze opeens duizenden verschillende talen beheersen. Integendeel zelfs, ze spreken één taal, waarschijnlijk gewoon hun eigen provinciale taal, het Galileïsch. Maar elke omstander hoort er zijn of haar eigen taal in, of het nu Aziaten, Romeinen of Egyptenaren zijn.

De geest en de taal

Het wonder van de geest is dus het wonder van de taal. De taal wordt universeel: iedereen kan de leerlingen begrijpen… maar diezelfde taal behoudt toch haar diversiteit, want iedereen kan hen begrijpen in de eigen taal.  De taal van de geest is dus niet een metataal, die iedereen een beetje moet beheersen, willen we kunnen communiceren: ongeveer zoals Engels in onze tijd functioneert. Nee, het is een taal die iets onwaarschijnlijks doet: iedereen spreekt en hoort de eigen, vertrouwde moerstaal, en toch begrijpt iedereen de ander. De mensen treden daarmee buiten hun eigen ‘symbolische kooien’, zoals de filosoof Peter Sloterdijk het ooit noemde, om zich aan de wereld bloot te stellen. Ze raken op een letterlijke manier buiten zichzelf. ‘Ze waren buiten zichzelf van verbazing, en zeiden: Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken? Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen?’

Jeruzalem is in de eerste eeuw van onze jaartelling een echte wereldstad. De joden die haar bevolken, ‘waren afkomstig uit ieder volk op aarde’, zo lezen we. Het lijkt erop dat de auteurs van dit verhaal de vrije openheid naar de wijde wereld willen verzoenen met de beschermende eigenheid van ieders identiteit. Dat is een lastige boodschap, want het verhaal zet je steeds op het verkeerde been, en verwart ons, net zoals de mensen in het verhaal, die ‘samendromden toen het geluid weerklonk, en geheel in verwarring raakten.’ Een moeilijke boodschap: we kunnen noch flirten met het schone ideaal van een wereld zonder grenzen – en dus zonder talen – noch met het al even schone gevoel van ons eigen, stevig ommuurde thuis. Dat is een van de grote dilemma’s van de 21ste eeuw: vrijheid en verbinding, jezelf zijn en ergens bij horen.

Balans

Een balans vinden in dit dilemma: dat lijkt een vreemd project. Is het naïef, onhoudbaar, zelfs lachwekkend? Zo eindigt het verhaal inderdaad: ‘Sommigen zeiden spottend: Ze zullen wel dronken zijn.’ Je bent of globalist, of nationalist; of voor Europa, of voor Nexit; ofwel voor de onbeperkte mogelijkheden van een wereld zonder grenzen, of voor de vertrouwdheid van de eigen tradities. We spreken ofwel allemaal dezelfde taal zodat we ons vrij kunnen bewegen in die oneindige wereld, of we spreken elk een eigen taal die bij onze gemeenschap, onze cultuur hoort. In dat laatste geval kan de grote wereld ons gestolen worden.

duccio
Pinksteren Beeld door: Duccio

Broeders en zusters?

Dat het dilemma van Pinksteren niet zo eenvoudig is vol te houden, kwam goed naar voren in een stuk van publicist en opiniemaker Bas Heijne, vorig jaar in het NRC (7 april 2018). Het is een vurig pleidooi voor vrijheid. Die vrijheid vult Heijne op een onverwachte manier in: wie vrij is, doet aan ‘zelfontzegging’ en omarmt de vreemdeling. ‘Heb je vijanden lief’, zo citeert Heijne Jezus’ woorden uit de Bergrede in het Mattheüsevangelie.

De geest van Pinksteren volgt dus op de geest van de Bergrede, en Christus’ provocerende uitspraak daarin: ‘En als jullie alleen je broeders en zusters vriendelijk bejegenen, wat voor uitzonderlijks doe je dan?’ Vrijheid gaat niet over jezelf zijn, ze gaat over de ander. Mensen die opgewassen zijn tegen de eisen van de 21ste eeuw, moeten het aandurven uit hun vertrouwde egocentrisme te stappen en het vreemde te omhelzen. We moeten het ‘onszelf moeilijk maken’, onszelf ‘geweld aandoen’, want ‘het vreemde is geen bedreiging, het is noodzaak’, zo verkondigt Heijne. Kortom, vrijheid gaat niet over je eigen leven kunnen leiden, maar over de uitdaging de ander te laten inbreken in dat leven. Het kan een aardige vreemdeling zijn die we binnenlaten, maar ook een bedreigende indringer.

Het lijkt erop dat veel Nederlanders in 2019 vooral het laatste geloven. Meer dan een miljoen landgenoten stemden in maart van dit jaar op partijen die Jezus’ pleidooi voor vrijheid naar het rijk der fabelen verwijzen, ook al beroepen Geert Wilders en Thierry Baudet zich nadrukkelijk op de joods-christelijke traditie. Jezus neerzetten als een profeet van de globalisering is je reinste oikofobie, zou Baudet zeggen, in navolging van zijn inspiratiebron, de Engelse filosoof Roger Scruton. De angst voor het eigene, voor een oikos, voor een thuis is niet meer van deze tijd: weg met de ‘wilde globalisering’, zoals Marine Le Pen het noemt.

Zitten we dan gevangen tussen Heijne en Baudet? Tussen de omarming van de vrijheid en het verlangen naar verbinding? Of kan de geest van Pinksteren ons nog een andere weg wijzen?

Vrijheid blijheid?

Nederland herdacht op 5 mei jongstleden de bevrijding van de nationaalsocialistische bezetting. Die bevrijding bracht destijds veel blijheid. Hoe zit het nu, 74 jaar later, met die blijheid? Is vrijheid altijd blijheid? Onze stelling is dat dit nog maar valt te bezien. Het woordje vrijheid heeft iets ingewikkelds gekregen. Waarom?

De vraag is lastig maar ook dringend. Vrijheid is immers nog steeds een toverwoordje in onze cultuur – wie vrij is, zit goed. Daarover hoeven we toch niet te discussiëren? De NS voert een nieuwe reclamecampagne met de slogan ‘Proef de vrijheid’. Wie met vrijheid zijn marketing invult, is van succes verzekerd. Zelfs het liefdesspel noemen we in onze taal ‘vrijen’, dat geeft aan hoe vanzelfsprekend we vrijheid associëren met iets moois…

En toch is vrijheid juist nu een probleem. Baudet speelt hier op in en verwerpt de idealen van de Franse Revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Deze idealen zouden de gemeenschappen waarin mensen werkelijk kunnen gedijen, hebben verstoord. Dit is wat de antirevolutionair Baudet bedoelt als hij zegt dat deze idealen ‘ons kapotmaken’. Als we deze logica volgen, is het gek genoeg de vrijheid zelf die tot de ramp heeft geleid waarvan we het einde op 5 mei blij herdenken. Liberalisme moet ontaarden in socialisme of fascisme. Vrijheid is in de wereld van Baudet een Orouboros – de mythologische slang die in zijn eigen staart bijt.

De vele analyses van de figuur van Baudet en van zijn gedachtegoed zijn niet mals, en dikwijls messcherp. Zoals Dick Pels’ artikel in De Groene Amsterdammer van 30 mei jongstleden. Hij hekelt terecht de taal van Baudet, waarin altijd maar over ‘het volk’ wordt gesproken, terwijl dat volk een fictie is. ‘De waarheid en het volk: voor de populist zijn dat inwisselbare grootheden. Ik zeg wat het volk denkt, dus ik heb per definitie gelijk’, zo schetst Pels het. Thijs Broer deed het in Vrij Nederland van 14 juni 2019 dunnetjes over door Baudet en zijn filosofische beschermheilige Paul Cliteur politieke amateurs te noemen die ‘geen deuk in een pak boter kunnen slaan’. Broer onderschat volgens ons de kracht van Baudet’s retoriek, maar wijst er terecht op dat zijn tegenstanders te gemakkelijk ‘de fascismekaart trekken’ tegen het FvD. Maar de analyses over de figuur Baudet leiden af van de vraag wat dat zogenaamde ‘volk’ nu eigenlijk is. Wie zijn zijn kiezers, waarom delen ze zijn kritiek op de vrijheid? Wie zijn de zwevende stemmers, en waar zijn deze zinzoekers die liever een visie, een ‘goed verhaal’ horen dan nietszeggende cijfers en feiten?

Politici die het vrijheidsideaal in hun retoriek aanklagen, hebben veel  aantrekkingskracht op de mensen. Komt dat doordat mensen van nu tegen vrijheid zijn? Allerminst. Wij denken dat zij zich in de steek gelaten voelen door een bepaald idee van vrijheid, namelijk dat van de vrije markt. Niet Baudet is het gevaar, maar de neoliberale vermarkting van de samenleving die mensen tot ondernemers van hun eigen bestaan maakt. Van die vrijheid hebben veel mensen schoon genoeg. Ze zijn moe van het ondernemen, renderen, groeien, presteren, van meten en efficiëntie, van het denken in termen van winners en losers, van de steeds toenemende ongelijkheid en onrechtvaardigheid. Ze willen vrijheid, maar ook verbinding. Anders gezegd, ze beseffen het dilemma. Over die mensen moeten we het hebben, maar ‘die mensen’, dat zijn wij, ook wij als auteurs van dit stuk. We staan allen in dit dilemma dat de geest van Pinksteren ons om zo te zeggen inblaast.

nietzsche
Beeld door: Flickr/RV

De vrije geest: een andere vrijheid?

Politici als Baudet zetten ons onder druk om een ander type vrijheid uit te denken en in de praktijk te brengen. Niet vrijheid in de vuilnisbak gooien, zoals Baudet doet, maar de uitdaging aangaan om vrijheid uit het keurslijf van individualisme en ondernemerschap te bevrijden, en tegelijkertijd te waarborgen tegen een nieuw regiem van ‘us and them’. Op weg dus naar een vrijheid in verbinding!

Vooralsnog zijn er geen recepten voor zo’n andere vrijheid. Maar er zijn denkers die op dit punt baanbrekend werk hebben verricht. Zoals de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche. Aan het einde van de negentiende eeuw zocht hij naar de ‘vrije geest’. Wie is dat, een ‘vrije geest’? In zijn boek Menselijk, al te menselijk beschrijft hij de vrije geest als iemand die anders denkt dan wat je op grond van herkomst of omgeving over hem of haar zou zeggen. De vrije geest doet en spreekt tegennatuurlijk, hij doet aan ‘zelfontzegging’, zou Bas Heijne zeggen. Maar in een beroemd gedicht dat Nietzsche later schreef, getiteld ‘De vrije geest’, nuanceert hij de zaak. Hij vergelijkt de vrije mens met een vogel: een ‘woestijnvogel’ die zo graag dwalend over de wereld vliegt – om te ontdekken dat die wereld nu niet direct een plek is om te wonen. De wereld is iets abstracts, iets ‘kils’, de wind is er ‘koud’, ze is als een ‘woestenij’; de wereld is veel te groot voor ons. Daarom verlangt de vrije vogel als een ‘kraai’ tegelijkertijd naar een ‘thuishaven’.

En zo is de vrije geest een dwaas, een ‘nar’ die het onmogelijke wil: de vrije geest wil begrensd grenzeloos leven, lokaal en mobiel tegelijk. Maar misschien is deze dwaasheid uiteindelijk onze enige wijsheid, en verwijst ze ons naar een dilemma dat we moeten leren uithouden: de vrijheid van de grens. Paul Scheffer schreef enkele jaren geleden een bedachtzaam essay met deze titel.

We laten tot slot Nietzsche zelf aan het woord, enkele coupletten uit zijn gedicht:

‘De wereld – ’n poort
naar duizend woestenijen stom en kil!
Wie dat verloor,
wat jij verloor, staat nooit meer ergens stil.

Nu sta je lijkbleek,
bent tot winters rondtrekken gedoemd.
Rookpluim gelijk
die ’t om steeds koudere luchten is te doen.

Vlieg, vogel, kwaak
je lied maar op die woestijnvogel-toon!
En nar, verzaak
maar aan je bloedend hart in ijs en hoon!

De kraaien schreeuwen
en vliegen zigzaggend ter stad:
gauw gaat ’t sneeuwen.
O wee, wie nu nog geen thuishaven had!

Het mooie aan dit gedicht is dat het niet toegeeft aan vrijheidsretoriek, maar evengoed de kampioenen van het Heimatsgefühl de pas afsnijdt. In het laatste couplet, een soort epiloog, lezen we:

O, God erbarme!
Hier is iemand die denkt dat ik terugverlang
naar Duitse warmte,
naar duf Duits achterkamertjesgeluk!

(vertaling Mark Wildschut)

De geest is uit de fles – al heel lang

Vrijheid in verbinding, dat zijn nu nog mooie woorden. Kan de 21ste eeuw de eeuw worden waarin we die mooie woorden in daden omzetten? We zullen wel moeten. Tweeduizend jaar geleden kwam de geest van vrijheid en verbinding, van kosmos en oikos uit de fles, en hij wil niet meer terug!

In het boek Is vrijheid altijd blijheid? Vrijzinnige vragen over de vanzelfsprekendheden van onze tijd gaan René ten Bos en Laurens ten Kate samen met anderen verder in op deze thema’s. Het boek verscheen in mei 2019 bij KokBoekencentrum Uitgevers. https://www.kokboekencentrum.nl/boek/is-vrijheid-altijd-blijheid/

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.
laurensjw

Laurens ten Kate

Hoogleraar

Bijzonder hoogleraar Vrijzinnige religiositeit en Humanisme aan de Universiteit voor Humanistiek Utrecht
Profiel-pagina
bos

René ten Bos

Filosoof en hoogleraar

René ten Bos is filosoof en hoogleraar aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij is ook vader van twee kinderen, voetbal- en …
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.