In het boek Spreuken waarschuwt de vader zijn zoon regelmatig voor de verleidingen van de ‘vreemde vrouw’: ze leidt een man af van het rechte pad en brengt zijn hoofd op hol. Wie wijs is houdt afstand, al was het maar om economische motieven:

“Wie wijsheid liefheeft, geeft zijn vader vreugde,
wie met hoeren omgaat, verkwanselt diens vermogen.” (Spreuken 29:3)

Je kunt dus beter niet naar de hoeren gaan. Maar dat is altijd nog beter dan overspel plegen. Een andere tekst in het boek Spreuken geeft aan dat als de behoefte aan seks onbedwingbaar is, men zijn heil dan maar bij prostituees moet zoeken:

“Een hoer kost je niet meer dan een brood,
Maar de vrouw van een ander jaagt op je kostbare leven.” (Spreuken 6:26)

Dat men in het oude Israël prostitutie toeliet, wil nog niet zeggen dat men het ook bevorderde. Daarin onderscheidde men zich van omliggende volken waar tempelprostitutie als een vorm van offers veel voorkwam. Zoiets was voor de tempel in Jeruzalem streng verboden:

“Geen enkel Israëlitisch meisje mag als hoer bij een tempel zitten en geen enkele Israëlitische jongen als schandknaap. U mag in de tempel van de HEER, uw God, geen hoerenloon of schandegeld gebruiken voor het inlossen van een gelofte, want de HEER, uw God, heeft van beide een afschuw.” (Deuteronomium 23:18-19)

In Leviticus 19, dat beschrijft hoe Israël moet leven als een heilig volk en zo laat zien dat het hoort bij de heilige God, wordt ook met nadruk gezegd dat men zijn dochters niet tot prostitutie mag verlagen. Twee hoofdstukken verder wordt zelfs de doodstraf geëist tegen een dochter van een priester wanneer zij “zich door hoererij ontwijdt” (Leviticus 21:9).

Wie tegen deze achtergrond het verhaal van de twee verspieders in Jozua 2 leest, slaat al na één vers de schrik om het hart. Jozua had hen uitgezonden om het land dat ze wilden binnentrekken te gaan verkennen. Ze komen echter niet verder dan de buitenmuur van de eerste stad, Jericho. Daar, aan letterlijk en figuurlijk de rand van de samenleving (zoals vroeger in Amsterdam de walletjes), treffen ze een hoer: Rachab. Ze heeft een naam die past bij haar beroep. Hij betekent “open staan”. De verspieders blijven bij haar “slapen”. Nadere details geeft de verteller niet, maar kan men zich wel wat voorstellen bij deze eerste kennismaking met het stadsleven. Schokkend is ook dat de verspieders niet verder komen dan dit damesbezoek. Ze krijgen niet de kans om ook maar iets van het land te zien, want ze zijn al snel ontdekt. Dankzij Rachab weten ze maar net aan de mannen van Jericho te ontkomen.

Het is aardig om zich voor te stellen hoe zij verslag uitbrengen van hun missie aan Jozua. Het enige wat zij kunnen berichten is wat Rachab hen vertelde: de inwoners van het land zijn bang voor de Israëlieten. Volgens Rachab is dat ook terecht, want de God van Israël is de machtigste. Opmerkelijk genoeg is dit getuigenis van de eerste de beste hoer van Jericho geheel en al overtuigend. Jozua weet nu zeker dat hij het land binnen kan trekken. Overigens redt Rachab hiermee haar leven en dat van haar familie.

Welbeschouwd zegt dit verhaal weinig nieuws en goeds over prostitutie. Rachab is de uitzondering die de regel bevestigt. Bij prostituees blijft het oppassen geblazen. Men kan hooguit zeggen dat de ene prostituee de andere niet is. Positiever gezegd: ze verdienen persoonlijke aandacht.

Klaas Spronk

Hoogleraar Oude Testament PThU

Profiel-pagina
Al 6 reacties — praat mee.