Gelovigen vormen sinds een aantal jaren een getalsmatige minderheid in Nederland. De secularisatie heeft hard toegeslagen en het ooit zo rijke kerkelijke leven is nagenoeg verdampt. Als je je hele werkzame leven in zo’n situatie verkeert, hoe blijf je daar dan als predikant in godsnaam vrolijk bij?

Van der Deijl lijdt aan het voortdurend achteruitboeren en wil de rouw daarover in zijn boek volop de ruimte geven. Het heeft geen zin de situatie te ontkennen of te relativeren, of de illusie te koesteren dat het tij te keren is. Je kunt er in berusten, maar dat is eigenlijk een vorm van depressie, waarin je óf weg kunt zinken óf je krampachtig tegen gaat verzetten. De echte rouwverwerking – de verschillende fasen daarvan had u in de vorige regels al herkend – culmineert in de acceptatie “wanneer je het verlies echt tot je hebt laten doordringen, maar daar doorheen toch weer energie en levenslust vindt om door te gaan en het leven nieuw vorm te geven” (p. 28).

Zijn boek valt in twee delen uiteen. In het eerste ‘couplet’ – losing my religion – gaat hij zeven strategieën bij langs die in de afgelopen decennia zijn geïntroduceerd om de kerk te ‘redden’.
Spoiler alert: ze zijn alle zeven stukgelopen op de harde realiteit. Zelf herinner ik me nog goed ‘het verhaal van Willow Creek’ dat in de jaren negentig opeens in Nederland werd geïntroduceerd. Deze Amerikaanse kerk in een buitenwijk van Chicago had een succesformule gevonden, door zich op ‘zoekers’ te richten, thematisch te werken en de kerkdienst flink op te leuken met muziek en filmpjes. Hier en daar heeft het gewerkt, of: even gewerkt. Van der Deijl bespreekt de voors en tegens op een eerlijke manier, puttend uit eigen ervaringen, maar laat ook helder zien waarom deze strategie uiteindelijk de ontkerkelijking niet stuiten kan.

Hetzelfde geldt voor andere initiatieven om het marktaandeel ‘kerk’ op te krikken, bijvoorbeeld het aanpassen van geloofsopvattingen (de kritische generatie bleek niet in staat het geloof over te dragen op hun kinderen), het zoeken in maatschappelijke relevantie (belangrijk, maar het levert geen nieuwe kerkleden op) of inzetten op kunst (zorgt niet voor kerkelijke betrokkenheid en is daarnaast ook nog eens te elitair voor sommigen). Het zijn niet alle zeven even uitgewerkte strategieën geweest, waardoor de bespreking ervan door de auteur soms wat geforceerd uitkomt bij de vraag ‘waarom dit plan de kerk niet redt’. Maar met elkaar geeft hij hiermee wel een aardig overzicht van de kerkelijke ontwikkelingen in de afgelopen decennia. De besproken initiatieven zijn overigens niet zonder waarde. Zolang je er maar niet van verwacht dat ze voor nieuwe (getalsmatige) groei gaan zorgen.

Het heeft geen zin om valse hoop te koesteren, is de eerlijke conclusie. Maar moet dan hier zijn memoir van ruim dertig jaar predikantschap eindigen?

Aanvankelijk dacht hij van wel, maar anderen hebben hem gelukkig op het idee gebracht ook nog een tweede ‘couplet’ toe te voegen – take me to church. ‘De kerk is niet te redden, maar redden we het wel zonder kerk?’ Met die vraag is hij in gesprek gegaan met mensen die wél, tegen de trend in, de weg naar de kerk hebben gevonden, of naar zoiets als waardering voor de kerk, haar traditie en boodschap. Bijvoorbeeld Stephan Sanders, die publiekelijk verslag doet van zijn geloofskeuze in zijn boek Godschaamte, of Yvonne Zonderop, die in haar boek Ongelofelijk schrijft over de ‘verrassende comeback van religie’. Of neem schrijfster Kristien Hemmerechts die zich aan heeft gesloten bij de katholieke lekenbeweging Sant’Egidio.

de-toekomst-van-de-kerk-essay-vol-rouw-en-hoop

Hebben zij dan de oplossing? Nee natuurlijk. Maar ze reiken wel inzichten aan die verder kunnen helpen. Van der Deijl presenteert ze als ‘troostende woorden’. Die heeft hij zelf hard nodig. Iets wat zijn gesprekspartners ook is opgevallen. ‘Waar ben je bang voor?’ is de wedervraag van Zonderop. En Sanders kaatst de bal behendig terug: “Jouw somberheid over de kerk is wel een teken van dorheid van geloof (…) Als er iets christelijks is, dan is het: ‘Zie Ik maak iets nieuws. Zie maar, het is al begonnen.’ Het gaat altijd achter jouw rug om. Dat is geloof” (p. 150).

Een belangrijke conclusie is voor Van der Deijl dat we moeten breken met het marktdenken dat vanuit de samenleving is doorgesijpeld in de kerk: “De publieke sector is afgebroken en daar hoorde voor veel mensen de kerk ook toe. En zo heeft het liberalisme bijgedragen aan het egocentrisme, individualisme en materialisme waarvan we nu op alle vlakken de gevolgen ervaren. Het antwoord dat we als kerk hierop hebben geformuleerd, is meegaan in dat ‘frame’. We zijn de kerk als markt gaan zien en hebben daarmee – misschien onbewust – onszelf als producent, onze gemeenteleden als consument en ons geloof als product gedefinieerd” (p. 223).

De kerk is nergens goed voor. Toch moet ze blijven. Al was het alleen maar om de reden die filosoof Paul van Tongeren in gesprek met de auteur paradoxaal formuleert: ‘om te voorkomen dat we haar op een dag niet meer missen’. Maar ook omdat de kerk (en kerkmensen) nog steeds een belangrijke bijdrage aan het breekbare weefsel van onze samenleving leveren.

De toekomst van de kerk is een vlot geschreven boek dat een wat spannender titel had verdiend. Maar de inhoud vergoedt veel, met name ook door de bijdragen van de gesprekspartners. Met een aantal samenvattende stellingen en een heuse tool als bijlage om je eigen religiositeit in kaart te brengen, biedt het ook nog eens praktische handvatten om mee aan de slag te gaan.

Aarnoud van der Deijl. De toekomst van de kerk. Essay vol rouw en hoop. Skandalon Middelburg 2023. 253 pag. € 25,99.

bert altena 2024 – kopie

Bert Altena

Predikant

Bert Altena (1963) is als predikant werkzaam in de Protestantse Gemeente Oost-Groningen. Hij promoveerde in de theologie en geeft …
Profiel-pagina
Al 2 reacties — praat mee.