Opvallend is, zowel in de kunsten als in het amusement, de hedendaagse aandacht voor vreeswekkende ervaringen die aangeduid worden als ‘mystiek’, ‘gothic’ of ‘magisch’. Dat is een reactie op zowel de kerkelijke saaiheid als het postmoderne uitvlakken van de verschillen tussen mensen en culturen, waardoor de fascinatie voor wat anders en vreemd is doofde. In een samenleving die niet multicultureel mag zijn, verdwijnt veel van de spanning en uitdaging die kleur aan het leven geeft.
Het vreemde waarvoor we huiveren is ten diepste de heilige God, zegt de Duitse theoloog Rudolf Otto. Hij noemt God een mysterium tremendum et fascinans – vreeswekkend en fascinerend. In de bijbel zijn mensen over Jezus ‘vol verbazing en die hem volgden waren bevreesd’. Als na zijn dood vriendinnen zijn lijk zoeken en het niet vinden, raken ze door ‘siddering en ontzetting bevangen’. Gelovigen dienen hun behoud ‘met vrees en beven’ te bewerken, schrijft Paulus.
Zulke ervaringen zijn niet beperkt tot gelovigen. Vaak maken ze een onvergetelijke indruk. Ze vormen ons meer dan we beseffen. Denk aan die zomeravond alleen in de natuur toen je de Aanwezigheid voelde van je wist niet wat. Of die nacht dat je je auto in een verlaten parkeergarage zocht en het je ineens koud om het hart werd. Of die keer toen je jezelf voor het eerst trillend aan de liefde overgaf. Op zulke momenten besefte je: ik sta op heilige grond.
God is de Hemelhond die ons achtervolgt, zegt de dichter Francis Thompson, ‘met vastberaden tred en majestueuze drang’. Het verlangen naar vrees laat ons niet los. Vandaar de populariteit van sensatiebladen en horror, en van series over forensisch pathologen waarin bloedige ledematen je om de oren vliegen.
Maar wat doet de Kerk? Die heeft van de gevaarlijke Hemelhond een schoothondje gemaakt. Vanaf de kansel wordt het koninkrijk van God van het kudo ‘leuk’ voorzien. Zogenaamd moeilijke Bijbelteksten over de wraak van God worden gemeden. In plaats van hoekige psalmen worden er lieve meezingers gezongen. Vrijzinnigen keuvelen erop los en orthodoxen preken wel over Gods toorn maar denken tegelijk aan het geruststellende plakje cake na de kerkdienst. Veel theologische publicaties zijn blauwdrukken van zoete luchtkastelen. Geen moment krijg je de indruk dat het vreselijk is om te vallen in de handen van de levende God, zoals de Hebreeënbrief uitroept.
De kerk fascineert niet. Ze is te bleek en tam. Er is geen werkelijk ontzag voor het goddelijk mysterie, volgens de bijbel het begin van wijsheid, levenskunst. Ja, de kerk wordt vandaag links ingehaald door de wetenschap die ontdekt heeft dat ze maar vier procent van de werkelijkheid kent. De rest is ‘donkere materie’ of ‘donkere energie’ wat slechts andere termen zijn voor ‘we weten het niet’. Maar als onder de indruk geraakte wetenschappers dan eens naar de kerk gaan, horen ze daar geeuwend alle mysterie verklaard en uitgelegd.
Onweerstaanbaar blijft de huiver voor het heilige ons aantrekken. Aan het eind van zijn gedicht spreekt Thompson over de ontzagwekkende Hemelhond die zijn poot opheft. Die ‘slaat stuk voor stuk mijn harnas kapot/ zodat ik op mijn knieën stort.’ Huiver schudt ons los van de nuttige opvattingen en praktische rollen die onze identiteit beperken. Vaste religieuze beelden (en hun atheïstische tegenbeelden) vallen van ons af, en daarmee een levenswijze die slechts een voorspelbare, met emotie opgepepte moraalleer was. In ontzag erkennen we onze grenzen – ‘stof en as’ zijn we – zodat we de vreemdeling werkelijk kunnen ontmoeten.
Het heilige opent een wereld die ons overstijgt en werkelijk zin en betekenis geeft aan ons bestaan.
Tja, en dan ben je even stil omdat een tekst zoveel indruk maakt. Het is bijna een heilige tekst. Veel dank.
Zo, da’s stevige taal.
Prachtige tekst.
Het interneren van God, zoals die past in ons dagelijks leven en in ons willen beleven – waarschijnlijk omdat we denken dat het beheersbaar moet blijven – is een gesuste God inderdaad.
Het mooie vertrouwde van psalm 23, de Goede Herder die zorgt dat alles goed komt, gaat wel vooraf door psalm 22: Mijn God, Mijn God, waarom hebt ge mij verlaten?’ De kreet der wanhoop van het totaal verlatene.
Prachtig hoor, maar dat uit de mond van iemand die zich geregeld door die oude bisschop uit Rome op de kast laat jagen. 😀
Misschien gaat dit op voor de PKN, maar men kan van de relatie Nederland-katholieke Kerk zeggen wat men wil, maar niet dat deze saai is. Vérre van dat.
15 jan. 2014 “De kerk mist kippenvel” door Jean-Jaque Suurmond.
Mijn vader zei vroeger wel eens, wat Hitler met de Joden heeft gedaan is natuurlijk niet goed te praten, maar wat Hitler binnen een jaar na zijn aantreden in 1933 als Bondskanselier presteerde is natuurlijk immens geweest. Als redder van Duitsland, werd Hitler als de nieuwe Messias ( jezus) vereerd met name ook door vrouwen.
In het verlengde daarvan wordt dan ook vaak gezegd dat macht een erotiserend werking heeft op vrouwen en niet alleen op vrouwen maar vooral ook op jongeren, zoals wel gebleken is uit het enorme succes van de hitlerjugend .Het kan niet anders of zij vonden Hitler een mysterium tremendum et fascinans – vreeswekkend en fascinerend.
Later kwam ik er achter dat de beroemde Duitse journalist Sebastian Haffner en tegenwoordig historicus Maarten van Rossum zo’n beetje op dezelfde golflengte zaten / zitten als mijn vader 50 jaar gelden.
In dit verband zou ik dan ook iedereen kunnen aanraden het boek “Le sacre et la violence” van Renee Girard te lezen, dat in het Nederlands vertaald is.
De vertaling van de titel van het boek luidt “God en geweld ” . Beiden samen geven volgens mij echter goed weer, dat God heilig is vanwege zijn almacht en dat deze almacht gegrond is in god ’s gewelddadige wraakzucht.
Als Suurmond dus schrijft:”Onweerstaanbaar blijft de huiver voor het heilige ons aantrekken” en het heilige opent een wereld die ons overstijgt en werkelijk zin en betekenis geeft aan ons bestaan” hij geen slecht figuur in de hitlerjugend zou hebben geslagen. Evenals bij Nietzsche gaat het er om groots en meeslepend te leven. Het decadente “menschliche al zu menschliche” en de daarbij behorende slavenmoraal en zijn ressentiment zijn blijkbaar evenals bij Nietzsche aan Jean-Jaques Suurmond niet besteed. Kippenvel dat geeft zin aan het leven.
Leven, echt leven is nooit saai en als de kerk midden in het leven (en de samenleving staat), hoeft het ook nooit saai te zijn. De “vrees voor God” die Suurmond voorspiegelt, past bij een mens die zich nietig voelt in het grote geheel -en wie voelt zich dat niet op z’n tijd- of overdonderd door een bijzondere, indrukwekkende, ervaring. “There is a crack in everything, there’s where the light comes in”, zingt Lennard Cohen. Je bewust te worden van die ervaringen, is een verrijking. Dat de mens altijd weer op zoek is of gaat, heeft misschien te maken met het feit dat God altijd weer op zoek is naar ons mensen, dat de schepping zo in elkaar zit dat dit verlangen nooit helemaal uitgedoofd wordt (…dat vuur dat nooit meer dooft….).