Veel Nederlanders hebben steeds minder vertrouwen in de overheid en de politiek. Nu zou dit met het oog op de boze Fortuyn-stemmer en de sceptische coronaburger misschien oud nieuws lijken, maar dat zou buiten beschouwing laten dat het politiek vertrouwen in Nederland nog zo laag is geweest als nu. Tweederde van de Nederlanders heeft volgens Ipsos-onderzoek uit september 2022 weinig vertrouwen in de politiek, en meer dan 70 procent geen vertrouwen in dit kabinet. Dat terwijl deze percentages een paar jaar geleden nog rond 50 procent lagen, en in coronatijd had zelfs maar 38 procent van de bevolking geen vertrouwen in de politiek of het kabinet. Het wantrouwen is zelfs hoog onder kiezers van coalitiepartijen ChristenUnie en CDA. Kortom, er is iets aan de hand.

Afgehaakt Nederland

Sociaal geograaf Josse de Voogd en sociaaldemocratisch denker René Cuperus hebben eind vorig jaar dit onbehagen in kaart proberen te brengen. Letterlijk, want hun Atlas van afgehaakt Nederland, is een bron van fascinerende geografische kaarten, waar op tal van manieren alle scheidslijnen in Nederland per regio, gemeente en soms zelfs per wijk te vinden zijn. De Voogd en Cuperus spreken zelf van een ‘Afgehaakt Nederland als alarmerend en urgent beeld.’ Hun conclusie hierbij is tweeledig: sociaal en financieel kapitaal zijn opmerkelijk ongelijk verdeeld in Nederland. Maar tegelijkertijd ligt het genuanceerder dan de veelal gehoorde scheidslijn tussen hoog of laag opgeleid, waar de eerste zou profiteren van globalisering en technologische ontwikkeling, en de laatste juist onder druk zou komen staan.

Er zijn regio’s in Nederland waar relatief veel praktisch opgeleiden wonen, maar waar minder burgers ‘afgehaakt’ zijn en op ‘buitenstaanderspartijen’ stemmen (protestpartijen als PVV, FvD, maar ook SP of DENK). Bijvoorbeeld in de Bible belt, waar het vertrouwen in elkaar en de gemeenschapszin hoog zijn, ondanks een lager inkomens- en opleidingsniveau. Tegelijkertijd zijn het wel de voorspelbare gebieden, zoals de periferische randen van het land (bijvoorbeeld Oost Groningen, West-Brabant, Noord – en Midden Limburg) waar het hoogste aandeel mensen woont dat zich wendt tot politieke buitenstaanders. Hoewel de auteurs waarschuwen voor te makkelijke directe oorzaak-gevolgrelaties, zijn het ook, niet heel toevallig, de gebieden met de grootste gezondheidsproblematiek, armoede en werkloosheid.

Afgehaakt nederland atlas boekcover

Een interessante stelling daarbij is dat volgens De Voogd en Cuperus mensen niet per se zelf afhaken. Ze zouden ook als ‘afgehaakt gemaakten’ omschreven kunnen worden. Want als mensen niet meer mee kunnen in een globaliserende ratrace of zich terugtrekken door maatschappelijke achterstelling, is dat niet louter een eigen individuele keuze of verantwoordelijkheid. Het kan ook gezien worden als een falen van het collectief, ons allemaal. Of sterker ingezoomd: van de overheid en politiek, die dit ‘afhaken’ heeft laten gebeuren en er kennelijk te weinig aan heeft gedaan om het vertrouwen van deze burgers te behouden. Of dit nu de directe benadeling betreft zoals bij de kinderopvangtoeslag of het Groningse gas, of een terugtrekkende publieke sector (met name op het platteland): de afhaker is misschien wel de overheid zelf geweest.

Het stille midden

Wat hier aan te doen? Het komt goed uit dat de scheidend SCP-directeur, en daarmee een nationaal sentimentsduider, hier een boekje over heeft geschreven. In Het einde van de BV Nederland probeert Kim Putters zijn inzichten en ervaringen van negen jaar sociaal cultureel planbureau-onderzoek in nauwelijks 100 pagina’s samen te vatten. Dat belooft wat. Immers, Putters schoof herhaaldelijk aan als raadgever bij de formatie, en werd om die reden door de Volkskrant jarenlang betiteld als meest invloedrijke Nederlander. Als kers op de taart werd Putters afgelopen zomer benoemd tot voorzitter van ’s lands meest invloedrijke adviescollege, de Sociaal Economische Raad.

Evenals in zijn eerder verschenen boek Veenbrand (2019), dat ik een paar jaar geleden besprak, maakt Het einde van de BV Nederland helaas de verwachtingen goeddeels niet waar. Putters zat bij uitstek op een plek waar je een holistische blik op het functioneren van Nederland kunt hebben: van zorg tot arbeidsmarkt, van onderwijs tot uitkeringen – alles is onderzocht en wordt ook door Putters in zijn boek belicht. Zijn centrale stelling: de overheid schiet tekort, met name ten aanzien van bepaalde groepen in de bevolking. Hij onderscheidt ruwweg drie segmenten. Een groep met wie het goed gaat, zo’n 35 procent van de bevolking. Hoogopgeleid, een stijgend inkomen, veel sociale contacten en netwerken. De typische D66-stemmer, zeg maar. Die groep is optimistisch en maakt zich weinig zorgen, en daar hoeven we ons ook weinig zorgen over te maken. Interessanter zijn de andere twee. Ten eerste de groep van ongeveer 20 procent – behoorlijk omvangrijk dus – die aan de onderkant bungelt. Werk- en inkomensonzekerheid vertalen zich hier in armoede en schulden. Andere problemen, zoals een slechte gezondheid en een lagere levensverwachting, kleven automatisch aan. Het is de groep die Ron Meyer in zijn De Onmisbaren uitlichtte en gepassioneerd verdedigde: de groep aan de onderkant, die veelal wel het zware werk mag doen, maar daar weinig maatschappelijke waardering voor terugziet.

Een interessante analyse van Putters richt zich op de andere van de drie groepen. Een misschien wel het minst in het oog springende groep: de 40 procent van de Nederlanders die tussen de ‘rijke’ en ‘arme’ groepen inzit. Normaal prima functionerend, maar steeds meer onder druk, zo signaleert Putters: ‘Die groep houdt veel ballen in de lucht (tweeverdieners met vaak hoge hypotheken, kinderopvang, bijles en ook nog mantelzorg biedend), is niet per se ontevreden maar er hoeft maar één ding weg te vallen en het gaat mis’. Het is ook de groep waar Putters, maar ook De Voogd en Cuperus, zien dat hier een verschil gemaakt kan worden tussen een stabiel of instabiel Nederland, een Nederland dat wel of niet richting buitenstaanderspartijen neigt. In de middengroep bevinden zich veel mensen die nog niet gepolariseerd maar eerder afwachtend genuanceerd denken, die op zich niet negatief ten opzichte van de overheid staan, en die normaal gesproken – weliswaar ploeterend – het hoofd boven water zouden moeten kunnen houden. ‘Omarm dit stille midden’, stelt Putters. Deze groep is namelijk niet altijd boos, maar wel onzeker over hun toekomst en de kansen in hun leven.

De oplossing bij de overheid?

Maar dan moet de overheid hier geen steken laat vallen. En dat is volgens Putters wel gebeurd. Onder invloed van new public management is de overheid zich steeds meer als een bedrijf gaan opstellen. Burgers werden klanten, die zich rationeel en als consument zouden opstellen. De overheid zelf zette in op efficiëntie: minder loketten en meer digitale voorzieningen, kostenbeheersing (lees: bezuinigingen) en hiermee simpelweg minder dienstverlening leverend (maar eigen ‘participatie’ van de burger).

Het einde van de bv nederland_boekcover

Daarnaast stelt Putters dat de overheid veelal faalt, niet zozeer omdat ze niet het goed wil doen, maar omdat het beleid slecht georganiseerd is. Putters doelt dan op verkokering tussen beleidsvelden, waardoor iedere dienstverlener vanuit zijn eigen doelstelling naar de burger kijkt, maar niet die burger en zijn probleem zelf centraal stelt. Of dat er teveel vanuit cijfers of hokjes geredeneerd wordt, en dat vervolgens echte ervaringskennis van mensen die het probleem ondervonden hebben, onderschikt is – het verhaal dat bijvoorbeeld  Tim ’S Jongers, directeur van de Wiardi Beckman Stichting, ook gepassioneerd uitdraagt.

Maar wat dan wel? Daar begint het verhaal van Putters toch een beetje te schuren. Putters haalt zijn sociaal contract nog maar eens uit de kast: dat zou er niet meer zijn. Maar hoe en wie hier dan opnieuw aan moeten bijdragen, dat wordt uiteraard weer niet duidelijk. Dat hier bijvoorbeeld een taak ligt voor de rechterzijde van Nederland blijft onbenoemd. Herhaaldelijk krijgt ‘de overheid’ er van langs, maar wie is die overheid eigenlijk? Kijkend naar het scheefgegroeide sociaal contract zie ik vooral veel voorbeelden van typisch (neo)liberaal beleid waarvoor vooral de VVD en het CDA de laatste jaren verantwoordelijk waren. Geen echte vermogensheffingen, relatief weinig structurele extra investering in de publieke sector. En dan maar klagen dat er opeens een bodem onder het sociaal akkoord uitvalt. Maar Putters hoor je er niet over – die richt zijn pijlen liever op allerlei ontkokeringen en andere bestuurskundige oplossingen.

Onbenoemd blijft ook dat armoede of inkomensonzekerheid, die zich voor zowel de inkomens-onderkant als de middengroepen tot onzekerheid leidt, niet een soort fait accompli is. Daar valt natuurlijk gewoon wat aan te doen, te beginnen door de werkgevers, bijvoorbeeld op het gebied van lonen en delen van het gestegen nationaal inkomen. Of door meer herverdeling. Putters schrijft heel wat over verantwoordelijkheid, maar deze aspecten blijven volledig buiten beschouwing. Misschien handig voor een SER-voorzitter, maar in het boek is het hinderlijk dat hij de belangentegenstelling schuwt. ‘Ons sociaal contract is onder druk komen te staan doordat het te lang verengd is tot het sturen op het management van de BV Nederland, die van calculerende burgers uitgaat’, schrijft hij. Daar moge een kern van waarheid inzitten, maar als je dan toch ‘het einde van de BV Nederland’ als titel kiest, dan zou je verwachten dat de auteur ook wat woorden wijdt aan het te lange dienstdoende problematische Nederlandse adagium ‘dat wat goed voor het bedrijfsleven, ook goed voor Nederland is’.

Van welvaartsverdeling (denk aan de dividendbelasting) tot woon-, en energiebeleid: we plukken er nu de wrange vruchten van. Veel van de onzekerheden van de zo door Putters geroemde stille middenklasse, maar ook voor de armste groepen van Nederland, komen juist uit deze belangentegenstelling voort. Die is bij uitstek wél politiek, en wél verbonden met strijd. In tegenstelling tot Putters ‘aansprekend gedeeld verhaal’, implicerend dat de waarheid hier in het midden ligt en waar iedereen met een beetje nuance het wel over eens zou zijn. Te betwijfelen valt bovendien of dit soort ‘gedeelde verhalen’ voldoende zijn om een aantal problemen aan te pakken die zowel urgent zijn als om een ‘ongematigde’ aanpak vragen, zoals klimaat- en natuurbeleid, of energie- en armoedebeleid.

In die zin is het dus veel logischer om in te zetten op een politieke confrontatie dan de op zichzelf best zinnige bestuurlijke aanpassingen die Putters voorstelt (zoals een betere aansluiting van beleid en onderzoek, en het denken vanuit de problemen van de burger). Om het afhaken van burgers te voorkomen, zal diezelfde groep of grotere groepen burgers moeten gaan strijden –  en op zijn minst moeten gaan stemmen op partijen die zowel de publieke sector als de onzekerheden van de middenklasse en de minst bedeelden centraal zetten.

Josse de Voogd en René Cuperus, Atlas van afgehaakt Nederland, 2021, 116 pagina’s, is hier te downloaden.

Kim Putters, Het einde van de BV Nederland.  Over de noodzaak van een verhaal voor onze samenleving, 2022, Prometheus, Amsterdam, 103 pagina’s. ISBN 978 90 446 51539.

Dit artikel is afkomstig uit Tijd & Taak, tijdschrift van de Banning Vereniging.

1517668379959

Twan van Lieshout

Politicoloog

Twan van Lieshout is politicoloog. Hij won in 2018 de Banning Prijs en is redacteur van Tijd en Taak.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.