Velen van ons zijn zo geïndividualiseerd dat we pas tijdens crisismomenten nadenken over wat het leven voor ons betekent. Dikwijls gehoorde waarden zijn ‘zorg voor elkaar’ en ‘samenzijn met familie en vrienden’. Hoewel iedereen het belang hiervan zal beamen, zijn we ondertussen erg druk met onszelf in het leven van alledag. Pas wanneer dit op grove wijze onderbroken wordt, krijgen we de kans om stil te staan. Er wordt tijd geënsceneerd waardoor we kunnen reflecteren. Zo gebeurt er iets bijzonders rondom het overlijden van een dierbare. Het wij-zij denken, of liever het ik-zij denken, maar plaats voor een wij-gevoel. De prominente plaats van sociale banden komt tot uiting, zowel in zorg voor elkaar als in de overbrugging van religieuze en culturele verschillen.
Uitvaarten zijn, net als de samenleving, aan verandering onderhevig. Na een crisis van rituelen in de jaren 60 en een zekere vijandigheid naar ritueel, zagen we vanaf de vroege jaren 90 een overvloed aan ritualiteit. In rituelen rond de dood floreren vrijheid en creativiteit tot op de dag van vandaag, hoewel behoefte aan rituele kaders en patronen weer toeneemt. Gedurende deze decennia is ook de rol van geloof getransformeerd. Zij lijkt zich, gestimuleerd door sociaal-politieke tendensen, te verplaatsen naar het private domein. Simpel gezegd: van kerk naar huiskamer. Rondom het overlijden zien we dit terug. Familie, vrienden en kennissen vormen niet langer een homogene groep met dezelfde religieuze en culturele achtergrond, maar belichamen veeleer hybride vormen van religiositeit. Geloof komt dus op diverse manieren tot uitdrukking onder nabestaanden, maar speelt wel een veelomvattende rol in het persoonlijke leven – ten minste bij het verwerken van verlies en het omgaan met de eigen sterfelijkheid.
Verschillen in culturele en geloofsopvattingen worden in onze samenleving regelmatig uitvergroot. Negatieve beeldvorming over ‘de islam’, ‘de Rooms-katholieke Kerk’ en religie in het algemeen versterkt het wij-zij denken in onze maatschappij. Echter, in mijn onderzoek naar religiositeit en uitvaarten kom ik steeds weer tegen dat dergelijke verschillen worden overbrugd. Er ontstaat collectiviteit door gemeenschappelijke motivaties: het herdenken en afscheid nemen van de overledene. Daarnaast vinden we in het rouwproces van nabestaanden eensgezindheid. Men gaat om met het eigen verdriet én met dat van een ander. Ook zien we collectieve motivaties terug in de kernpositie van hoop, zowel immanent als transcendent. De vraag wordt gesteld wat wij van iemand geleerd hebben en wat wij daarvan meenemen in ons eigen leven. Daarnaast hoopt men dat de overledene het goed heeft. Of we geloven of niet maakt voor de saamhorigheid weinig uit. Discussie en stigmatisering blijven achterwege nu alle ogen dezelfde kant op staan.
Zorg voor elkaar staat dus centraal rond het sterven. Dit betekent echter niet dat verschillen verdwijnen. Ze komen juist bloot te liggen. In de eerste plaats kan het overlijden spreekwoordelijke lijken uit de kast halen en leiden tot familiaire conflicten. Tegelijkertijd creëert dit mogelijkheden voor gesprek. De kast gaat immers open. Het voorbeeld van de drie kinderen illustreert dit. Ten tweede zien we dat culturele en religieuze diversiteit betrokkenen uit hun comfortzone kan halen. Wanneer een afscheid een andere inhoud en vorm krijgt dan je zelf zou wensen of gewend bent, appelleert het aan openheid naar medemensen uit de groep. Dit is niet vanzelfsprekend, maar de situatie nodigt minstens uit om de betekenis van riten voor anderen te zien. Tot slot kan de diversiteit aan achtergronden juist zorgen voor eenheid. In de voorbereiding van het afscheid wordt samen met de familie gezocht naar gedeelde opvattingen. Naar betekenissen en rituele vormen die zij herkennen, die hen troosten, waarin zij zich kunnen onderdompelen. Men probeert recht te doen aan alle aanwezigen. De praxis rondom de dood nodigt zo op velerlei wijze uit tot dialoog.
Kortom: rondom het overlijden van een dierbare gaat men vaak op zoek naar gemeenschappelijke delers. Men streeft naar harmonie op persoonlijk, cultureel en religieus niveau. In het afscheid nemen van de overledene en in het omgaan met het verdriet ontstaan tijdelijke sociale banden die zich organiseren rondom gemeenschappelijke motivaties. Verlies laat de limieten van het eigen leven zien, wat implicaties heeft voor onze waarden en levensdoelen. Zowel de nabestaanden als de overledene worden opgenomen in het collectief, waardoor stabiliteit en continuïteit ontstaan die mensen houvast bieden. Een gezamenlijkheid die we in het leven van alledag wel eens uit het oog verliezen.