Op vrijdag 11 september 2020 vond ‘Evacueer Moria Nu’ plaats in Park Transwijk, Utrecht. Ongeveer zeshonderd mensen verzamelden zich voor een demonstratie tegen het vluchtelingenbeleid. Met de naam ‘Evacueer Moria Nu’ werd aandacht gevraagd voor de situatie van vluchtelingen op het Griekse eiland Lesbos, en werd het vluchtelingen- en grensbeleid van de EU meer in het algemeen, die de condities vormen voor de geëscaleerde situatie in kamp Moria, bekritiseerd. Een van de sprekers was Sahar Shirzad, die ooit samen met haar ouders en zusjes als vluchteling vanuit Afghanistan in Nederland belandde en opgroeide in een dorpje in Friesland. Vandaag de dag runt zij de serie ‘Refugee Millenials’ van het Humanity House in Den Haag.
Shirzad deed iets tijdens haar toespraak dat bij mij tot weken na de demonstratie is blijven hangen. Zij stelde haar toehoorders de vraag: ‘Vinden jullie mij mens genoeg?’ en was niet tevreden met het beleefd luisteren van het publiek alsof het een retorische vraag betrof, maar eiste een antwoord. Ze stak de microfoon in de richting van de toehoorders, die zij luidkeels ‘Ja!’ liet roepen. Ze deed dit later nog een keer: ‘Vinden jullie mij mens genoeg?’ en het publiek antwoorde luid: ‘Ja!’
Ik zweeg, en niet alleen omdat ik in het algemeen moeite heb mijn stem te verheffen tijdens demonstraties, maar ook en vooral omdat ik bezig was te begrijpen met wat er inhoudelijk gebeurde. Het leek een soort performance: in de dialoog tussen Shirzad en het publiek werden de contouren van mens-zijn afgetekend. Waarom stelde Shirzad dit als vraag en poneerde ze niet gewoon de stelling: ik ben mens genoeg! Waarom maakte zij zichzelf, en bij uitbreiding vluchtelingen in het algemeen, afhankelijk van dat collectieve antwoord, dat ook ‘nee’ had kunnen zijn? Moest ik nu als individu mee roepen en bevestigen dat Shirzad, in ieder geval wat mij betreft, heus wel mens genoeg is? Waarom zou dat van mij afhankelijk moeten zijn?
Machtsverhouding
Dit ongemak zette mij aan het denken. Het is niet aan mij om de bedoelingen van Shirzad te duiden, maar wellicht heeft zij juist dit ongemak willen creëren. Wat er in die korte dialoog gebeurde, was een aan de kaak stellen van de machtsverhouding die ten grondslag ligt aan opvattingen over ‘mensheid’ en ‘mens-zijn’. Wie de macht heeft om te bepalen wie al dan niet mens (genoeg) is, en daarbij ook de macht heeft om geopolitieke grenzen af te bakenen en te bewaken, en daarmee de regimes van mobiliteit bepaalt, kan de extreme condities van migratie creëren zoals die nu bestaan aan de grenzen van het welgestelde Europa.[1]
Wat onderdeel is van de politieke en culturele dimensies van de extreme condities waarin migratie vandaag de dag plaatsvindt, zijn dan ook opvattingen over ‘mensheid’ en ‘mens-zijn’. Onlangs betoogden Yolande Jansen en Shahin Nasiri in Trouw dat Europa niet om elk mens geeft, maar vooral om Europese mensen. De huidige situatie aan de grenzen van Europa heeft een lange geschiedenis: in de koloniale praktijk en verbeelding, (ook) ten tijde van de Verlichting en de aanzet tot een mensenrechtenraamwerk, waren de levens van Europese mensen altijd meer waard dan die van anderen. Jansen en Nasiri roepen dan ook op om in ieder geval de twaalfduizend mensen uit het afgebrande kamp Moria op te nemen, wat Europa kan zonder enig probleem, maar we moeten het willen.[2]
Natuurlijk worden opvattingen over ‘mensheid’ en ‘mens-zijn’ fel bediscussieerd door opiniemakers, kunstenaars, schrijvers, onderzoekers en activisten. En net in momenten van verzet vinden soms interessante dynamieken plaats, die hopelijk vele lezers en toeschouwers aan het denken zetten. Wat Shirzad in Park Transwijk deed, was zowel bestaande machtsverhoudingen opnieuw neerzetten, maar ze tegelijkertijd ook bevragen.
In haar recente boek Becoming Human stelt Zakiyyah Iman Jackson [3] dat culturele expressies van zwarte kunstenaars en schrijvers niet zomaar dominante liberale opvattingen over ‘mens-zijn’ bekritiseren op grond van hun uitsluitende mechanismen, maar er andere opvattingen tegenover stellen. Daarmee is kunst en cultuur niet altijd of enkel reactief, maar het kan interessante vernieuwende filosofische en theologische reflecties aandragen. We moeten het alleen wel op die manier willen zien. Jackson argumenteert bovendien dat historische en hedendaagse liberale noties van ‘mens-zijn’, gebaseerd op het Verlichtingsdenken, niet zozeer zwarte mensen hebben uitgesloten of miskend, maar juist wel hebben geïncludeerd.
Deze inclusie was echter gewelddadig, omdat het gebeurde met het oog op, wat Jackson noemt, het ‘plasticeren’ van zwarte/als zwart geconstrueerde mensen. De Engelse term plasticity roept verschillende associaties op. Plasticiteit verwijst naar kneedbaar zijn, naar lichamen of voorwerpen die eindeloos gemodelleerd en veranderd kunnen worden. Met plasticiteit doelt Jackson op de transformaties die zwarte mensen in het liberale denken ondergaan. Met zwarte lichamen wordt op het vlak van taal, maar ook op het vlak van biologische zienswijzen, geëxperimenteerd alsof zij eindeloos te modificeren zijn. Zo werden en worden zwarte mensen naar gelang de situatie gepositioneerd als menselijk van een lagere orde of juist supermenselijk, en soms als sub/super/menselijk tegelijkertijd.
Dit argument over de plasticiteit van zwarte mensen deed mij denken aan de figuur van de vluchteling. Omdat over vluchtelingen vaak wordt gesproken alsof het een natuurverschijnsel is dat ingedamd moet worden, in plaats van dat het reële mensen zijn, refereer ik naar De Vluchteling als een figuur voortkomend uit een combinatie van historische, politieke en culturele factoren en narratieven. De Vluchteling als figuur is ontstaan in de relatie van Europa met (post)koloniale ‘Anderen’, alsook in antizwarte en anti-islam/moslim vertogen. Het valt immers moeilijk te ontkennen dat Vluchtelingen vaak worden verbeeld als ofwel een horde van opportunistische zwarte Afrikanen, ofwel een horde van moslims uit het uiteengereten Midden-Oosten. De weerstand tegen de Vluchteling is dan ook postkoloniaal, antizwart en antimoslim.[4]
Deze amalgaam van relaties en vertogen is een onderdeel van de plasticiteit van de Vluchteling. Een ander aspect van die plasticiteit is dat De Vluchteling ook sub/super/menselijk is. Aan de ene kant wordt De Vluchteling soms bewonderd vanwege uitzonderlijke moed, doorzettingsvermogen en loyaliteit aan het land van aankomst en vestiging: een soort supermens. De keerzijde van deze status is dat het reële individu moeilijk van die verbeelding afkomt en eeuwig bepaald lijkt te worden door het vluchtelingenverhaal alsook de verwachting van eeuwige dankbaarheid van de kant van de ontvangende samenleving. Het boek van Dina Nayeri, The Ungrateful Refugee, is daar getuige van.[5]
In een artikel voor The Guardian bekritiseert Nayeri, ooit met haar moeder en broertje gevlucht uit Iran, het idee dat vluchtelingen altijd een schuld terug te betalen hebben aan de ontvangende samenleving:
Despite a lifetime spent striving to fulfil my own potential, of trying to prove that the west is better for having known me, I cannot accept this way of thinking, this separation of the worthy exile from the unworthy. Civilised people don’t ask for resumes when answering calls from the edge of a grave. It shouldn’t matter what I did after I cleaned myself off and threw away the last of my asylum-seeking clothes. My accomplishments should belong only to me. There should be no question of earning my place, of showing that I was a good bet. My family and I were once humans in danger, and we knocked on the doors of every embassy we came across: the UK, America, Australia, Italy. America answered and so, decades later, I still feel a need to bow down to airport immigration officers simply for saying “Welcome home”. But what America did was a basic human obligation. It is the obligation of every person born in a safer room to open the door when someone in danger knocks. It is your duty to answer us, even if we don’t give you sugary success stories. Even if we remain a bunch of ordinary Iranians, sometimes bitter or confused. [6]
Wanneer op De Vluchteling wordt neergekeken vanwege vermeend opportunisme, onaangepastheid, gewelddadigheid en barbarisme, dan is de figuur gemodificeerd richting een lagere orde van mens-zijn. Het feit dat zowel publieke discussies als Europese en nationale beleidsvorming steeds ook weer onderscheid maken tussen categorieën van vluchtelingen die al dan niet burgerschap ‘verdienen’, illustreert verder de kneedbaarheid van De Vluchteling.
Uitzonderingen worden soms gemaakt voor vluchtelingen met een LGBTQ achtergrond, behorend tot een politieke of religieuze minderheid, vrouwen en minderjarigen/kinderen. De manier waarop reële individuen hun verhaal moeten construeren om aanspraak te maken op de uitzondering is wellicht weer een verdere illustratie van de eindeloze kneedbaarheid van De Vluchteling. Denk aan LGBTQ vluchtelingen of vluchtelingen die bekeerd zijn tot het christendom en die hun ‘homoseksualiteit’ en ‘christen-zijn’ moeten verhalen en bewijzen volgens de maatstaven van de ontvangende samenleving wat betreft seksuele en religieuze identiteit en ervaring. Die maatstaven zijn overigens historisch, cultureel en postkoloniaal gesitueerd, waarbij ‘seksualiteit’ altijd gekoppeld wordt aan een specifiek traject van identiteitsvorming, en ‘religie’ altijd ingevuld wordt volgens de verwachtingen van met name het protestantisme. [7].
In de praktijk kunnen reële individuele vluchtelingen niet of met moeite aan zulke verwachtingen voldoen. De Vluchteling wordt echter paradigmatisch geassocieerd met mannelijkheid, zwartheid en Islam. En zwarte/moslim mannen werden en worden geconstrueerd als de demografische antithese van Europa.
De Vluchteling als supermens
Terug naar Shirzad’s ‘Vinden jullie mij mens genoeg?’ Ondanks het collectieve antwoord ‘Ja!’ moeten we erkennen dat De Vluchteling soms als mens genoeg wordt gezien, en vaak ook niet, en dat dit een lange formatieve geschiedenis kent. Dat politieke en culturele differentiaties maken dat De Vluchteling sub/super/menselijk is. En dat reële jonge mannen aan de grenzen van Europa doorgaans niet worden gezien als degenen die ondersteuning en burgerschap verdienen. Ook Shirzad wees daarop toen ze tijdens haar toespraak de vraag opriep: ‘mogen jonge mannen dan gediscrimineerd worden?’ Daarmee deconstrueerde zij feilloos de figuur van De Vluchteling.
Wat als we in onze opvattingen en beleidsmakerij over vluchtelingen en migranten Nayeri zouden volgen, en zouden zeggen dat:
[A] person’s life is never a bad investment, and so there are no creditors at the door, no debt to repay. Now there’s just the rest of life, the stories left to create, all the messy, greedy, ordinary days that are theirs to squander. [8]
Bovenstaande reflectie spreekt de notie van De Vluchteling als supermens tegen. Waarom, immers, verwachten we van gevestigde vluchtelingen een dankbaar succesverhaal? Waarom mogen zij geen individuele rommelige verhalen en ervaringen creëren, zoals iedere andere burger? Nayeri spreekt ook de notie van De Vluchteling als behorend tot een lagere orde van mens-zijn tegen door te stellen dat het ondersteunen van een individueel mensenleven nooit een slechte investering kan zijn.
Wanneer reële individuen aan de grenzen van Europa in extreme omstandigheden moeten leven, dan wordt die lagere orde van mens-zijn echter wel degelijk gecreëerd. Die orde zegt niets over de vluchtelingen zelf, maar wél over Europese mensen, in wiens naam grenzen worden getrokken en bewaakt.
Bronnen:
1. Yolande Jansen, Robin Celikates & Joost De Bloois (eds.), 2015, The Irregularization of Migration in Contemporary Europe: Detention, Deportation, Drowning. Rowman & Littlefield.
2. Yolande Jansen & Shahin Nasiri, 2020, ‘Levens in Moria Zijn Minder Waard voor Europeanen’, Trouw.
3. Zakiyyah Iman Jackson, 2020, Becoming Human: Matter and Meaning in an Antiblack World, New York University Press.
4. Zie voor de link tussen het idee van de vluchtelingencrisis en religie (in dit geval de discursieve associatie van ‘vluchteling’ met ‘islam’: Erin K. Wilson & Luca Mavelli, 2017, ‘The Refugee Crisis and Religion: Beyond Conceptual and Physical Boundaries’, in: Luca Mavelli & Erin K. Wilson (eds.), The Refugee Crisis and Religion: Secularism, Security and Hospitality in Question, Rowman & Littlefield
5. Dina Nayeri, 2019, The Ungrateful Refugee: What Immigrants Never Tell You. Canongate Books.
6. Dina Nayeri, 2017, ‘The Ungrateful Refugee: ‘We Have No Debt to Repay’, the Guardian, https://www.theguardian.com/world/2017/apr/04/dina-nayeri-ungrateful-refugee.
7. Eric Fassin & Manuela Salcedo, 2015, ‘Becoming Gay? Immigration Policies and the Truth of Sexual Identity’, Archives of Sexual Behavior, 44: 1117–1125; David Chidester, 2014, Empire of Religion: Imperialism and Comparative Religion, The University of Chicago Press.
8. Dina Nayeri, 2017, ‘The Ungrateful Refugee: ‘We Have No Debt to Repay’, the Guardian, https://www.theguardian.com/world/2017/apr/04/dina-nayeri-ungrateful-refugee
Dit essay verscheen oorspronkelijk op 7 oktober 2020 en is opnieuw gepubliceerd in het kader van de Nieuw Wij Winterherhalingen.
mooi, interessant artikel, dank!
ik hou het in mijn achterhoofd voor een dialoog over vluchtelingen, migranten en mensenrechten bij Amnesty.